142 moesten de werklieden, die aan het werk gebleven waren, veelal naar het werk en weder naar huis geleid worden, terwijl ook de surveillance van verschillende werkplaatsen en werken extra-krachten vorderde. Botsingen konden niet altijd uitblijven en vereischten bijzonderen tact, ter voorkoming van erger Erkend moet worden, dat de politie zich op loffelijke wijze van hare zware taak heeft gekweten en het was ons met den Voorzitter van ons college aangenaam bij de behandeling van de begrooting voor 1907 te vernemen, dat het optreden van de politie gedurende den stakingstijd ook bij Uwe Vergadering waardeering had gevonden. Wij voegen hier aan toe, dat, gelijk van zelf spreekt, die extra-diensten niet konden worden gepraesteerd, zonder dat verlof en vrije dagen belangrijk werden ingekrompen, terwijl deze aan de hoogere beambten zelfs geheel moesten worden onthouden. Van verlof tot uitstedigheid kon uit den aard der zaak geen sprake zijn. Een ruime gratificatie voor de buitengewone diensten door de politie bewezen schijnt ons daarom alleszins op haar plaats. Eveneens meenen wij, dat er alle aanleiding bestaat om ook aan de militairen, die in Augustus gedurende eenige dagen der politie bij de handhaving van de orde ter zijde stonden, een belooning toe te kennen. Mitsdien geven wij U in overweging: 1° een bedrag van ƒ600.ter beschikking te stellen van den Burgemeester, ten einde door dezen, als buitengewone belooning voor de tijdens de staking bewezen buitengewone diensten, onder de inspecteurs en de agenten van politie te worden verdeeld 2°. een bedrag van ƒ100.beschikbaar te stellen ter be looning van de bereden manschappen, die in Augustus j.l. politie-dienst hebben verricht. Deze gelden zullen uit den aard der zaak uit den post voor Onvoorziene Uitgaven moeten worden gekweten. Wij bieden U mitsdien tevens bijgaanden staat van af-en overschrijving ter vaststelling aan. Op den post voor On voorziene Uitgaven zijn thans nog ƒ895. beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden N°. 310. Leiden, 11 December 1906. Blijkens de in de Leeskamer overgelegde correspondentie bestond bij den districts-schoolopziener bezwaar tegen de definitieve goedkeuring van den rooster van lessen voor den cursus 1906—1907 van de afdeeling B der Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen, alhier, aangezien daarop geen uren waren uitgetrokken voor lessen in de vakken h, j en k van art. 2 der wet op het Lager Onderwijs hoewel volgens art. 39 van de verordening van 10 April 1902 (Gem.- Bl. n°. 8) ook in die vakken onderwijs moet worden gegeven. De Directeur der Kweekschool had voor deze vakken, althans voor de vakken j en fc, geen uren op den rooster uitgetrokken, aangezien zich geen leerlingen voor die vakken hadden aangemeld. Echter zou hij niet gaarne deze vakken in de verordening onder de uitgezonderde vakken zien opge nomen, omdat hij aan de bezitters der akte, bedoeld in art. 11a der wet, de gelegenheid niet zou willen benemen zich aan de Kweekschool verder in die vakken te bekwamen. Daartegenover was de Districts-schoolopziener van meening, dat waar eenmaal het onderwijs in bepaalde vakken in de verordening imperatief wordt voorgeschreven, op den rooster ook uren voor dat onderwijs moeten worden uitgetrokken en de quaestiedat zich geen leerlingen voor die vakken hebben aangemeld, er eene is van feitelijken aard, die op desamen- stelling van den rooster niet van invloed mag zijn. Of wel de rooster en het programma behoorden dus alsnog te worden aangevuld, öf de verordening moest worden gewijzigd. Ten slotte werd overeenstemming verkregen omtrent een in art. 39 der verordening aan te brengen wijziging waar mede ook de Plaatselijke Schoolcommissie zich, blijkens haar in de Leeskamer liggend schrijven van 29 November 11. vol komen kan vereenigen. Overeenkomstig het advies dier commissie geven wij U daarom in overweging over te gaan tot de vaststelling van de navolgende verordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van den 10en April 1902, „voor de Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen te Leiden", (Gem.- Bl. n°. 8) gelijk die verordening werd gewijzigd hij verordening van den 5en Maart 1903 (Gem.-Bl. n°. 18). Eenig Artikel. Art. 39 van bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: »Op de Afdeeling B wordt onderwijs gegeven in: 1°. de vakken vermeld in art. 2 der wet van 17 Augustus 1878 (Staatsblad n°. 127) laatstelijk gewijzigd bij de wet van 5 Juni 1905 (Stbl. n°. 152), behalve die genoemd in bh rr bis en t 2°. het vak vermeld in art. 2 dier wet onder j, met dien verstande, dat de leerlingen het onderwijs in dit vak ont vangen tegelijk met die van de examenklasse van afd. A; 3°. de theorie van onderwijs en opvoeding 4°. de stem vorming". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 311. Leiden, 11 December 1906. Laatstelijk krachtens Raadsbesluit van 10 December 1903 werd het grasgewas van het Plantsoen, het Park, de kleine plantsoentjes, de Jan van Houtkade en de singeltaluds voor 90.'sjaars verpacht aan J. Belt, alhier. Dit contract eindigt 31 December a s. Belt heeft zich thans bereid verklaard de opbrengst, van het grasgewas andermaal voor den tijd van 3 jaren te pachten, mits de pachtsom tot ƒ70.'sjaars wordt teruggebracht, in verband met de zooveel geringere opbrengst van het Park. Noch bij de commissie van fabricage, noch bij ons college bestaat tegen deze vermindering bezwaar; te minder waar Belt zich steeds als een accuraat pachter heeft gedragen van wien nimmer lastmet het oog op het geregeld weghalen van het gras, dadelijk nadat dit gemaaid was, werd ondervonden. Wij geven u mitsdien in overweging te besluiten de op brengst van het grasgewas van het Plantsoen, het Park, de kleine plantsoentjes, de Jan van Houtkade en de singel kanten, met ingang van 1 Januari 1907weder voor den tijd van 3 jaren te verpachten aan J. Belt alhier, thans evenwel voor een pachtsom van 70.per jaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 312. Leiden, 11 December 1906. Ten einde tot de openbare verpachting der standplaatsen op de aanstaande kermis te kunnen overgaan, zullen de daarvoor benoodigde terreinen weder voor den duur dier kermis aan den openbaren dienst moeten worden onttrokken. Mitsdien geven wij U in overweging de op bijbehoorende situatie-teekeniog met de letters A, B, C, D, E, F,GenH aangegeven terreinen, ter grootte respectievelijk van 462,155, 420, 155, 180, 12, 192 en 48 Ma.gelegen de eerste vier op de Lammermarkt, het vijfde en zesde op de le Binnenvest gracht, het zevende op de Nieuwe Beestenmarkt en het achtste op de Beestenmarkt, ten behoeve van de plaatsing van twee draaimolens, een stoomcarroussel, een tobbogan, een luchtschommeleen slagmachine, een kinematograaf en een photographie-inrichting, of daarmede gelijk te stellen inrichtingen, voor den tijd van 13 dagen, te beginnen met Vrijdag 19 Juli en eindigende Woensdag 31 Juli 1907, aan den openbaren dienst te onttrekken en ons tot de openbare verpachting dier standplaatsen te machtigen onder de bij Raadsbesluit van 16 Maart 1899 vastgestelde voorwaarden, zooals die bij latere Raadsbesluiten, laatstelijk bij besluit van 25 Januari van dit jaar, nader zijn gewijzigd en aangevuld. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 313. Leiden, 11 December 1906. Naar aanleiding van nevensgaand aan Uwe Vergadering gericht adres van den Directeur der Naamlooze Vennootschap «Nationaal Grondbezit" hebben wij de eer U mede tedeelen, dat reeds bij besluit van 16 Juni 1904 (lng. St. no. 127) door Uwe Vergadering besloten werd »de aan te leggen straten, voor zoover ter overneming aangeboden, kosteloos bij de gemeente in eigendom en onderhoud over te nemen, nadat de straten over haar volle breedte zullen zijn aange legd en behoorlijk overeenkomstig onze aanwijzingen en ten onzen genoegen zullen zijn bestraat, gerioleerd en ook overi gens in orde gebracht." De straten nu zijn door de gemeente, voor rekening van de maatschappij, aangelegd en mitsdien behoorlijk gerioleerd en verhard. Ook zijn gas- en waterleiding aanwezig. Alleen zal te zijner tijd alsnog herstrating noodig zijn, waarvan de kosten geraamd worden op 530.Tegen de overname der straten kan dus geenerlei bezwaar bestaanwanneer ten be hoeve dier herstrating een bedrag van ƒ530.in de gemeen tekas wordt gestort.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 2