DONDERDAG 14 MAART 1907. 03 uit gesprekken, welke ik met die menschen heb gehad, is mij gebleken, dat het moeielijk is met handkracht karnemelk te leveren van 7 °/o vetvrije vastestof en daarboven. Er is volstrekt geen bezwaar tegen, om het percentage van 7 voor de eerste soort te behouden, mits men een tweede soort toelaat, bijvoorbeeld met een gehalte van 5°/0 tot 7°/Q vetvrije vaste stof. Op de kannen zal dan natuurlijk moeten vermeld staanwelke soort zij bevatten. Op die manier worden alle bezwaren voorkomen. Wenscht het publiek niet de karne melk met een gehalte van 7 vaste stof, maar de minder waardige, dan kan het die krijgen, terwijl men tevens voor komt, dat degenen, die door bijzondere omstandigheden hier het gebruik van handkracht bij het karnen niet in staat zijn karnemelk met een gehalte van 7 vaste stof te leverenbenadeeld zullen wordendoordat hun product tot veevoeder wordt verklaard. De Voorzitter. Ik blijf de meening van de Commissie voor de Strafverordeningen steunen, dat op grond van de practische ervaring van den Keuringsdienst het ongewenscht is een tweede soort karnemelk toe te laten van een lager percentage aan vetvrije vaste stof dan 7%. Ik had gehoopt, dat het niet noodig zou geweest zijn daaromtrent nog eene nadere mededeeling te doen, omdat ik dacht dat men zich na het zeer grondig ad vies van de Gezondheidscommissie bij ééne soort zou hebben nedergelegd. Nu dit echter niet het geval is, wil ik uit een schrijven van den Directeur van den Keuringsdienst nog even voorlezen, wat hij over dit punt zegt, vooral ten aanzien van den zeer onhygiënischen toestand, die op het gebied van de karnemelk bestaat. Hij schrijft dan: »Speciaal bij de bereiding van karnemelk in de kleine melkindustrie bestaan ergerlijke hygiënische misstanden. Het karnsel, waaruit de in den handel aangetroffen karnemelk met een lager percentage aan vetvrije vaste stof wordt bereid dan is voorgesteld, is een product hetwelk verkregen wordt door resten van melk, welke de melkverkooper dagelijks overhoudt, te laten verzuren om daaruit een of tweemaal per week boter en karnemelk te maken. Dit verzuringsproces vindt op hoogst onhygiënische wijze plaats, doordat iederen dag kleine hoeveelheden overgebleven melk aan de reeds oude zure melk worden toegevoegd, zoodat ten slotte een product ontstaat, dat meer weg heeft van een in rotting verkeerende melk, dan van een frisch zuur aangenaam riekend karnsel. Meermalen heb ik op het laboratorium karnsel uit den kleinhandel gehad, dat melk was, welke in rotting verkeerde en een hoogst onaangenamen reuk verspreidde. Van daar dat voor menschelijk gebruik geschikte karnemelk bijna alleen in het groot kan bereid worden, omdat dan aan de hygiënische voorwaarden voor de bereiding noodig, beter kan worden voldaan. Uit dit onhygiënisch product van den kleinhandel wordt door toevoeging van veel water, hetwelk vaak ook van onbe trouwbare samenstelling is, al moge in de verordening hier tegen worden gewaakt, een karnemelk bereid, welke uit den handel dient te worden geweerd en welke ik voor mij ook meestal ongeschikt acht voor veevoeder." Dat is de ervaring en de opinie daarop gegrond van den Directeur van den Keuringsdienst. Hij raadt dus stellig af. het toelaten van de 2e soort karnemelk. Wat het argument van den heer Sijtsma betreft, dat toch bij karnemelk water mag worden gevoegd, daaromtrent mag ik er op wijzen, dat vol gens deskundigen 7o/0 een zeer matig percentage is. Indien bij het karnen geen water wordt gebruikt, dan is het gehalte aan vetvrije stof 8, 29,2o/0. Bij 7blijft dus nog mogelijk eene toevoeging van 4025% water. Ik geloof dus, dat met het oog op de door mij aangevoerde bezwaren het amende ment van den heer Sytsma geene aanbeveling verdient. Het amendement van den heer Sijtsma in stemming ge bracht, wordt verworpen met 22 tegen 7 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Driessen, Fokker, de Goeje, Aalberse, P. J. Mulder, Reimeringer, van Gruting, Korevaar, Kerstens, de Vries, van der Lip, van Hamel, Stigter, Fockema Andreas, van der Eist, Hasselbach, Le Poole, Zaalberg, Bosch, Zwiers, Paul en de Boer. Voor stemmen de heerenA. Mulder, van Tol, Bots, Sijtsma, Vergouwen, Meuleman en Witmans. De Voorzitter. Door deze beslissing vervalt het amendement van den heer Sijtsma op art. 6. Art. 2 wordt hierop aangenomen zonder hoofdelijke stemming. Beraadslaging over art. 3 luidende: »Het is verboden te leveren, ten verkoop voorhanden te hebben, uit te stallen in het openbaar, rond te brengen, rond te venten, te vervoeren of te doen vervoeren, melk welke niet voldoet aan den eiscb, dat zij is normaal van smaak, reuk, kleur en consistentie en afkomstig van gezonde koeien. Zij mag bij staan ter hoeveelheid van Liter in een cylin- drisch vat van helder kleurloos glas en 9 cM. middellijn, na één uur geen bezinksel vertoonen. In geval de ambtenaar van den Keuringsdienst twijfelt aan den gezondheidstoestand van de koeien, waarvan de melk afkomstig is, is de melkverkooper verplicht op verlangen van dien ambtenaar, binnen een door dezen te stellen termijn, aan hem eene verklaring over te leggen van een Rijksveearts, waaruit blijkt, dat die koeien niet lijden aan een ziekte, welke op melk een schadelijken invloed hebben kan." De heer Stigter. M. d V. In het laatste lid van dit artikel wordt gesproken van een Rijksveearts. Ik zou daarvoor liever willen zetten: veearts. Officieel bestaan er geen Rijksvee artsen, en daarom moet dunkt mij in eene officieele Verorde ning ook de officieele titel van den ambtenaar worden vermeld. De heer Van Gruting. De opmerking van den heer Stigter is volkomen juist; de wet kent geen Rijksveeartsenalleen veeartsen. De Voorzitter. Wij hebben dat woord Rijks veearts" ge bruikt, omdat het ook in de verordeningen van Haarlem en Nijmegen voorkomt. Indien het foutief is, willen wij het, op advies van den heer van Gruting, veranderen in »veearts". Onze bedoeling is een gediplomeerd veearts. De heer van Gruting. Wij worden volgens de wet geëxa mineerd als «veearts". Er zijn empirici geweest, die zich veearts hebben genoemd en daarom hebben wij den naam van Rijksveearts aangenomenmaar als de wet van «vee artsen'' spreekt, dan bedoelt zij ons. De beraadslaging wordt gesloten en het gewijzigde artikel 3 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artt. 4, 5 en worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 7 luidende: »Als kindermelk mag slechts worden afgeleverd, ten verkoop voorhanden gehouden, uitgestald in het openbaar, rondgebracht, rondgevent of vervoerd, een surrogaat voor moedermelk, hetwelk op zijne verpakking voorzien is van een etiket, aan gevende het woord «kindermelk," naam en woonplaats van den fabrikant, gebruiksaanwijzing, een scheikundige analyse vermeldende het soortelijk gewicht bij 15° C., het gehalte aan vet, totaal eiwit, albumine en melksuiker, benevens een aanduiding van de kwaliteit uit bacteriologisch oogpunt. «De verpakking moet niet geopend kunnen worden dan door verbreking van een zegel of merk. «De melk moet in samenstelling overeenkomen met de analyse cijfers op het etiket vermeld, behoudens relatieve speling van ten hoogste 5 pCt. boven en 5 pCt. onder elk der analyse- cijfers." De heer Stigter. Ik zou het wenschelijk vinden het amen dement over te nemen, dat in een der adressen van de Nederl. Melkhygiënische Vereeniging is aangegeven en strekt om achter het woord «fabrikant" in te voegen; «den naam van den deskundige, onder wiens geregelde controle het fabrikaat staat." In de eerste plaats krijgt men daardoor eenigszins een kijk op de wijze, waarop gecontroleerd wordt, omdat men allicht den deskundige kent en in de tweede plaats erlangt men een waarborg, dat aan inrichtingen, waar zulke moeielijke producten worden vervaardigd als goede kinder melk, een deskundige verbonden is. De Voorzitter. Door den heer Stigter wordt een amende ment voorgesteld, strekkende om achter het woord «fabrikant" in te voegen: «den naam van den deskundige, onder wiens geregelde controle het fabrikaat staat." Ik wil er op wijzen, dat de Gezondheidscommissie zich tegen die wijziging heeft verklaard, omdat op de naleving van zulk een voorschrift slechts weinig controle kan bestaan. Zij zegt: «De eischen hier gesteld schijnen adressante te bezwarend. Worden echter deze eischen niet gesteld en voldoet een kinder melk hieraan niet, dan heeft het product als zoodanig geen waarde. Eveneens is het met het voorstel om de controle van het product aan een door den fabrikant aan te wijzen schei kundige op te dragen." Het amendement van den heer Stigter wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Stigter. M. d. V. Ik wensch er nog op te wijzen, dat, waar het overgroote deel der sterfgevallen onder kinderen voorkomt, men mijns inziens nooit genoeg maatregelen kan nemen om op de vervaardiging van kindermelk al kan de controle dan ook niet volmaakt zijn een behoorlijk toezicht te houden. Waar al de inrichtingen, welke ik ken, reeds een deskundige hebben en voor dezen het voorkomen van zijn naam op het etiket der flesschen een prikkel is om te zorgen, dat het fabrikaat als goed bekend raakt, omdat hij zelf dan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 9