24 Onzerzijds bestaat daartegen geenerlei bezwaar. De pacht som van f 1800.'sjaars, in 1899 bij de openbare verpach ting bedongen, mag ook thans nog zeer voldoende worden geacht, zoodat voor een hernieuwde openbare verpachting o.i. geen termen aanwezig zijn. Mitsdien geven wij U in overweging het recht van tolhef fing van schepen, voertuigen en voetgangers aan de Leider- dorpsche brug, overeenkomstig het bij K. B. van 17 Mei 1855, no. 51 goedgekeurd tarief, alsmede het koffiehuis, woning, stalling, wagenschuur en verder getimmerte, gelegen in de Kerkbuurt aan bet Schouwpad bij bovengenoemde brug, onder de gemeente Leiderdorp, met ingang van 1 Mei a.s. voor den tijd van 5 jaren te verpachten aan P. J. Ramaker, aldaar, voor een jaarlijksche pacht van f 1800.en overigens onder de bestaande voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden. N#. 89. Leiden, 13 Februari 1907. Bij in 1902 gehouden openbare verpachting werd het recht tot tolheffing aan den weg- en watertol tegenover den Rijns- burgschen Vliet, bij het zoogenaamde »Leidsche hek'', waar onder begrepen de huur der huizing, staande op hettrekpad aan den Rijnsburgschen Vliet, en van het daarbij behoorend stukje tuingrond, tot 30 April 1907 verpacht aan G. J. Ciggaar, voor de som van f 1050.— per jaar. G. J. Ciggaar is inmiddels overleden. Zijn weduwe vraagt thans voor den tijd van 5 jaren onder de bestaande voor waarden in de pacht te worden gecontinueerd. Waar de betaalde pacht ook voor dezen tol voldoende mag worden geacht, bestaat oi. ook tegen de inwilliging van dit verzoek geen bezwaar. Mitsdien geven wij U in overweging het recht tot heffing van den weg- en watertol tegenover den Rijnsburgschen Vliet bij het Leidsche hek, laatstelijk verleend bij K. B. van 31 Januari 1907, n°. 15, tot 1 Mei 1912, en waaronder begrepen is de huur der huizing, staande op het trekpad aan den Rijnsburgschen Vliet, en van het daarbij behoorend stukje tuingrond, wederom voor den tijd van 5 jaar, ingaande 1 Mei 1907, te verpachten aan de wed6. G. J. Ciggaar, geb. van Egmond, voor een jaarlijksche pacht van f '1050.en overigens onder de bestaande voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 40. Leiden, 13 Februari 1907. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van P. van Nijnatten, alhier, bestaat bij ons college geenerlei bezwaar. Waar echter de loods zal worden gebouwd op een terrein, dat bestemd is te zijner tijd aan de openbare straat, de Ooster straat, te worden verheeld schijnt het raadzaam, dat aan de vergunning de voorwaarde worde verbondendat de loods op de eerste aanzegging van ons college, binnen een door ons te bepalen termijn weder worde opgeruimd. Mitsdien geven wij U in overweging aan P. van Nynatten, alhier, vergunning te verleenen tot het overeenkomstig de ingediende teekening bouwen van een houten loods, bestemd tot berging van houtwarenin den tuin van het perceel Rijnkade no. 12, onder voorwaarde dat de loods op de eerste aanzegging van wege ons college, binnen den daarbij door ons bepaalden termijn, weder zal worden opgeruimd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan de Heeren der Gemeenteraad van Leiden geeft met verschuldigde eerbied te kennen P. van Nijnatten, meubelfabrikant, wonende Rijnkade 12 alhier, dat hij beleefd vergunning verzoekt tot het oprichten van een houten loods, tot het bewaren van zijn hout, in den tuin van zijn woon huis. De grootte der loods is 8 Meter lang bij 3 Meter breed. Aldus in duplo opgemaakt en geteekend te Leiden den 15den Januari 1907. P. yan NIJNATTEN. N°. 41. Leiden 13 Februari 1907. In de Raadszitting van 16 Augustus 1906 (Zie Ingek. Stukken n°. 181) werd door Uwe Vergadering afwijzend beschikt op een verzoek van de Leidsche Tuinders Patroons- vereeniging, dat, voor zooveel het de veiling van eieren betrof, dezelfde strekking had, als het u hierbij overgelegde verzoek van M. de Ruyter, te Veur c. s. Bij de behandeling daarvan werd door den Voorzitter der commissie voor het marktwezen te kennen gegeven, dat naar zijne meening dergelijk verzoeken behoorden uit te gaan van de direct belanghebbenden. Het thans ingediende verzoek moet dan ook vermoedelijk als een uitvloeisel van de toen door den heer Eerstens uitge sproken meening worden beschouwd. Intusschen zijn wij met de commissie voor het marktwezen van oordeel, dat ook thans nog voor inwilliging van het verzoek geen termen aanwezig zijn. Immers uit een inge steld onderzoek bleek, dat adressanten wel «kippen houden," maar daarom nog allerminst als «handelaren in eieren" kunnen worden aangemerkt. Voor dezen een openbare veiling van eieren in het veilingslokaal in het leven te roepen kan aller minst aanbeveling verdienen, waar daartegen, gelijk in ons praeadvi'es van 20 Juli 1906 werd uiteengezet, uit anderen hoofde ernstige bezwaren bestaan. Geheel overeenkomstig het ter zake door de commissie voor het marktwezen uitgebracht advies geven wij U dan ook in overweging afwijzend op het verzoek van M. de Ruyter c. s. te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Edel Achtbare Heeren! Geven met verschuldigden eerbied te kennen: De ondergeteekende: 1 M. de Ruyter, 2 K. Oosterom, 3 W. Peschier, 4 P. G. Betist, 5 A. Huyman, 6 J. van der Lee, allen te Veur, 7 A. B J. Boyenk, 8 M. Zandwijk beiden te Noordwijk en 9 C. van den Berg te Leiden, allen betrokkenen bij den verkoop van eieren; kiezende ten deze domicilie ten woonhuize van eerstgenoemde te Veur (Noordhei) dat zij met verwondering en teleurstelling vernomen hebben dat op het adres van de Leidsche Tuinders- Patroons Vereeni- ging voor Leiden en naburige Gemeenten, gevestigd te Leiden, waarin wijziging gevraagd werd van de verordening op het veilen en markten in dien geest, dat ook eieren door genoemde Leidsche Tuinders Patroons Vereeniging in het vervolg zouden mogen worden geveild, door Uwen Raad afwijzend is beschikt; dat zij adressanten als belanghebbenden bij den verkoop van eieren, overtuigd zijn dat de handel daarin, het beste bevorderd wordt, door ook daarvan veilingen te houden en dit veilen, zoowel voor koopers als verkoopers, den besten waarborg biedt; dat wegens de percentsgewijze heffing van den omzet der veilingen door de Gemeente Leiden, tevens weder eenige niet onaanzienlijke baten daardoor aan de Gemeentekas zullen toevloeien dat bij de besprekingen over genoemd adres, door eenige leden van Uwen Raad de opmerking gemaakt is dat zij, die bij het veilen van eieren onmiddellijk belang hebben, in de eerste plaats met een daartoe strekkend verzoek moesten komen dat zij adressanten bij deze alsnog aan dezen wensch gevolg geven. Redenen waarom adressanten zich bij deze tot Uwen Raad wenden met het eerbiedig verzoek dat het Uwen Raad moge behagen, bedoelde verordening op het veilen en markten alsnog zoodanig te wijzigen dat in het vervolg ook eieren door genoemde Leidsche Tuinders- Patroons Vereeniging zullen mogen worden geveild. 't Welk doende enz. Veur den 16 October 1900 en zes. M. de Ruyter. (volgen de namen van nog 8 adressanten). N°. 42. Leiden, 15 Februari 1907. Door den heer D. F. Boekee werd ons de wensch te kennen gegeven dat de gemeente de Magdalena Moonsstraat kosteloos in eigendom en onderhoud zou overnemen. Hem werd toen medegedeeld dat van overname der straat alleen dan sprake zou kunnen zijn, indien de straat voorat door de uitvoering van verschillende werken in behoorlijken staat werd gebracht, of wel een bedrag van f 750.— in de gemeentekas werd gestort, in welk geval de gemeente voor zijn rekening voor de uitvoering dier werken zou kunnen zorg dragen. Het laatste is thans geschied, zoodat aan de overname van de Magdalena Moonsstraat over een lengte van 223 Meter thans niets meer in den weg staat. (In het verdere gedeelte van de straat, waar alleen nog het hoofdriool is gelegd, is van straataanleg overigens niets te bespeuren, zoodat dit ge deelte nog in het geheel niet voor overneming door de Ge meente in aanmerking kan komen).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1907 | | pagina 2