43
3°. dat voor den in gebruik te nemen grond een jaarlijksche
recognitie worde betaald van f 0.05 per M2;
4°. dat daags voor den aanvang van het werk daarvan
kennis worde gegeven op het Bureau van Gemeentewerken en
5°. dat deze vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór of
op den len Juni 1907 geen gebruik is gemaakt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden 30 Januari 1907.
Aan den Raad der Gemeente Leiden
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen, Wed. B. Ver
hoeven wonende Morschweg n°. 11dat zij als eigenares
van dit perceel, gaarne van IJEd. Achtb. vergunning kreeg,
tot het in gebruik nemen en tot tuintje inrichten van eeri
strook gemeentegrond op bijgaande teekening met een roode
arceering aangegeven, en tevens tot het plaatsen van een
ijzeren hek, aangegeven met een roode stippellijn, in aan
sluiting met het bestaande hek langs de Morschweg.
Door het in gebruik krijgen van dit strookje gemeente
grondzou zij deze woning eventueel beter kunnen verhuren.
Hoogachtend
Dew: B. Verhoeven.
N°. 56. Leiden6 Maart 1907.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering de volgende voor
drachten aan te bieden voor de benoeming van eene le onder
wijzeres in de handwerken aan de nieuwe school aan den
Zuidsingel en van eene le onderwijzeres in de handwerken
aan de scholen der 3e klasse N°. 2 en 4e klasse N°. 1ter
vervulling van de vacatures, ontstaan door het verleend eervol
ontslag aan de dames H. Pel en A. J. H. Boon:
School Zuidsingel.
1°. Mej. C. F. KUHLMAN, 2e onderwijzeres in de handwerken
aan de openbare school der 4e klasse N°. 1
2°. Mej. A. E. DRIESENS, 2e onderwijzeres in de handwerken
aan de openbare school der 3e klasse N°. 5;
3°. Mej. M. RITMAN2e onderwijzeres in de handwerken
aan de openbare school der 3e klasse N°. 3.
School 3e klasse N°. 2.
1°. Mej. A. E. DRIESENS, 2e onderwijzeres in de handwerken
aan de openbare school der 3e klasse N°: 5;
2°. Mej. M. RITMAN, 2e onderswijzeres in de handwerken
aan de openbare school der 3e klasse N°. 3;
3°. Mej. P. FLES, 2e onderwijzeres in de handwerken aan
de openbare school der 3e klasse N°. 6.
School 4e klasse N°. 1.
1°. Mej. M. RITMAN. 2e onderwijzeres in de handwerken
aan de openbare school der 3e klasse N°. 3;
2°. Mej. P. FLES, 2e onderwijzeres in de handwerken aan
de openbare school der 3e klasse N°. 6;
3°. Mej J. SCHOPHU1ZEN, 2e onderwijzeres in de hand
werken aan de openbare school der 4e klasse N°. 2.
Onder mededeeling dat deze voordrachten zijn opgemaakt
in overleg met den Arrondissements-Schoolopzienerna inge
wonnen bericht van de Hoofden der betrokken scholen, en
dat de desbetreffende stukken in de Leeskamer ter inzage
liggengeven wij U in overweging alsnu tot de benoemingen
over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 57. Leiden, 6 Maart 1907.
In uwe vergadering van 31 Januari j.l. werd overeen
komstig ons voorstel een bedrag van f 7500.beschikbaar
gesteld ten behoeve van een uitbreiding van den paardenstal
van het openbaar slachthuis. Daarentegen werd niet aange
nomen ons tegelijkertijd gedaan voorstel om de aan het
slachthuis geheven slacht- en stalloonen voor paarden te
verhoogen.
Onder deze omstandigheden kunnen wij geen vrijheid
vinden zonder nadere beslissing van Uwe Vergadering van
het te onzer beschikking gesteld crediet gebruik te maken.
Immers uit onze toelichting, opgenomen onder No. 14 der
Ingekomen Stukken, blijkt ten duidelijkste dat er tusschen
de beide door ons gedane voorstellenalthans voor ons
college, een onverbreekbaar verband bestaat.
Immers na de mededeeling dat de kosten der uitbreiding
door den Directeur van Gemeentewerken waren geraamd op
f 7500.— lieten wij daarop onmiddellijk volgen, dat de rente
en aflossing van dit kapitaal door een verhooging van de
slacht- en stalloonen voor paarden zouden kunnen worden
gedekt.
Maar er is meer. Wij deden in ons praeadvies ook ten
duidelijkste uitkomen, dat er ook afgescheiden van de voor
gestelde uitbreiding van den paardenstalalleszins reden was
om tot een verhooging van de slacht- en stalloonen over
te gaan. Geheel op zich zelf, ook zonder die voorgestelde
uitbreiding, zou dus een voorstel tot verhooging dier loonenalles
zins gemotiveerd zijn geweest. En zou men dan nuuitsluitend
ten bate van de paardenslagerszonder verhooging dier loonen
tot uitbreiden van den paardenstal overgaanwanneer er reeds
zonder die uitbreiding alleszins reden 'tot verhooging van de
door hen verschuldigde rechten zou geweest zijn. Dit is zonder
nadere uitdrukkelijke beslissing van Uwe Vergadering van ons
college niet te verwachten.
Immers het is geenszins onmogelijk dat er ook onder de
leden Uwer Vergadering meerderen waren, die evenals de
leden van ons college zich alleen daarom voor de vergrooting
van den paardenstal hebben verklaard, omdat zij zich overtuigd
hielden, dat de kosten dier vergrooting uit een veirhooging
van de slacht- en stalloonen zouden worden gevonden. Nu de
meerderheid van den Raad dit niet wil, is het zeer wel
mogelijk dat zich evenmin een meerderheid voor de uitbreiding
van den paardenstal op kosten van de gemeente zal verklaren.
Onder deze omstandigheden zouden wij ons dan ook niet
gerechtigd achten, en de commissie voor het openbaar slacht
huis, deswege door ons geraadpleegd, is van volkomen het
zelfde gevoelen, tot de vergrooting van den paardenstal over
te gaan, indien niet vooraf door Uwe Vergadering uitdruk
kelijk is verklaard, dat het deze ook dan wil, wanneer de
kosten daarvan geheel door de gemeente, d. i. door de belas
tingschuldigen, zullen worden gedragen. Mocht echter Uwe
Vergadering met ons van meening zijn dat de uitbreiding
dan niet zal moeten plaats hebben, dan zullen de paarden
slagers het aan zich zei ven te wijten hebben, indien in het
vervolg niet meer zooveel paarden tegelijk aan het slachthuis
zullen kunnen worden aangevoerd en dus veelal weder, zoo
als vroeger, slachting in Rotterdam zal moeten plaats hebben.
Maar al te veel toch wordt door hen uit het oog verloren
dat uitsluitend in hun belang destijds met zooveel moeite
door ons van de Regeering werd gedaan gekregendat de
uit Engeland uitgevoerde slachtpaarden rechtstreeks naar
het slachthuis alhier zouden mogen worden vervoerd.
Na bovenstaande uiteenzetting geeft het u bekende in de
vorige vergadering ingekomen adres van de paardenslagers
ons geen aanleiding meer tot verdere mededeelingen.
Wij geven u dan ook in overweging dat adres voor kennis
geving aan te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 58. Leiden, 6 Maart 1907.
Evenals in vorige jaren is door het Bestuur van het Ge
nootschap «Mathesis Scientiarum Genitrix" wederom het ver
zoek tot ons geiicht om kosteloos gebruik te mogen maken
van eenige lokalen van de Gehoorzaal, gedurende de week van
22 tot en met 28 April a.s. voor de tentoonstelling van door de
leerlingen vervaardigde teekeningen en voor het houden der
jaarlijksche algemeene vergadering.
Aangezien bij ons college tegen de inwilliging van het
verzoek geen bezwaar bestaat, geven wij U in overweging
ons te machtigen de benoodigde lokalen kosteloos aan het
genootschap ten gebruike aftestaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 59. Leiden, 6 Maart 1907.
Een door uw medelid van Tol in de Raadsvergadering van
I Maart 1906 voorgestelde motie om ons college uit te noo-
digen zoo spoedig mogelijk voorstellen tot herziening van de
loonen der gemeentewerklieden in te dienen, werd door hem
in de raadsvergadering van 12 April d. a. v. weder terug
gekomen nadat wij in de vergadering van 22 Maart hadden
toegezegd een onderzoek te zullen instellen naar de loonen
der gemeentewerklieden in andere gemeenten en die van de
werklieden bij particuliere werkgevers hier ter stede, en u
met het resultaat van dat onderzoek te zullen in kennis
stellen.