DONDERDAG 28 MAART 1907. 93 Vernietiging of handhaving van het Raadsbesluit zal dan toch eene administratieve jurisprudentie vestigen ten aanzien van dit punt. Wanneer het besluit mocht worden gehand haafd, zou dit een vasteren grondslag geven aan de voorstan ders van eerie regeling bij verordening, ook in andere Gemeenten van ons vaderland. Dan zou van Leiden de victorie zijn uit gegaan. Mocht het besluit vernietigd worden, dan zal des temeer de noodzakelijkheid ieder in het oog springen, dat door eene Rijkswet deze hoogst belangrijke aangelegenheid worde geregeld. Ik kom thans tot de sociaal economische zijde van het vraagstuk. Hèt argument van de voorstanders, die bij veror dening eene regeling der winkelsluiting wenschen, is, dat in het winkelvak de werktijden zoo buitensporig lang zijn. Het doet mij bijzonder veel genoegen, dat ook Burg. en Weth. hunne aandacht aan dit feit hebben gewijd en voor dat argu ment niet doof zijn gebleven. Mag ik even de aandacht van de Vergadering vragen voor de cijfers van de Kamer van Arbeid, wier enquête hoe onvolledig zij moge geweest zijn bij de betrekkelijk geringe medewerking die werd ondervonden, toch den onmatig langen arbeidstijd in het winkel vak duidelijk heeft aan 't licht gebracht. Daaruit blijkt toch, dat er personen zijn met een diensttijd van 15 uren per dag. Daarbij zijn dan nog niet in aanmerking genomen de uren voor rust of maaltijden, toch vaak door arbeid onderbroken, zoodat feitelijk, wanneer men daarvoor uur stelt, met eenige onderbreking het per soneel 16a uur per dag in 't getouw is. Ik vraag aan ieder, of zulk een werktijd, meer dan 2/3 van een etmaal, niet véél te lang is. Dit zijn nu de ergste gevallen, die aan de Kamer zijn ter oore gekomen, wellicht, zelfs waarschijnlijk, zouden er nog ergere gevallen te boekstaven zijn, als men alles wist. En de cijfers zijn stellig niet overdreven, mijnheer de Voorzitter, want zij zijn afkomstig van de winkeliers zeiven. Men zou immers wel kunnen vreezen, dat het wat overdreven was voorgesteld, als de gegevens afkomstig waren van de bedienden, wier waarheidsliefde ik anders ook niet in twijfel wil stellen. Houd ik mij nu aan de l1/2 uur rust, dan zie ik voorts, dat er 135 personen zijn, die, met onderbreking, 13 uur achtereen, 63 die 121/2 uur. 47, die 12 uur en 94, die ll1/, uur in dienst zijn. L)eze zijn dus nog verre af van den achturigen werkdag, waarvoor in den werkenden stand tegenwoordig nog al geijverd wordt! Dit gebeurt nu, zonder dat er een haan naar kraait, zonder dat uit 't publiek een zweem van protest wordt gehoord. En zoo blijkt dus, dat er veel kan gebeuren onder bet systeem van vrijheid, dat hier gehuldigd wordt, waaraan men beter met Mr. Aalberse den naam Zou kunnen geven van slavernij. Wat komt nu bij hen, die zulk een langdurigen arbeidstijd hebben, terecht van ontspanning, van geestelijke en lichamelijke ontwikkeling? Wat hebben onze win keliers en hun personeel aan de heerlijke zon, die in de straten schijnt? Hoeveel wordt in die winkels door die talloozen niet ingeboet aan gezondheid, aan levenslust en levenskracht? Ik zou op die wijze alle andere argumenten kunnen aan voeren, die worden bijgebracht voor andere sociale hervor mingen en die hun, die daarvan wel eens studie maakten, bekend zijn. Men werpt mij wellicht tegen: de werktijd is wel lang, maar het werk is toch niet zoo erg zwaar. U' stelt u dat een beetje te erg voor! Die menschen staan toch niet den geheelen dag hunne klanten te bedienen. Neen, mijnheer de Voorzitter, dat is zoo, maar wie onzer is nooit in een winkel geweest met eene dame en heelt dan niet een oogen- blik zijn geduld verloren bij het waarnemen der virtuositeit, waarmede de dame, ik spreek hier geheel in 't algemeen, den winkelier als het ware wanhopend maakt bij het doen harer keuze, waarbij telkens wat anders moet worden uitgehaald, aangedragen en uitgespreid, en waarvan misschien het resul taat is, dat de klant zonder koopen heengaat of nog eene veel grooter collectie op zicht laat komen. Na het vertrek der dame moet bovendien alles weer worden gesorteerd, opgeborgen en weggeruimd. En dan het etaleeren met de vernieuwing der etalages om den zooveel tijd. het stofvrij houden der goederen, het inpakken van gekochte goederen, de administratie. Dit alles maakt,'dat er den geheelen dag werk aan den winkel is. En daarbij komt dan nog de omstandig heid, dat men het personeel niet laat zitten, wat voor de vrouwen, ik reken dat evenzeer bekend, al zeer funeste gevolgen heeft. En dit alles geldt niet alleen de winkelbedienden, de loon- trekkenden, maar ook de winkeliers zeiven, althans voor hen, die met een betrekkelijk klein personeel moeten werken. Uitgezonderd zijn daarvan natuurlijk de grootwinkeliers en de heele kleintjes, snoepwinkeltjes en vrouwenzaakjes, die de zaken van uit hunne woonkamer kunnen dirigeeren. Als ik dit alles naga, vraag ik niet langer: is vervroegde winkelsluiting in deze gemeente gewenscht, maar zeg ikzij is noodzakelijk. Nu is de cardinale quaestie ten deze: is verplichte winkel sluiting noodzakelijk? Ik zou die vraag slechts bevestigend willen beantwoorden, als de .noodzakelijkheid er van voor mij vaststond en voor mij staat zij volkomen vast. De heer de Boer, mijn geachte buurman, heeft er reeds op gewezen, dat het particulier initiatief ten deze schipbreuk heeft geleden en dit overal en altijd doen zal. Mijnheer de Voorzitter, ik mag hier geen onparlementair woord bezigen, maar mocht ik dat doen, dan zou ik zeggen: er zijn altijd enkele lammelingen, die trots afspraak er hun voordeel in zien de solidariteit te breken, en er niet tegen opzien te concurreeren, niet met eerlijke middelen als lage prijzen' en goede bediening, maar door den collega in zijn vrijen tijd te hinderen en hem ervan te berooven. Het is treurig, maar het is waar, mijnheer de Voorzitter, de angst om klanten te verliezen noopt menig winkelier op dit gebied mede te concurreeren. Het particulier initiatief staat daartegenover machteloos. Nu is er een bezwaar, een theoretisch bezwaar, tegen dwang: dwang beperkt de vrijheid. Dat bezwaar is echter absoluut theoretisch, want aan den anderen kant geeft die dwang enorm veel vrijheid terug. En wanneer ik hierbij kom tot het advies van de Kamer van Koophandel over dien dwang, dan stel ik mij geheel aan de zijde van den heer Aalberse, en zet mij schrap tegen die oud-liberale op vatting van de leer der vrijheid. Er is hier inbreuk op de persoonlijke vrijheid, ik geef dat toe, maar zeg praktisch een heel kleine inbreuk. Want aan den anderen kant worden zij, op wier vrijheid een kleinen inbreuk wordt gemaakt, verlost van het juk der slavernij hun door de concurrentie opgelegd. Men moet toch niet vergeten, dat een enkele door zijne con currentie alle anderen van hun vrijheid kan berooven. Moet men dan niet dien eenen van zijne vrijheid om anderen dwars te zittenberooven Hoevelen toch gaven niet te kennen, dat zij ook wel gaarne vroeger zouden willen sluiten, mits die vroege sluiting voor allen goldIk geloof die vraag gerust bevestigend te mogen beantwoorden. Nu zijn het niet alleen degenen, die tot onze richting behooren, die zoo oordeelen, ook een blad als Patrimonium is van het zelfde gevoelen. De Vereeniging «Patrimonium" is geen arbeidersvereeni- ging, zooals wij die gewoonlijk ontmoeten. «Patrimonium" omvat ook niet-werklieden en het doel van «Patrimonium" is juist de belangen van patroons en arbeiders samen te brengen. Welnu, wat zegt «Patrimonium" van de winkelsluiting. «Een winkelier die het belang der vervroegde sluiting inziet en in vereeniging met anderen daartoe overgaat, kan die niet vol houden als hij avond aan avond zijn concurrent aan de overzijde van de straat open ziet blijven en klanten ziet be dienen, waarvan enkelen te voren bij hem kwamen. Dat wordt dan voor hem een levensquaestie. Hij wil tot eiken prijs zijn klandizie behouden. Zijn winkel mag niet verloopen, hij mag niet toestaan, dat door zijn eigen toedoen de menschen, die anders bij hem komennaar een ander gaan. En hij eindigt dan ook met zijn lampen na negenen te laten branden, de gordijnen niet te laten zakken, en zich weer geheel ter be schikking van het publiek te stellen. Met onwil doet hij het, gevoelende het pijnlijke van de vrijheidsberoovingwaarvan hij het offer is, maar hij doet het om zijns bestaans wil" Dat zegt nu een blad als Patrimoniumdat men zeker niet van «roodheid" kan verdenken, van de vrijheidsberooving der winkeliers door winkelsluiting. i Wat zullen wij nu geven door dwang toe te passen? Dan geven wij dwang voor enkelen, maar voor velen rust, gelegen heid tot ontwikkeling, gelegenheid om deel te nemen aan het vereenigingslevengelegenheid om met opgewektheid mede te doen aan het politiek en maatschappelijk leven. Wat ontnemen wij? De gelegenheid om te concurreeren met onedele wapenen, gepaard met de berooving van rust, familieleven, beschaving enz. Hoeveel wordt er niet opgeofferd door talloozen voor een klein gewin? Dat late openen is eigenlijk een groote vliegen- afvangerij, waarbij de grens van het menschelijk uithoudings vermogen tot het uiterste, de limiet is. Wij hooren van alle kanten dat die late avond verkoop toch zeer gering is. Het is als zaten vele visschers urenlang geduldig aan een vijver te wachtenom te zien, wie van hen het ééne vischje, dat daarin nog is, zal verschalken. Zij letten niet op de verkoudheid die zij wellicht oploopenop het aas wat zij verspelenop het ongemak dat zij lijden. Jan zit te kijken naar Piet en wil voor Klaas niet uit den weg gaanwant een van Hen moest de gelukkige eens zijn. En zij vragen geen van drieën of het offer dat zij brengen de prijs wel waard is. Dat is het beeld van den huidigen toestand, mijnheer de Voorzitter. De winke liers zitten allen laat op klanten te wachten en een enkele van hen vangt wat. En wat profiteert het publiek? Ik geloof dat het publiek er betrekkelijk weinig bij profiteert. En al profiteerde het veel, mogen dan voor het pleizier van het publiek de belangen der winkeliers worden opgeofferd? Om den wan toestand omtrent welks ongewenschtheid zich een communis opinio begint te vormen, te verwijderen, moet men overgaan tot dwang, anders blijft het bij het oude. Er is nog eene redén waarom de overheid in deze moet ingrijpen. De gelegenheid tot betere levensvoorwaar den wordt door de arbeidersklasse verkregen door middel van overleg tusschen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 3