DONDERDAG 10 JANUARI 1907.
7
klasse agenten blijven en hunne gezinnen hun toch evenveel
kosten.
Ten slotte zou ik erop willen wijzen, dat als wij de sala
rissen hooger stellen, de eischen aan de agenten ook hooger
gesteld kunnen worden, en dat men ook bij de nieuwe agen
ten kan eischen zekere voorwaarden van beschaving en ont
wikkeling, waaraan nu, nu de salarisregeling niet is zooals zij
moet wezen, niet altijd kan worden voldaan. Ik beveel dus
mijn amendement bij mijne medeleden aan en hoop dat het
met groote meerderheid zal worden aangenomen.
De heer Fokker. Ter aanbeveling van mijn amendement
zou ik dit willen zeggen, dat de bepaling van den datum van
1 Juli 1907 voor het ingaan der traktementsverhooging van
de politieagenten, geheel ligt in de consequentie van het
voorstel van Burg. en Weth. Maar ik aanvaard die consequentie
liever niet. Burg. en Weth. vinden het gewichtig argument
om tot verhooging van traktement over te gaan gelegen in
het feit, dat de salarisregeling hier zoo ongunstig afsteekt
bij de salarisregeling in andere Gemeenten, en met 1 Juli
verhoogend, is dat bezwaar ondervangen. Dat is ook voor mij
een gewichtig argument. Het gewichtigste argument is echter
voor mij, dat het vrijwel een communis opinio schijnt te zijn,
dat de salarissen hier te laag zijn, en wanneer wij het daar
over eens zijn, dan meen ik, dat wij de menschen ook niet
moeten laten wachten op hunne verhooging tot 1 Juli, maar
dat wij hun die moeten geven met 1 Januari. Wanneer het
blijkt, dat de loonen te laag zijn, dan moeten wij die ook
dadelijk verhoogen en daarmede nog niet eerst een half jaar
wachten. Laten wij de politieagenten, die in weer en wind
eiken dag moeten zorgen voor de veiligheid van onzen persoon
en onze goederen niet doen hunkeren naar het oogenblik,
waarop die verhoogingen voor hun in werking zullen treden.
Het financieel bezwaar acht ik niet zoo heel groot; ik meen,
dat wij ons volkomen verantwoord kunnen rekenen, om daar
voor een kleine bijdrage van de belastingschuldigen te vragen.
Wanneer alle gelden door de Gemeente zoo goed werden be
steed, dan zou ik stellig geen bezwaar hebben ik spreek nu
natuurlijk alleen voor mijzelf om steeds voor voordrachten
van financieelen aard mijne stem te geven. Nu wordt er
echter gezegd, dat op het artikel «onvoorzien'' zoo weinig be
schikbaar is. Dat kunnen de politieagenten echter niet helpen
dat is onze schuld. Bij de behandeling van de begrooting is
er op gewezen, dat voor onvoorzien een zoo klein bedrag
werd uitgetrokken. Toen is door U, mijnheer de Voorzitter,
gezegd, waarbij U eene vergelijking maakte met de Gemeente
Utrecht, dat het niet zoo weinig was. Het kleine bedrag op
onvoorzien aanwezig is voor Burg. en Weth. ook een reden
om de verhoogingen bij andere amendementen voorgesteld te
ontraden. Maar is nu de omstandigheid dat de post van on
voorzien dit jaar zoo laag is, een reden, om den ambtenaren,
dien men traktementsverhooging ook voor het vervolg anders
zou willen toekennen, die nu te onthouden? Dat kan men
toch niet meenen.
Ik meen voldoende mijn amendement hiermede te hebben
toegelicht en beveel de aanneming ervan bij mijne mede
leden aan.
De Voorzitter. Ik zal nu met een kort woord de heeren
Vergouwen, van der Eist en Fokker beantwoorden. Ik ver
keer daarbij in eenigszins dubbelzinnige positie, omdat ik
niets liever zou hebben, dan dat mijne politieagenten zoo
veel mogelijk salaris kregen. Maar aan den anderen kant
eischt een goede administratie en eene juiste verhouding tot
andere Gemeenteambtenaren, dat in deze eene behoorlijke
maat wordt betracht.
Burg. en Weth. hebben in hun advies gezegd, dat de salarissen
der agenten in vergelijking met andere plaatsen te laag waren,
maar dat met dit voorstel, hetwelk nu wordt gedaan, die
salarissen voldoende zullen zijn. Nu komt het mij voor, dat
onder de gegeven omstandigheden het zaak is, ons ook te
houden aan de verhoogingen door Burg. en Weth. voor
gesteld.
Ik wensch den ambtenaren van de gemeente alles goeds,
en het zou mij ook zeer toelachenals hun en speciaal den
politieambtenaren van de gemeente woningen in huur kon
den worden verstrekt, zooals ook de heer Fokker straks heeft
gewenscht. Dat wordt op het platte land hier en daar in
practijk gebracht, waar o. a. aan verscheidene politieambte
naren van gemeentewege een woning in huur wordt gegeven.
Dat de ambtenaren van de gemeente zoodoende behoorlijk
onder dak komen, en hun onafhankelijkheid daardoor ver
meerdert, spreekt vanzelf. Maar dat is nu nog toekomstmuziek,
die in den eersten tijd niet kan worden verwezenlijkt.
Ik meen niettemin, dat, als het voorstel van Burg. en
Weth. wordt aangenomen, de agenten behoorlijk voor den
dag kunnen komen. De staten, die in ons eerste rapport
overgelegd zijn, wijzen uit, dat wij nu het midden houden
tusschen Groningen, dat betrekkelijk laag, en Arnhem, dat
ruim bezoldigt. Tusschen die twee plaatsen de vergelijking
makende, kom ik tot de conclusie, dat de bezoldiging, zoo
als die hier wordt voorgesteld, goed is en de agenten het
daarmede best kunnen doen.
Nu wenscht men, dat allen de verhoogingen terstond deel
achtig worden, en berekent, dat het resultaat van de aan
neming van de voordracht van Burg. en Weth. zal zijn, dat
velen de verhoogingen zullen derven. De heeren vergeten
echter, dat als de voordracht van Burg. en Weth. wordt
aangenomen, slechts weinigen geen verhooging zullen krijgen
in het eerste jaar en dat de 25, die nu aanstonds geen ver
hooging krijgenalle personen zijndie hun gewone verhoo
ging reeds hebben gehad en bovendien het volgend jaar de
nieuwe verhooging zullen krijgen. Wij hebben nu het geval,
dat van 20 agenten 2e klasse bij 13, die geen verhooging
meer zouden krijgenvijf terstond f 50.meer zullen
hebben en acht terstond 25.meer en dat acht x'eeds in
1908 een verhooging van f 25.zullen krijgen, terwijl zeven
dit jaar hun gewone verhooging zullen krijgen, die hun
volgens de verordening moet worden toegekend. Voor allen
wordt dus de positie bij aanneming van ons voorstel beter,
vooral voor de overige klassen springt dit vanzelf in 'toog.
Nu loopen de voorstellen van de heeren van der Eist en
Vergouwen niet veel uit elkaar. De heer van der Eist wil
alleen voor de hoofdagenten en de agenten eerste klasse
een verandering, wat betreft de tijdstippen, waarop zij hunne
verhoogingen zullen krijgen. Dat betreft dus alleen een zeer
kleine wijziging. Waarom moet dat nu worden veranderd,
waar het verschil zeer klein is? Zooals het nu door ons wordt
voorgesteld, is er een behoorlijke symetrie tusschen de ver
schillende rangen. Wat de agenten 2e en 3e klasse betreft,
daaromtrent stellen de heeren van der Eist en Vergouwen
hetzelfde voor. De heer van der Eist wil voor de agenten
3e klasse een verhooging van de aanvangswedde met /25.
met 4 verhoogingen na 1, 3, ti en 9 jaar dienst. Het komt
dus eigenlijk alleen neer op de personen, die 9 jaar in dienst
zijn Wij hebben reeds in de stukken gezegd, dat er dit
maar een enkele is. De reden, dat zij niet tot verhooging
zijn voorgedragen, is gelegen in het feit, dat zij niet aan het
examen voldeden, of dat zij niet geschikt waren gebleken,
of als straf waren teruggezet.
Nu hebben de agenten er in hun nader schrijven op ge
wezen, dat in de wijze, waarop het examen wordt afgenomen,
eene onbillijkheid is gelegen, omdat het gevolg kan zijn, dat
een persoon, die bij het eerste examen bijv. n°. 2 behaalt,
bij een volgend examen, met anderen in concurrentie tredende,
weder een lager nummer krijgt, waardoor het kan voorkomen,
dat eene verhooging zeer lang op zich kan laten wachten.
Na gehouden overleg met den Commissaris van Politie,
ben ik tot de slotsom gekomen, dat het wenschelijk is, om
in die zaak verandering te brengen. Dit bezwaar wordt dus
weggenomen.
Het tweede bezwaar in het schrijven uiteengezet is dit,
dat terwijl vroeger het bezwaar was, dat men bij promotie
den toeslag moest derven, dien men in den vorigen rang had,
dit nu hetzelfde is gebleven. Dit is eene verkeerde redenee
ring, want in het voorstel van Burg. en Weth., die voor
stellen het maximum der agenten 2de klasse niet hooger te
stellen dan f 650.weegt het bezwaar niet, omdat bij dit
bedrag de toelage nog wordt genoten, maar in het stelsel
van den heer van der Eist, die wil gaan tot 675.weegt
dit bezwaar wel, want dan vervalt die bijslag- Dit argument
geldt dus niet tegen het voorstel van Burg. en Weth., maar
tegen dat van den heer van der Eist.
Eindelijk wordt in het adres beweerd, dat door de periodieke
verhoogingen de toestand nadeelig is geworden voor de agen
ten, omdat de periodes langer zijn geworden; maar men ver
geet er bij, dat sedert 1901 ook de bezoldigingen zooveel
hooger zijn geworden, daarmede wordt dat argument dus
weder ter zijde gesteld.
De bezoldiging voor een agent 3e klasse, wanneer hij in
dienst komt, kan niet slecht worden genoemd, nl. 1.50 per
dag of 15 cents per uur. Wanneer men daarbij bedenkt, dat
het personen zijn, die dit in de burgermaatschappij niet
verdienen, die geene opleiding hebben gehad, en die dan hier
al dadelijk een behoorlijke bezoldiging hebben en op hun tijd
promotie maken, dan geloof ik niet, dat gezegd kan worden,
dat de toestand van agent 3e klasse veel te wenschen
overlaat.
Wat de agenten 2e klasse betreft, die doen bijna hetzelfde
werk als de agenten 3e klasse. Het komt mij dan ook niet
wenschelijk voor, om hunne bezoldiging zooveel te doen ver
schillen van die der agenten 3e klasse en het komt mij ook
voor, dat de door ons voorgestelde verhoogingen juist en
billijk zijn.
Alles te zamen genomen schijnt het mij toe, dat het voor
stel van Burg. en Weth., waar het eene belangrijke verbete
ring in de positie der agenten teweeg brengt, alle aanbeveling