DONDERDAG 6 JUNI 1907.
135
eenmaal over den hond zijn, ook over den staart kwamen, en
zeiden: wij nemen het amendement over. Willen zij dat
niet de heer Juta schudt het hoofd dan zou ik den
Raad ernstig in overweging geven het amendement aan te
nemen.
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een punt, van beraadslaging uit.
De heer Zwiers. M. d. V. Wanneer ik hier over het amen
dement een enkel woord zeg, is dat in verhand met de toe
lichting, die Burg. en Weth. op hlz. 91 zelf bij hun voorstel
geven. Het scheen mij in het begin toe, dat ik met het voor
stel van Burg. en Weth in 't geheel niet mee kon gaan, maar
wel beschouwd, is het mij gebleken, scheen het mij althans
toe, dat er in die toelichting een kleine leemte is, die, naar
ik vrees, ook aan de heeren Sijtsma en Witmans ontgaan
zal zijn.
Wanneer wij het Gemeenteverslag over 1905, het laatste
dat in druk verschenen is, nagaan, zien wij, dat de brug
wachters 2de klasse op één uitzondering na (een man, die nog
maar sinds kort tijdelijk in dienst was), een uniformloon hadden
van 495,80. Nu stellen Burg. en Weth. voor, om het
aanvangssalaris van de brugwachters 2de klasse te brengen
op 500.-—, met twee verhoogingen, telkens na vijf jaar, van
25Toen ik over de kosten van die loonsverhooging aan
het cijferen ging, kon ik niet tot het bedrag komen van
1519.80, waarvan Burg. en Weth. becijferen, dat het in
het eerste dienstjaar noodig zal zijn Wanneer ik echter aan
nam, dat Burg. en Weth. hun voorstel beschouwen als hebbende
terugwerkende kracht, zoodat degenen, die al vijf jaar in dienst
zijn, niet beginnen met ƒ500.maar direct met 525.en
degenen, die 10 jaar in dienst zijn met ƒ550,— dan kwam
ik tot een bedrag van 1500 en eenige guldens. Ik kwam niet
preciesv tot overeenstemming met Burg. en Weth., omdat mij
de juiste opgaven van het laatste oogenblik ontbreken; de
mijne golden naluurlijk voor het begin van 1906.
In de eerste plaats wensch ik nu aan Burg. en Weth. te
vragen, of mijn vermoeden juist is, dat het geven van terug
werkende kracht aan de door hen voorgestelde regeling ook
in hun bedoeling lag. Daaraan wensch ik, ten tweede, de
vraag te verbinden, of ook jaren, die in tijdelijken dienst
doorgebracht zijn, voor deze regeling als dienstjaren zullen
meetellen, iets dat ik "gaarne zou wenschen.
Wat het amendement in het bijzonder aangaat, de heer
Sijtsma wees er bij zijn motiveering herhaaldelijk en met
nadruk op, dat de heele verhooging, door Burg. en Weth.
voorgesteld, slechts neer zou komen op 4.20 per jaar.
Komt echter, wat ik wel vertrouw, mijn opvatting over
een met de bedoeling van Burg. en Weth., dan zou de
voorstelling van den heer Sijtsma minder juist zijn. Het mag
dan voor een enkele geldenmaar niet voor het gros,
De heer Sijtsma. Het is ook voor een enkele.
De heer Zwiersvoor sommigen zou het dadelijk ƒ29.20
bedragen, en voor ouderén 54.20 per jaar.
De Voorzitter. Ik wensch op de vraag van den vorigen
spreker te antwoorden, dat zijn berekening volkomen juist is. De
brugwachters 2de klas, die 5 jaar in dienst zijn, zullen on
middellijk een salaris van 525.ontvangen en die 10
jaar werkzaam zijn geweest ƒ550.terwijl ook de tijdelijke
dienst zal meerekenen.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou het amendement van den
heer Sijtsma met een enkel woord willen ondersteunen. U,
mijnheer de Voorzitter, heeft het financieele bezwaar geopperd,
dat bij aanneming van dat amendement de brugwachters
375.extra aan de gemeente meer zullen kosten, maar ik
geloof, dat wij dat bezwaar nu niet al te zeer moeten laten
gelden. Wij hebben zoo pas 300 gevoteerd om gasfabrikanten
te ontvangen, ik denk, dat daar een glas champagne van zal
gedronken worden, wat ik op zich zelf niet zoo verschrikkelijk
vind, maar ik geloof niet, dat dat geld nu zóó vreeselijk
nuttig zal besteed worden. En voor deze voordracht werd
ingediend, is er onlangs door U nog op gewezen, dat de
kolenprijzen hooger worden, zoodat ik zou meenen, dat het
bedrag minder gemakkelijk uit de opbrengst van de gasfabriek
te vinden is. En nu ben ik van oordeel, dat, wanneer wij
eenige huisgezinnen vijfentwintig gulden op een heel jaar
meer kunnen geven, waarmede loon gegeven wordt aan men-
schendie bij de gemeente in dienst zijnen uitsluitend in
gemeentedienst hun brood moeten verdienen, wij tegen die
375.niet zoo hoog op moeten zien.
De Raad beeft pas een antecedent gegeven door het toe
staan van die ƒ300.— zoodat wij die f375.ook wel kun
nen voteeren.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wilde nog slechts een enkel
woord zeggen. Ik wilde n.l. den heer Zwiers zeggen, dat wij
goed hebben begrepen, dat de mensehen, die thans reeds tien
of vijf jaar in dienst zijn, het bedrag, dat hun toekomt met
de eerste verhooging zullen krijgen. Sommigen krijgen dus
reeds 25.meer. Maar de regeling geldt niet alleen voor
het oogenblik, maar ook voor de toekomst. Wanneer een nieuwe
brugwachter wordt aangesteld, ontvangt hij niet 500.maar
525.salaris. Dat is het, wat wij beoogen.
De heer Zwiers. M. d. V. Vóór we gaan stemmen, wensch
ik duidelijkheidshalve nog even te vragen: is dit voorstel
enkel een uitbreiding van dat van Burg. en Weth., of wenschen
de heeren Sijtsma en Witmans er ook de derde verhooging bij
Is die vervallen?
De Voorzitter. Het amendement is duidelijk genoeg. De
heeren Sijtsma en Witmans willen het aanvangssalaris stellen
op ƒ525.dus 25.hooger, en daarna 2 verhoogingen
geven van 25.—, elk na 5 jaar.
De heer Witmans. M. d. V. Het eenig verschil is, dat zij
nu na 10 jaar evenveel krijgen, als wanneer het voorstel van
Burg. en Weth. wordt aangenomen na 15 jaar.
De beraadslaging wordt gesloten,
Het amendement van de heeren Witmans en Sijtsma wordt
in stemming gebracht en inet 15 tegen 11 stemmen aan
genomen.
Voor stemmen de heeren: van der Eist, Witmans, Bosch,
van Gruting, Fokker, Stigter, A. Mulder, Timp, de Boer,
Reimeringer, Zaalberg, Zwiers, Sijtsma, Bots en van Tol.
Tegen stemmen de heerenMeuleman, Le Poolë, P. J. Mulder,
van der Lip, Hasselbach, van Hamel, Kerstens, Driessen,
Fockema Andreae, Vergouwen en Juta.
(De heer Korevaar had inmiddels de vergadering verlaten).
De Voorzitter. Trekt de heer Vergouwen nu zijn amen
dement in?
De heer Vergouwen. Ja, mijnheer de Voorzitter!
Het oorspronkelijk voorstel van Burg. en Weth. aldus
geamendeerd wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XLI. Verzoek van A. D. Vijgh e. a om beschikbaarstelling
van gelden voor de demping van het Rapenburg.
(Zie Ing. St. N°. 158
De heer Fockema Andreae. Wanneer niemand anders het
woord vraagt, wil ik een enkel woord zeggen, echter niet,
omdat ik het voorstel van Burg. en Weth. wil bestrijden.
Ik zou den moed niet hebben om te stemmen voor de in
williging van het verzoek, het komt mij voor, dat inder
daad een paar van de argumenten om het niet in t.e
willigen afdoende zijn. Drie van de argumenten, vooreerst de
groote kosten, die wij op het oogenblik niet op ons moeten
nemen, in de tweede plaats de vrees voor het vochtig worden
van de huizen, en in de derde plaats de omstandigheid, waar
reeds de heer van Dissel op gewezen heeft, nl. dat de toe
stand onhoudbaar wordt, daar waar de loozing komt van het
groote riool, dat door het Rapenburg zal loopen.
Ik geloof, dat niet alle argumenten, die door Burg. en
Weth. aangevoerd zijn, van evenveel kracht zijn. Aan vanda
lisme bij de demping, moet ik erkennen, geloof ik niet, ook
niet aan het direct afsterven van de boomen. Wanneer die
boomen moesten vervangen worden, zou tijdelijk, totdat de
nieuwe boomen groot waren, het Rapenburg zijn karakter
verliezen, maar zoolang het mogelijk bleef de straat verdeeld
te houden in drie strooken naast elkaar, gescheiden door die
groote boomen, geloof ik niet, dat het vandalisme zoo groot
zou zijn. Aan het bezwaar, dat het Rapenburg zijn antiek
karakter zou verliezen, hecht ik niet zooveel, omdat hier en
daar dat karakter door het aanbrengen van spiegelruiten enz.
toch al verdwenen is.
Waar ik echter speciaal een woord over wilde zeggen,
mijnheer de Voorzitter, is het volgende. Ik wensch uiting te
geven aan den schrik, die mij bevangen beeft. Ik had nooit
gedacht over de vraag, wat er gebeuren zou, wanneer er
eens brand kwam op het Rapenburg, nu staat in de
stukken betreffende de aan de orde zijnde kwestie, m. a. w.
dat men geen brandkranen op het Rapenburg heeft en die
ook niet noodig heeft, wanneer het Rapenburg niet gedempt
wordt.
Ik geef echter een ieder te overdenken, wanneer er brand
kwam in een huis op het Rapenburg en deze werd ge-
bluscht met dat dikke, stinkende riool vocht, dat in het Ra
penburg ligt, in hoeveel tijd de bewoner dan niet in zijn
huis zou durven komen.
Nu zou ik dus naar aanleiding hiervan wel in overweging
willen geven, om het Rapenburg niet te beschouwen als een,
ik durf niet te zeggen, water, maar toch een verzameling
van vocht, geschikt om er een brand mede te blusschen Ik
zou in overweging willen geven, om op deze gracht en op