DONDERDAG 6 JUNI 1907.
133
nog nooit voorgedaan. Het gevaar, dat zich in de toekomst zal
voordoen, acht ik dus, zou ik haast zeggen, bijna nul.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Het komt mij voor,
dat de kritiek van den heer Fokker volkomen onjuist is.
Wanneer aan den Directeur bij verordening wordt opgelegd
de verplichting om de bevelen van de Commissarissen te
volgenkan hij zich toch altijd verantwoorden voor alles wat
hij overeenkomstig die bevelen heeft gedaan, door te zeggen
ik was volgens de verordening van den Raad verplicht, dat
te doen. Daarmede is hij verantwoord.
Ik zeg dat als President van de Commissie voor de Huishou
delijke Verordeningen, omdat ik mij zou schamen, wanneer
ons een dergelijke fout als de heer Fokker hierin meent te
zien, was ontgaan. Ik zie die fout er inderdaad niet in.
De Voorzitter. Kan de heer Fokker zich bij de gegeven
uitlegging neerleggen?
De heer Fokker. Ja, mijnheer de Voorzitter.
Art. 1 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artt. 2 t/m 14 worden zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 15 luidende:
Hij mag geen betrekking aanvaarden of werkzaamheid op
zich nemen, waaraan bezoldiging of geldelijk voordeel ver
bonden is, zonder machtiging van Commissarissen, noch eenige
andere welke naar het oordeel van Commissarissen aan de
waarneming van zijn ambt in den weg staat.
Hij neemt noch rechtstreeks, noch zijdelings deel aan werken
en leveranties voor de gemeente."
De heer Bosch. M. d. V. Bij dit artikel, evenals bij de
artikelen van ongeveer dezelfde strekking voor den boekhou
der en den adjunct-directeur, is bij mij de vraag opgekomen,
of het hier niet al te zeer vrijgevig staat, dat door deze per
sonen betrekkingen of werkzaamheden zouden mogen worden
waargenomen, wanneer Commissarissen hen daartoe machti
gen, terwijl dat in den regel voor ambtenaren en werklieden
niet wordt toegelaten. Zou het niet beter zijn, als hier b.v.
stond, dat het slechts bij hooge uitzondering kan worden
toegelaten, want ik begrijp, dat de directeur ergens geroepen
zou kunnen worden, om van advies te dienen en dan zou
het toch niet aangaan, hem te zeggenDat moogt gij niet
doen. Er moet dus een zekere vrijheid zijn. hem daartoe in
de gelegenheid te stellen. Maar is die vrijheid hier niet wat
tè onbeperkt? Wanneer U mij verzekert, dat de bedoeling
is, dat het voor al deze personen slechts' bij hooge uitzonde
ring zal worden toegelaten, dan zal ik mij daarbij neerleggen
en geen voorstel doen.
De Voorzitter. Ik maak U opmerkzaam, dat in den aan
hef van het artikel staat, dat de Directeur geen betrekking
mag aanvaarden, of werkzaamheden op zich nemen, en dat
daarop volgt, dat er een uitzondering mogelijk is, wanneer
n.l. Commissarissen, enz. Daaruit blijkt wel eenigszins, dat
het een uitzondering moet blijven. De ondervinding leert
ten minste heeft mij geleerd dat de directeur er een
zeer bescheiden gebruik van maakt. Zijn technische kennis
wordt soms gevraagd bij een kleine gemeente en dan zou
het natuurlijk onheusch zijn, en naar mijn bescheiden
meening ook niet te rechtvaardigen om hem te weigeren,
zijn technische kennis in dienst van die kleine gemeente te
stellen. Dat hij daarvoor dan eenig honorarium krijgt, spreekt
van zelve. Anders is mij geen geval bekend, waarin hij daar
van gebruik zou maken. Hij maakt er werkelijk een zeer
bescheiden gebruik van. Aangezien nu deze redactie, zooals
zij nu luidt en altijd geluid heeft, nimmer tot eenige aan
merking of nadeel van de Gemeente aanleiding heeft gege
ven, zie ik inderdaad de noodzakelijkheid niet in, om daarin
verandering te brengen. Ik zou niet zoo spreken, indien ik
op een voorbeeld kon wijzen, dat zulk een verzoek had moeten
worden geweigerd. Het komt zoo sporadisch voor, dat ik
mijn geheugen zou moeten raadplegen, om te weten, wanneer
het het laatst was. In elk geval is hetgeen de heer Bosch
zooeven heeft gevraagd, voor ons een reden, om, mocht een
dergelijk verzoek tot ons komen, dat eerst te wikken en te
wegen, en na te gaan, of het inderdaad met de belangen
van de Gemeente overeen te brengen is.
De heer Bosch. M. d. V. Ik ben daarmede volkomen tevreden,
wanneer U er bij voegt, dat hetzelfde zal gelden voor den
boekhouder en den adjunct-directeur.
De Voorzitter. Zeer zeker. Ik wil er bijvoegen, dat wat
den boekhouder betreft, mij in het geheel geen geval bekend
is, dat zoo iets is gebeurd. Ik herinner het mij ten minste
niet. Het kan zijn dat het mij ontgaan is, maar van de
laatste 4 of 5 jaar is het mij zeker niet bekend. De onder
directeur is nog te kort in dienstom hiervan iets te kunnen
zeggen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Art. 15 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artikelen 1(5 en 17 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XXXV. Vaststelling van de verordening houdende instructie
voor den Hoofdboekhouder der Stedelijke Fabrieken van Gas
en Electriciteit te Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 144).
Art. 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
Beraadslaging over art. 2, luidende:
Alle stukken, welke op het geldelijk beheer betrekking
hebben, zal hij, geviseerd door den Directeur der Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit, van dezen ontvangen.
Voor het verder geldelijk beheer is hij verantwoordelijk.'
De stukken zullen hem in zoodanigen vorm ter hand gesteld
worden, dat het voeren eener afzonderlijke boekhouding voor
de gasfabriek en de electriciteitsfabriek mogelijk is.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou een opmerking willen
maken betreffende art. 2, laatste alinea. Daar staat: »De
stukken zullen hem in zoodanigen vorm worden ter hand ge
steld enz." Het komt mij voor, dat dit een bepaling is, die
niet thuisbehoort in de instructie voor den Hoofdboekhouder.
Die instructie behoort aan te geven, wat deze ambtenaar
moet doen en latenmaar deze bepaling zegt, dat hem door
wien staat er niet bij in zoodanigen vorm de stukken
zullen ter hand gesteld worden enz. Behoort deze bepaling
eigenlijk wel in deze instructie thuis? Wanneer men de in
structie technisch goed wil maken, zou ik zeggen, dat men
een dergelijke bepaling eruit moet laten.
Wanneer bv. de Directeur hem de bedoelde stukken moet
gevenbehoort dat dan niet in de instructie voor den Direc
teur thuis?
De Voorzitter. Mij dunkt van deze bewering van den
heer Fokker is wel iets waar. De stukken zullen den boek
houder ter hand gesteld worden, dat behoort eigenlijk in het
Reglement op het beheer en bestuur der inrichting of in de
instructie voor den Directeur.
De Heer Fockema Andreae. Naar mijn meening heeft deze
bepaling dit goede tengevolge, dat de boekhouder er zich op
kan beroepen, dat hij de overhandiging der stukken in zoo
danigen vorm kan vorderen.
Door deze bepaling wordt dit eenigszins een publiekrecht
van hem, terwijl het anders alleen een publiekrechtelijke
verplichting zou zijn van den Directeur.
De heer Fokker. Ik weet niet, of dat de bedoeling is.
De Voorzitter. Het komt op hetzelfde neer, of de bepaling
in de eene instructie staat of in de andere. In elk geval de
boekhouder heeft nu het recht, alle stukken, waaruit hij zijn
boekhouding moet opmaken in zoodanigen vorm te ontvan
gen, dat die boekhouding behoorlijk in orde kan komen.
Het is iets, dat in het wezen van de zaak geen verande
ring brengt.
Kan de heer Fokker zich met de bepaling vereenigen?
De heer Fokker. Na deze toelichting kan ik mij erbij
neerleggen, maar ik blijf er bij, dat de bepaling eigenlijk
niet in deze instructie te pas komt.
Art. 2 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De artikelen 3 t/m 14 worden zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming aangenomen.
De geheele verordening wordt vervolgens zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
XXXVI. Vaststelling van de Verordening houdende instructie
voor den Adjunct-Directeur der Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit te Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 144.)
De artt. 1 t/m 6 en daarna de geheele verordening worden
achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
aangenomen.
XXXVII. Vaststelling van de Verordening, regelende de
heffing van weegloonen en plaatsgelden aan de Gemeentewaag
en van weegloonen aan de Vette Varkensmarkt te Leiden.
(Zie Ing. St. n°. 168.)
De verordening wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming vastgesteld.