162
WOENSDAG 14 AUGUSTUS 1907.
3°. Bezwaarschriften van verschillende personen tegen
hunnen aanslag in de plaatselijke directe belasting, dienst 1907.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
4°. Rekening, dienst 1906, van het H. G. of Arme Wees-
en Kinderhuis.
Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
5° Verzoek van de maatschappij van Nijverheid, departement
Leiden, om toekenning van een subsidie van ƒ1500voor
eens, in de kosten der te houden tentoonstelling van elec-
triciteit in ambacht en woning, en om opgave van den prijs
tegen welken electrische energie en gas kan worden geleverd.
Dit stuk luidt als volgt
Aan de Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het Bestuur
van de Maatschappij van Nijverheid Departement Leiden
dat het bij de nadere uitwerking van de plannen voor de
tentoonstelling van Electriciteit in Ambacht en Woning in
de tweede helft van October alhier te houdentot de over
tuiging gekomen is dat, wil men dooi' het verschaffen van
gepaste attracties een voortdurenden stroom van bezoekers
naar de tentoonstelling leiden, de voor deze tentoonstelling
beschikbare gelden niet voldoende zullen zijn, zoodat er nog
een ongedekt nadeelig saldo van f 1500.dreigt open te
blijven;
dat het bestuur voornoemd meent dat het ook in het belang
der gemeente Leiden zal zijn een zoo groot mogelijk getal
bezoekers naar deze tentoonstelling te trekken;
dat verder het noodig is gebleken aan de exposanten gratis
stroomlevering te verzekeren terwijl ook de verlichting en
verwarming met gas niet gemist kan worden;
weshalve het bestuur voornoemd de vrijheid neemt Uw ge
acht College eerbiedig te verzoeken voor deze tentoonstelling
eene subsidie van f 1500.in eens te willen toestaan en
tevens wel te willen opgeven tegen welken minimum prijs
electrische energie en gas aan het bestuur voornoemd zou
kunnen berekend worden.
Hetwelk doende, enz. v
J. Hartevelt Az., Voorzitter.
E. L. Th. Hoogenstraaten, Secretaris.
Leiden, 10 Augustus 1907.
6°. Adhaesiebetuiging van den Leidschen Bestuurdersbond,
namens een 17 tal bij dien bond aangesloten vereenigingen,
aan het verzoek van de Timmerliedenvereeniging «Vooruit",
afd. Leiden van den Alg. Ned. Timmerliedenbond, om over
te gaan tot de oprichting van een fonds voor het toekennen
van een bijslag op de door de vakvereeniging uit te keeren
werkloozen-ondersteuning.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
7°. Voorstel van de heeren Fokker en Sijtsma om Burg.
en W7eth. uit te noodigen vóór de indiening der definitieve
plannen tot verbouwing der school aan de Oude Vest, aan
den Raad mededeeling te doen omtrent hun voornemen ten
aanzien van de voorziening in het gebrek aan plaatsruimte
op de andere scholen der 2e klasse.
Dit stuk luidt als volgt:
De ondergeteekenden hebben de eer den Raad voor te stellen
te besluiten:
Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, vóór dé
indiening der definitieve plannen voor de verbouwing der O. L.
School aan de Oude Vest, aan den Raad mededeeling te doen
van hunne voornemens ten aanzien van de voorziening in het
gebrek aan plaatsruimte op de overige O. L. Scholen der 2e
klasse, met overlegging eener raming van kosten.
Fokker.
K. Sijtsma.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Leiden 13 Augustus 1907.
De Voorzitter. In het belang van een goeden gang der
zaken zal ik, na afloop der behandeling van de agenda, de
voorstellers in de gelegenheid stellen hun voorstel kortelijk
toe te lichten en tevens vragen of het voorstel ondersteund
wordt, aangezien het, om in behandeling te kunnen komen,
alsnog de ondersteuning van één lid behoeft.
8°. Voorstel van de heeren Fokker en Sijtsma om aan een
Raadscommissie op te dragen het instellen van een onder
zoek naar, en de verdeeling van den arbeidstijd van personen,
werkzaam in winkels en magazijnen, en daarvan aan den Raad
rapport uit te brengen en zoo noodig voorstellen te doen.
Dit stuk luidt als volgt:
De ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen dat de
Raad besluite
tot de benoeming eener commissie uit zijn midden, bestaande
uit 5 leden,
aan die commissie op te dragen het instellen van een onder
zoek naar den arbeidstijd, en de verdeeling van den arbeidstijd
over de uren van den dag en den nacht, van de personen,
werkzaam in winkels en magazijnen,
die commissie uit te noodigende resultaten van haar onder
zoek in een rapport aan den Raad neer te leggen en haar
de vrijheid te geven, den Raad zoodanige voorstellen te doen,
als waartoe hare bevindingen haar aanleiding zullen geven,
ter bestrijding der kosten van dit onderzoek een bedrag van
f 150.ter beschikking der commissie te stellen.
Fokker.
K. Sijtsma.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Leiden 13 Augustus 1907.
De Voorzitter. Ook ten aanzien van dit voorstel stel ik
mij voor na afloop van de agenda aan de voorstellers het
woord te verleenen ter toelichting.
De Voorzitter deelt alsnog mede:
dat verschenen is de 3e afd. van den Catalogus van de
prentverzameling der gemeente Leiden, waarvan voor de leden,
die het verlangen, een exemplaar beschikbaar wordt gesteld.
De Voorzitter. Ten slotte heb ik den Raad nog mede
deeling te doen van den volgenden ingekomen brief:
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Ondergeteekenden hebben de eer U mede te deelen, dat
zij ontslag nemen als lid der Commissie van het Openbaar
Slachthuis, op grond van gemis aan behoorlijke samenwer
king met het College van Burg. en Weth. en omdat zij niet
mede aansprakelijk wenschen te worden gesteld voor het
ontslag, waarmede een ambtenaar aan het Openbaar Slacht
huis wordt bedreigd.
K. Sijtsma.
D. van Gruting.
Leiden, 14 Augustus 4907.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wensch een gedeelte van dit
schrijven thans mondeling toe te lichten.
Art. 7 der verordening, regelende het beheer van het Open
baar Slachthuis enz., bepaalt o.m., dat Burg. en Weth. in
zake voordrachten tot schorsing en ontslag der desbetreffende
ambtenaren vooraf het advies inwinnen van de Commissie
van bijstand voor het Openbaar Slachthuis. Nu hadden de
heer van Gruting en ik alle reden om te vermoeden dat al
dus in een zeer recent geval niet gehandeld is en dat Burg.
en Weth. in een zaak, welke misschien beter straks in een
geheime vergadering ter sprake kan komen, een beslissing
genomen hebben, vóór die Commissie advies had uitgebracht.
De zaak zit nu aldus.
Donderdag, 1 Augustus j.l., ontving ik een oproeping tot
een spoedeischende vergadering van de Commissie van bij
stand voor het Openbaar Slachthuis. Het is de gewoonte dat
vooraf de rapporten betreffende de te behandelen onder
werpen ter onzer kennis gebracht worden, maar ditmaal is
het niet geschied. Wanneer het een zaak van weinig belang
betreft, dan is het misschien niet zoo noodig, maar in dit ge
val had ik eenig vermoeden, dat het een ambtenaar zou
gelden, omdat wij wisten dat een der ambtenaren iets boven
het hoofd hing.
Toen ik dan Vrijdagavond ter vergadering kwam, werd mij
een zeer groot rapport ter hand gesteld, hetwelk inhield, dat
de directeur van het Openbaar Slachthuis een ambtenaar tot
ontslag voordroeg. Hoewel ik dat groote, gewichtige rapport,
waarin een lange reeks van bezwaren worden aangevoerd, op dat
oogenblik moeilijk goed kon begrijpen en mij een oordeel daar
over vormen, zag ik toch onmiddellijk in, dat die straf veel
te zwaar was. Ik heb dat niet voor mij gehouden en wij
hebben er ampel over gediscussieerd. Toen is mij bij monde
van den voorzitter der Commissie medegedeeldde zaak is
reeds bij Burg. en Weth. geweest en die denken er geheel
anders over. De secretaris zeide mijge kunt er tegen praten
wat ge wilt, maar Burg. en Weth. zullen hem toch ontslaan.
Nu weet ik wel, dat die verklaring op zich zelve geen waarde
heeft, maar voor mij had het toch in zooverre waarde, dat
de secretaris, toen ter tijd loco-secretaris van de gemeente,
wist wat in de kamer van Burg. en Weth. was verhandeld,
en hij zal dat gevoelen dan ook wel niet uit zijn duim ge
zogen hebben.
De heer van Gruting was door drukke bezigheden ver
hinderd ter vergadering te komen. Had hij echter geweten
dat het een zoo gewichtige zaak gold, dan zou hij wellicht
een middel hebben kunnen vinden om wel te komen. Ik ben
den heer van Gruting toen de zaak gaan vertellen en hij