166
WOENSDAG 14 AUGUSTUS 1907.
Dan zou de discussie over het nieuwe voorstel van Burg.
en Weth. vruchtbaarder zijn en zouden wij precies weten
waar wij aan toe zijn, terwijl tevens zou kunnen blijken of
wij niet beter zouden doen met terug te komen op het in
de vorige vergadering genomen besluit en een nieuwe school
'te bouwen.
Dit is de reden welke ons noopte dit voorstel in te dienen.
Het voorstel van de heeren Fokker en Sijtsma wordt onder
steund door den heer Vergouwen en komt mitsdien in be
raadslaging.
De Voorzitter. Ik wensch met een enkel woord toe te lichten
waarom Burg. en Weth. er prijs op stellen dat de behande
ling van dit voorstel thans plaats heeft en dat de Raad het
verwerpt.
De heer Fokker is er voor uitgekomen, dat hij wil dat de
Raad terugkome op een vroeger genomen besluit. Dat is het
inderdaad wat het voorstel wil. In de vergadering van 18
Juli j.l. is door iden Raad na ampele discussie met op 2 na
algemeene stemmen besloten de verbouwing der openbare
lagere school aan de Oude Vest te doen plaats hebben over
eenkomstig de plannen van Burg. en Weth., later nog defi
nitief in den Raad te brengenterwijl men de plannen van
Burg. en Weth. aangaande de verbouwing der andere scholen
aan de orde wilde gesteld zien bij dé begrooting. Immers,
ik heb toen uitdrukkelijk gezegd het de gewoonte is bij de
behandeling der begrooting van gedachten te wisselen over
het onderwijs. Als er één onderwerp is, dat zich leent tot
een behandeling in het verslag over de begrooting en in de
Memorie van Antwoord daarop, dan is het wel de voorziening
in het gebrek aan plaatsruimte op de 2 scholen, waarvan
nu sprake is.
Na die toelichting heeft de Raad met op 2 na algemeene
stemmen aangenomen het voorstel van Burg. en Weth., om
de school van den heer de Hondt te verbouwenaangezien
daartoe urgentie bestond. Daarmede is derhalve beslist dat
van Burg. en Weth. op dit oogenblik en ook zelfs vóór zou
worden begonnen, geen opening van zaken en geen plannen
te wachten waren omtrent de voorziening in het gebrek aan
plaatsruimte op de overige scholen.
Nu wil men hierop terugkomen en wenscht men dat Burg.
en Weth., in plaats dat overgegaan wordt tot verbouwing
der school aan de Oude Vest, weder mededeeling van plannen
doen omtrent de verbouwing van andere scholen. Ik noem
dat reageeren tegen een in de vorige vergadering met over
groote meerderheid genomen besluit, waarvoor in de gegeven
omstandigheden geen plaats is. Het getuigt ook niet van
welwillendheid tegenover Burg. en Weth. Waar die eenmaal
er nadrukkelijk op gewezen hebben dat voor de bespreking
dezer zaak de behandeling der begrooting de aangewezen
tijd is, gaat het niet aan nu nog eens te vragen dat, eer
de plannen voor deze school in den Raad komendaarvoor
een ander tijdstip worde aangewezen.
Ik geef derhalve den Raad in overweging het voorstel niet
aan te nemen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik meen dat men te ver gaat
als men ons van onwelwillendheid beschuldigt jegens Burg.
en Weth., omdat u verklaard heeft dat deze zaak het best
bij de begrooting besproken kan worden en wij thans een
poging doen haar opnieuw vóór de begrooting te behandelen.
Men maakt zich toch niet aan onwelwillendheid schuldig
door zich de vrijheid te veroorloven er een andere meening
op na te houden dan u, mijnheer de Voorzitter? Dat is m. i.
volstrekt geen bewijs van onwelwillendheid en het is afge
scheiden daarvan ook allerminst als zoodanig bedoeld.
Burg. en Weth. achten het het beste deze zaak bij de be
grooting te bespreken, maar wanneer wij vóóraf over de de
finitieve plannen der verbouwing van de school een beslissing
genomen hebben, dan is er bij de begrooting geen gelegen
heid meer daarop terug te komen. Vandaar dat, hoe eerder
deze zaak wordt behandeld, hoe aangenamer het ons zal zijn.
Ik verschil met den Voorzitter van opinie omtrent de
vraag, of de begrooting de geschikte gelegenheid biedt om
dergelijke ingrijpende zaak te behandelen. Wij weten allen,
hoe het bij de begrooting gaat. Men zet zich met groote op
gewektheid aan den arbeid. Wanneer het later op den dag
wordt en vooral in de avondvergadering, worden de monden
van verschillende sprekers spoedig gesnoerd door de blikken
die op hen gericht worden en vaak moet men dan ook
hooren dat de leden er genoeg van hebben. De begrooting is
niet de aangewezen gelegenheid om een zaak au fond te be
handelen. Voor een gewichtig onderwerp als dit, moet men
eens een afzonderlijken middag nemen, zoodat wij er op ons
gemak over kunnen praten. Wanneer alles verschoven wordt
naar de begrooting, dan wordt deze een kapstok, waaraan
alle zaken worden opgehangen? Het gevolg is dan, dat de
behandeling ook van gewichtige zaken niet tot haar recht
komt.
Het is zeer goed mogelijk dat per slot van rekening de
Raad, wanneer Burg. en Weth. mochten komen met defini
tieve plannen om te voorzien in het plaatsgebrek op andere
scholen, ziende wat daaraan zal moeten worden .ten koste
gelegd, zal zeggen: het ware toch maar beter niet te ver
bouwen maar een nieuwe school te stichten.
Het is daarom meer in het belang der gemeente dat wij
eerst de zaak au fond bekijken en haar niet reeds dadelijk
als afgedaan beschouwen.
De Voorzitter. De heer Fokker vergeet geheel dat de Raad
in de vorige vergadering met op 2 na algemeene stemmen
heeft te kennen gegevendat hij deze verbouwing wenscht.
Waarom zou men thans den Raad op het toen met over-
groote meerderheid van stemmen genomen besluit willen doen
terugkomen? Daargelaten dat ten aanzien van Burg. en Weth.
de welwillendheid niet betracht wordt, meen ik dat het niet
getuigt van deferentie tegenover zijne medeleden als men zoo
spoedig den Raad tracht te doen terugkomen op een met
overgroote meerderheid van stemmen genomen besluit.
In het reglement van orde voor de vergaderingen van Burg.
en Weth. is bepaald, dat in de volgende vergadering niet
een besluit mag worden genomen waarbij wordt teruggekomen
op een in de daaraan voorafgaande vergadering genomen be
sluit. Dergelijke bepaling is zeer gewenscht en rationeel,
maar vindt in de Gemeentewet geen plaats. De adat brengt
echter mede dat, als eenmaal met overgroote meerderheid
een besluit genomen is, men niet in de volgende vergadering
tracht den Raad daarop te doen terug komen.
Ik geef den Raad in overweging, èn met het oog op de
door Burg. en Weth. gedane toezeggingen èn met het oog
op het in de vorige vergadering met overgroote meerderheid
van stemmen genomen besluit, het voorstel niet aan te nemen.
De heer Fokker zegt: bij de behandeling der begrooting is
men niet geneigd breede betoogen aan te hooren; daarbij
komt zooveel ter sprake en velen verlangen dan naar het
eind der discussiën; daarom is de behandeling der begrooting
niet de geschikte gelegenheid om te spreken over dergelijke
onderwijszaak.
Toen ik sprak over de begrootingsperiode, bedoelde ik niet
zoozeer de mondelinge dan wel de schriftelijke behandeling
der begrooting. Het sectieverslag en de daarop ingediende
Memorie van Antwoord zijn de plaats waar dergelijke zaak
het best kan behandeld worden.
Ik blijf er daarom bij, dat het wenschelijk is thans van
Burg. en Weth. geen opening van zaken in deze te vragen,
maar de bespreking uit te stellen tot het sectieonderzoek der
begrooting.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van de heeren Fokker en Sijtsma wordt in
stemming gebracht en verworpen met 20 tegen 4 stemmen.
Tegen stemmen de heeren: Stigter, Hasselbach, Reimerin-
ger, Meuleman, van Hamel, Eerstens, Korevaar, Zwiers,
de Goeje, Roem, de Vries, Juta, A. Mulder, Timp, Aal-
berse, Driessen, Zaalberg, van Tol, Le Poole en Bosch.
Voor stemmen de heeren: Vergouwen, Sijtsma, van Gruting
en Fokker.
De Voorzitter. Ik geef thans het woord aan den heer
Fokker als eersten onderteekenaar tot toelichting van het
door hem en den heer Sijtsma ingediend voorstel tot de
benoeming eener commissie uit den Raad, bestaande uit
5 leden,
aan die commissie op te dragen het instellen van een onder
zoek naar den arbeidstijd, er) de verdeeling van den arbeidstijd
over de uren van den dag en den nacht, van de personen,
werkzaam in winkels en magazijnen,
die commissie uit te noodigen. de resultaten van haar onder
zoek in een rapport aan den Raad neer te leggen en haai
de vrijheid te gevenden Raad zoodanige voorstellen te doen,
als waartoe hare bevindingen haar aanleiding zullen geven,
ter bestrijding der kosten van dit onderzoek een bedrag van
f 150.ter beschikking der commissie te stellen.
De heer Fokker. Ik neem met eenige vrees het woord, want
ik ben bang, dat ons hetzelfde zal tegengeworpen worden als
straks, n.l. dat wij getuigenis geven van weinig deferentie
voor den Raad door een zaak, welke onlangs door den Raad
is behandeld, thans opnieuw ter sprake te brengen. Ik meen
toch de vrijheid te mogen vinden het voorstel te handhaven
en het nog in het kort te verdedigen.
Toen hier indertijd het verzoek van Leidens Belang aan
de orde was, is er gezegd dat men niet voldoende overtuigd
was van de noodzakelijkheid van vervroegde winkelsluiting
en dat de meerderheid der belanghebbenden vervroegde
winkelsluiting niet wenschte. Wel is door de Kamer van
Arbeid voor de winkel- en de grossiersbedrijven een onder
zoek ingesteld, dat echter niet zoo volledig kon zijn als dat,
hetwelk een Raadscommissie zou kunnen instellen.