102
DONDERDAG 28 MAART 1907.
winkeliers, die niet zoolang achter hun toonbank staan. Een
ander middel om aan dat bezwaar tegemoet te komeri is het
middel, dat in Amsterdam reeds is toegepast, om n.l. de
winkeljuffrouwen een stoel te geven. En waar de heer Fokker
over dames praat, die de winkeljuffrouwen zoo lang aan den
praat houden, daar zou ik zeggen: laat hij zijn invloed eens
gebruiken bij de dames om te maken, dat zij de winkel
juffrouwen wat meer ontzien. In elk geval is dit eene zaak,
die de winkelbedienden aangaat. Er zijn evenwel tal van
winkeliers, die geen winkelbedienden hebben en die ook niet
den geheelen dag achter de toonbank staan, maar een groot
deel van den dag kunnen zitten.
In de tweede plaats heeft men aan tal van doctoren gevraagd
acht gij het in het belang van het winkelpersoneel, dat de
winkels vroeger gesloten worden. En bijna alle doctoren
hebben die vraag bevestigend beantwoord. Nu, met alle
respect voor het oordeel der doctoren ik heb inderdaad
groot respect voor medisch oordeel kan ik toch aan een
dergelijk antwoord op eene dergelijke vraag niet veel hechten
alleen aan een nauwkeurig gemotiveerd oordeel over een
nauwkeurig gedetailleerde vraag kan eenige beteekenis wor
den toegekend. Nu hebt U, mijnheer de Voorzitter, gezegd
en dat is juist eene redeneering waarvoor ik zoo bang
ben men kan toch wel begrijpen, dat het ongezond
moet zijn zoo lang in een winkel te moeten blijven. Ja,
dat heeft men ook gezegd ten aanzien van de kelderwoningen.
Het wonen in die kelderwoningen moest ongezond zijn,
en dat zou ook wei blijken uit de groote kindersterfte.
Maar toen men daarvan een statistiek ging opmaken,
toen bleek dat de kindersterfte daar juist gering was.
Daarop is men gaan vragen, hoe dat zou komen. En het
antwoord was: omdat de kinderen uit die kelderwoningen
bijna den geheelen dag op straat waren, veel meer dan de
kinderen van drie hoog. Eerst nadat men daartoe door de
statistieken genoodzaakt was, is men gaan zoeken naar de
oorzaak van een verschijnsel, dat men aanvankelijk niet be
greep. Zoo kan het ook bij de winkels gaan. Het is zeer
goed mogelijk, dat op zichzelf sommige omstandigheden on
gunstig werken op den gezondheidstoestand van hendie in
winkels verblijven, maar andere omstandigheden kunnen weer
daar tegenover staan, die wij niet zien, en die de ongunstige
werking weder voor een deel opheffen.
De heer Fokker heeft mij ook gevraagd: wanneer acht gij
het algemeen belang aanwezig? Mijnheer de Voorzitter, wij
willen allen heden nog bij tijds naar huis gaan, wat wij wellicht
niet zouden kunnen doen, wanneer ik nu alle gevallen moest
uiteenzetten, waarbij het algemeen belang betrokken was. Er
zijn richtingen, die verlangen een groote beperking van de
persoonlijke vrijheidop grond van het algemeen belang. En
dan mogen wij toch vragenlaat ons zienwaarin dit alge
meen belang bestaat. En nu is het geen algemeen belang,
dat eenige winkeliers niet een klein nadeel in hun beurs
zullen ondervinden. En zelfs dat behoeft nietzegt de heer
de Boer. Maar dan is er in het geheel geen sprake van alge
meen belang. Men heeft het algemeen belang niet aangetoond,
want wat men daaronder verstaat is slechts het belang van
enkele personen. En het belang van enkele personen kan
nooit zijn het algemeen belang. Ik herinner mij nog uit
vroegere jaren een coupletzanger, die, wanneer men hem
vroeg, om het een of ander voor te dragenantwoordde
het was eene aardigheid op algemeen verlangen van één
mijnheer, zal ik dit of dat zingen.
Het algemeen belang van een kleinen kring personen is
nooit het algemeen belang en wanneer men eene groote
vrijheidsbepaling wil doorvoerendan moet men aantoonen
dat er inderdaad een algemeen belang mede gemoeid is, en
dit heeft men, naar het mij voorkomt, zelfs niet beproefd.
En daarom blijf ik van meening al erken ik ten volle, dat
men de vrijheid in het algemeen belang mag beperken
dat deze vrijheidsbeperking vooralsnog niet gerechtvaardigd is.
De beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. Door de heeren Stigter, Zaalberg en van
Gruting is eene motie ingediendluidende als volgt
»De ondergeteekenden hebben de eer den Raad voor te
stellen Burg. en Weth. uit te noodigen de totstandkoming
te bevorderen eener verordening regelende het sluitingsuur
voor winkels en magazijnen."
De heer Stigter, het woord gevraagd en verkregen heb
bende tot toelichting der motie, zegt:
M. d. V. De toelichting tot de motie kan zeer kort zijn.
Wij hebben den eisch van een algemeen sluitingsuur laten
vallen, om Burg. en Weth. te dien aanzien geheel vrij te laten.
Wij preiereeren deze dictie ook boven eene afwijzing van het
verzoek van »Leidens Belang."
Wij hebben in onze motie eiken band vermeden en bevelen
haar daarom met vertrouwen aan den Raad aan.
De Voorzitter. De heer Stigter wil geen algemeen slui
tingsuur zien vastgesteld, maar wil de verordening helpend
laten optreden en verschillende sluitingsuren tot stand brengen
voor verschillende categorieën van bedrijven. Doch een dergelijk
voorstel is niet noodig, omdat door Burg. en Weth. aan de
orde gesteld is het verzoek van »Leidens Belang Dit verzoek
komt straks in stemming en niet het praeadvies van Burg.
en Weth. Wie voor inwilliging van dat verzoek is, stemme
er voor; de tegenstanders stemmen er tegen.
»Leidens Belang" vraagt den Raad »den sluitingstijd der
winkels bij verordening vast te stellen", maar in de conclusie
staat niets van een algemeen sluitingsuur. In de toelichting
van het verzoek wordt evenmin gesproken van den eisch een
algemeen sluitingsuur vast te stellen, en daarom acht ik de
motie van den heer Stigter overbodig. De voorstellers wenschen
Burg. en Weth. te doen uitnoodigen het totstandkomen eener
verordening te bevorderen. Dit zelfde doel kan worden be
reikt als men zijne stem uitbrengt onder deze reserve, dat
men niet wenscht een algemeen sluitingsuur, maar een speciaal
sluitingsuur voor enkele bedrijven, en dat men daaromtrent
een onderzoek wil uitlokken.
De heer Stigter. M. d. V. Ik zou misschien uwe meening
kunnen deelen, wanneer U daarbij ook van oordeel zijt, dat,
wanneer het verzoek van «Leidens Belang" wordt aangenomen,
daarin dan tevens ligt opgesloten, dat wij bijv. kunnen zeggen
de verordening treedt pas in werking wanneer 213 van de be
langhebbenden er mede in stemmen. Alleen in dat geval zou
mijne motie kunnen vervallen.
De Voorzitter. Men kan toch nooit in eene gemeentelijke
verordening bepalen, dat het inwerkingtreden zal wachten
totdat 2/3 van de belanghebbenden zich er voor hebben ver
klaard. Dat zou wel gaan bij eene Rijkswet, waarin aan een
gemeentebestuur de bevoegdheid werd gegeven een verorde
ning in het leven te roepen, wanneer 2/3 van de belang
hebbenden dit wenschelijk achten. Wij kunnen in de ver
ordening nu alleen vastleggen voor deze gemeente een
sluitingstijd van winkels, naar gelang van de onderscheidene
bedrijven. Wat U voorstelt, is in Duitschland vastgesteld
ingevolge eene Rijkswet, die wij niet bezitten.
De heer Stigter. M. d. V. Wanneer de twee andere onder-
teekeuaars van de motie er zich mede kunnen vereenigen
dan ben ik wel bereid de motie na de toelichting in te
trekken.
De Voorzitter. Aangezien de motie door den heer Stigter
is ingetrokkenmaakt zij verder geen onderwerp van beraad
slaging uit.
Ten slotte nog een enkele opmerking aan het adres van
den heer Fokker. De heer Fokker heeft- in overweging ge
geven, om wanneer de Raad mocht besluiten eene verorde
ning op het sluitingsuur van winkels vast te stellen, de
Burgemeester dan zou gebruik maken van de bevoegdheid,
hem bij art. 70 van de Gemeentewet gegevenen eene ver
nietiging van het Raadsbesluit bij de Kroon uitlokken,
opdat niet alleen voor deze gemeente, maar ook voor alle
andere gemeenten worde uitgemaakt, welken weg zij hebben
te bewandelen. Nu kan ik evenwel in de Gemeentewet geen
enkele bepaling vinden, die mij hier aanleiding geeft, om op
die wijze te handelen. Art. 70 zegt: »het besluit, dat naar
zijn (d. i. des burgemeesters) oordeelals strijdig met de wet
of met het algemeen belangdoor Ons kan worden geschorst
of vernietigd, brengt hij niet ten uitvoer."
Nu is »naar mijn oordeel" een dergelijk besluit als de heer
Fokker bedoelt, niet strijdig met de wet of het algemeen
belang, en op grond van art. 70 kan ik dus niet de beslissing
inroepen van de Hooge Regeering. De heer Fokker is misschien
in de war met de cassatie in het belang der wet, die door
den Procureur-Generaal bij den Hoogen Raad kan worden
gevraagd enkel om het rechtspunt uitgemaakt te zien. Maar
volgens art. 70 kan de Burgemeester alleen dan de vernietiging
vragen van een Raadsbesluit, als dat volgens zijn oordeel
strijdig is met de wet of het algemeen belang, wat in deze
met mij niet het geval is.
De heer Fokker. M. d. V. Wellicht ware een uitweg uit
deze moeilijkheid te vinden. Wanneer U bijv. eens afwezig
waart, zou een der Wethouders, die U verving, als waarnemend
voorzitter het besluit van den Raad ter vernietiging kunnen
voordragen.
Het verzoek van »Leidens Belang" in stemming gebracht,
wordt met 15 tegen 13J stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: P. J. Mulder, Korevaar, de Goeje,
Fockema Andreae, Paul, Zwiers, van der Lip, de Vries, van
Hamel, Hasselbach, Le Poole, Driessen, Timp, Reimeringer
en Bots.
Voor stemmen de heeren: Zaalberg, Aalberse, Sijtsma, Bosch,
Fokker, Vergouwen, Stigter, van Gruting, Meuleman, Witmans,
de Boer, van der Eist en van Tol.