DONDERDAG 28
FEBRUARI 1907.
47
met den stijl van het gebouw, wij meenen dat daarvoor uit
de gemeentekas geen geld mag worden toegestaan. Men zou
dit wellicht nog kunnen doen, wanneer de gemeente uit een
ruime beurs kon putten, maar ik geloof inderdaad dat de
gemeente een allesbehalve ruime beurs heeft, wat ik straks
nog even nader zal toelichten.
Nu zijn de motieven, die Burg. en Weth. aangeven om niet
geheel in het verzoek van het Kerkbestuur te treden, doch
slechts de helft van het gevraagde bedrag toe te staan, en
dat nog wel onder bezwarende voorwaarden, ook onze motie
ven, die er ons toe nopen tegen bet geheele voorstel bezwaar
te moeten maken en te moeten adviseeren om op het verzoek
afwijzend te beschikken. En één motief in het bijzonder doet
ons te minder de noodzakelijkheid gevoelen om het verzoek
toe te staan, nl. het motief dat van particuliere zijde jaarlijks
een som van 500 zal worden bijgedragen, ook door leden van het
Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap, gedurende 20jaren
Niemand zal toch betwisten, dat op een bedrag van ƒ8000,
dat jaarlijks moet worden verwerkt, een bedrag van 500
door de meest belanghebbende bijeen gebracht, een zeer gering,
om geen erger uitdrukking te bezigen, bedrag is. En die
indruk wordt nog te sterker wanneer men er bij weet, dat
door één lid van de Kerk de helft van dat bedrag, ƒ250 per
jaar, wordt bijgedragen, of liever nog iets meer zelfs, aange
zien dat eene lid eene som heeft gestort van ƒ5000, teneinde
de zekerheid te hebben, dat gedurende 20 jaar elk jaar een
som van 250 beschikbaar zou zijn. Wat schiet er dan van
over? Alle leden van de Nederduitsch-Hervormde Kerk min
één zullen dus per jaar te zamen geven een som van ƒ250.
Waar de meest belanghebbenden dus zoo weinig voor de
zaak over hebben, kan men van mij als lid van den Raad
eener Gemeente, die wezenlijk wel dubbel reden mag hebben
om zuinig te zijn, niet verwachten, dat ik uit de Gemeente
kas eene subsidie zal toezeggen.
Nog een ander argument is met voordacht in het rapport
van Burg. en Weth. niet genoemd; ik schroom niet het alsnog
te noemen. Dat argument is, dat het Bestuur der Kerk, dat
klaarblijkelijk niet ih staat is in het onderhoud en in de
restauratie der Kerk te voorzien, en daarvoor den steun vraagt
van Rijk, Provincie en Gemeente, niet den weg heeft ingesla
gen waardoor het meerdere inkomsten had kunnen verkrijgen,
zonder dat het iets had gekost. Immers aan het Bestuur der
Kerk is door het Bestuur van de Vereeniging van Vrijzinnig
Hervormden gevraagd om een der kleine kerkgebouwen, niet
eens een groot kerkgebouw,' voor hare godsdienstige bijeen
komsten te mogen gebruiken, op de uren waarop van dat
kerkgebouw overigens geen gebruik wordt gemaakt. Op dat
verzoek is zonder voldoende opgaaf van redenen afwijzend
beschikt. Alleen die meerdere inkomsten zouden, naar ik heb
vernomen, ƒ500 a /600 per jaar hebben bedragen. Dit heeft
echter de Gemeente-Commissiö van de hand gewezen.
Nu moge men hier over oordeelen, zooals men wil, maar
verdraagzaamheid kan ik er niet in zien. En daar waai' zonder
deugdelijke motieven wordt geweigerd het inkomen van deKerk
met eene goede ƒ500 per jaar te vermeerderen, daar meen
ik mij niet verantwoord te achten om het verzoek der Gemeentè-
Commissie te steunen. Daarmede zou ik meenen dit gebrek aan
verdraagzaamheid, zij het ook indirect, in de hand te werken.
Ik heb zooeven gezegd, dat de Gemeente inderdaad wel
dubbel zuinig mag zijn en goed rekening mag houden met
de uitgaven. Ik maak van deze gelegenheid gebruik om er
hier nog eens op te wijzen, opdat Leiden niet in de toekomst,
wellicht noodlijdend gaat worden. Ik wensch dit nader toe
te lichten, Dat de inkomstenbelasting in de laatste jaren tot
ruim 4°/o is gestegen, weten wij allen. En nu is bij de be
handeling van de laatste begrooting het cijfer van onvoorziene
uitgaven, dat toch al niet bijzonder ruim was, met ruim 2000
moeten verminderd worden, zoodat er toen slechts ongeveer
ƒ9000 overbleef. Daarna heeft de Raad nog vrij veel uitgaven
gevoteerd, uitgaven, die met de onteigening van werkmans
woningen, een 12000 a ƒ13000 per jaar zullen bedragen. Wanneer
men rekening houdt met de meerdere te betalen interessen,
ook van die over de uitgaven, die door kapitaal gedekt worden
en die na het vaststellen van het laatste leeningsbesluit, reeds
weder 150000 bedragen, wat al weder eene rente vordert
van 6000, dan zullen die meerdere uitgaven die gevoteerd
zijn na de laatste begrooting een 32000 a 33000 bedragen.
Nemen wij nu nog in aanmerking, dat er verzoeken zijn
ingekomen om loonsverhooging van de onderwijzers, van de
stadswerklieden en van de brugwachters, en dat er nog een
voorstel aanhangig is voor demping van het Rapenburg
Men lacht. Maar ik heb evenzoo hooren lachen, toen ik zeide
dat er een voorstel zou komen om de schutterij muziek om
te zetten in een stedelijk muziekcorps. Toch is dat door den
Raad goedgekeurd, wat, een 4000.per jaar zal kosten.
Dan zijri er nog voorstellen bij Burg. en Weth. in behande
ling, ik weet nu niet, of zij den Raad zullen bereiken, die
vrij wat geld zullen kosten
Ik behoef dus geen lang betoog te houden om aan te too-
nen, dat wanneer wij op dezen ingeslagen weg voortgaan,
Leiden veel kans loopt eene noodlijdende gemeente te worden.
En dan zullen wij niet 4 maar 5% moeten gaan betalen.
Ik wil hier klaren wijn schenken; de Raad moet goed weten,
wat hij doet, zoodat hij later niet kan zeggen: wanneer wij
dit maar eerder hadden geweten! De heeren zullen weieens
vernomen hebben, dat de steenkolenprijzen zeer sterk omhoog
zijn gegaan, wat op de inkomsten der Gasfabriek van grooten
invloed zal zijn, zeer in het nadeel van de gemeente, tenzij
de Raad mocht besluiten den gasprijs te verhoogen, wat
evenwel niet gemakkelijk gebeuren zal. Om de heeren eens
te doen zien, wat eene kleine verhooging van den steenkolen-
prijs voor invloed heeft op de baten der gasfabriek, deel ik
mede, dat 1 verhooging per ton steenkolen, voor de gemeente
eene mindere winst beduidt van 20000 a 25000. Eu met
die prijsverhooging van 1 zullen wij er vermoedelijk niet
van afkomen. Aan den eenen kant dus groote nieuwe uit
gaven, die reeds gevoteerd zijn, terwijl nog meerdere uitgaaf-
voorstellen den Raad te wachten staan, en aan den anderen
kant winstderving van de Gasfabriek. En nu vraag ik onder
deze omstandigheid, of wij ook niet in het kleine zoo zuinig
mogelijk moeten zijn. Al wil het Dagelijksch Bestuur zoo zuinig
mogelijk werken, dat geeft niets, wanneer de Raad niet mede
werkt. De Raad moet de groote bezuiniging aangeven, die
moet ook eens den moed hebben te zeggen: neenwij willen
de uitgaven niet zoo uitzetten. Dan zullen zij, die er steeds
op uit zijn om uit de slecht voorziene ruif der gemeente te
putten, daarmede wel een weinig ophouden.
Al die argumenten bij elkaar, waren voor mij inderdaad
ruimschoots voldoende om ook hier te zeggen: ik geef geen
subsidie, en dat zoowel om de eerst als om de door mij
laatst genoemde redenen.
Vraagt men mij nu, of ik geloof dat mijne waarschuwing
veel zal helpen, dan antwoord ik: neen! Het is niet voor de
eerste maal dat ik spreek, zooals ik nu heb gedaan en tot
zuinigheid aangemaand, maar ik moet het tot mijn leedwezen
zeggen, tot nog toe heeft het niet veel geholpen Ik hoop
echter dat ditmaal de heeren doordrongen zullen worden van
de noodzakelijkheid om meer de tering naar de nering te
zetten en met het oog op het hooge percentage van de
inkomstenbelasting, nu eens de zuinigheid in acht te nemen
bij het voteeren van uitgaven.
De heer Zwiers. M. d. V. Ik was, toen ik Vrijdagavond de
ingekomen stukken ontving, verwonderd, zoowél over het
verzoek, dat door de Gemeente-Commissie werd gedaan, als
over het praeadvies daarover door Burg en Weth. uitgebracht.
In dat praeadvies las ik niets van een meerderheid en min
derheid in het College van Burg. en Weth. en moest derhalve
wel tot de conclusie komen, dat dit voorstel met eenparigheid
van stemmen was gedaan. Gelukkig, ik heb dit zoo even tot
mijn genoegen gehoord, is dit niet het geval. Want ook ik
heb tegen het voorstel van Burg. en Weth., en dus nog meer
tegen het verzoek van de Gemeente-Commissie, overwegende,
ik zou haast zeggen onoverkomelijke bezwaren. Voor een ge
deelte vind ik daarvan reeds de sporen in het praeadvies zelf.
In de eerste plaats, het is reeds door den eersten spreker in
het licht gesteld, wordt eene som gevraagd van ƒ163000
als noodig voor «restauratie" van het gebouw. De toelichting,
die in de Leeskamer heeft gelegen, was niet zeer uitvoerig;
de geheele begroeting, loopende over zulk een aanzienlijk be
drag, besloeg niet meer dan twee bladzijden.
Door het maken van eene kleine optelsom van hetgeen in
de verschillende rubrieken verspreid voorkomt, kan men zich
eenig begrip vormen van wat men onder «restauratie" van dit
gebouw verstaat, en daarvoor denkt uit te geven.
Ik vind bijv., gesplitst naar de afdeelingen van het kerk
gebouw zelf, 5 posten voor vernieuwing van het leiendak.
Wanneer de oude leien weggenomen zijn, en er blijkt, dat
de spanribben enz. hier en daar vernieuwing noodig hebben,
zal dit uit denzelfden post betaald worden. Daarvoor is de
kleinigheid noodig van ruim ƒ37000, voor eene kleine 5000
vierkante meter leibedekking, die vernieuwing noodig heeft;
tegen den eenheidsprijs van 8 gld. per M2. Ik vraag, mijnheer
de Voorzitter, of we hier niet staan voor een geval van: verre
gaande verwaarloozing? Ik zou denken, dat als er leien stuk
of slecht waren, die tijdig hadden behooren vernieuwd te
worden. Ik begrijp dan ook ter wereld niet, hoe men het
gebouw in een toestand heeft kunnen laten komen, dat zóó
veel duizenden vierkante meters dakoppervlakte tegelijk ver
nieuwing noodig hebben, dat 37000 gld. nog niet voldoende
is om de kosten te dekken.
Een andere post geldt het vernieuwen van de dakgoten,
waarvan het hout vergaan en het kod verteerd schijnt. Tel
ik weer uit de 5 rubrieken de cijfers bij elkaar, dan blijkt
thans niet minder dan 524 M. tegelijk slecht en onbruikbaar
te wezen. En tegen 10 gld. den M. kost dit het bagatel van
ruim 5000 gld. Weer vraag ik: is dit restauratie? of verre
gaande verwaarloozing