GEMEENTERAAD VAN LEDEN.
141
I llllll l.\ STI K K K\.
N°. 304. Leiden, 30 November 1906.
Bij de Commissie van Financiën bestaat geen bezwaar tegen
de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde af- en
overschrijving op de begrooting voor 1906, ten behoeve van
de kosten van het geneeskundig toezicht op de openbare en
bijzondere scholen (Ing. St. N°. 295).
Zij adviseert U mitsdien tot vaststelling van den daarbij
behoorenden begrootingsstaat model B.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 305. Leiden, 4 December 1906.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van den heer
P. Dikshoorn en van het daaromtrent door den Districts
schoolopziener uitgebracht advies, geven wij Uwe Vergadering
in overweging aan den heer P. Dikshoorn, op zijn verzoek,
met ingang van 1 Mei 1907 op de meest eervolle wijze ont
slag te verleenen uit zijne betrekking van hoofd der openbare
school der 4e klasse No 2, alhier, onder dankbetuiging voor
de goede diensten door hem aan het onderwijs in deze ge
meente bewezen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
's-Gravenhage, 1 December 1906.
Onder terugzending van bijgaand adres heb ik de eer Uw
College te berichten, dat naar mijn oordeel aan den heer
P. Dikshoorn tegen 1 Mei 1907 op zeer eervolle wijze ontslag
uit zijne betrekking kan worden verleend.
De Schoolopziener in het district 's-Gravenhage
R. v. Goens.
Aan heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Leiden, 26 November 1906.
Ondergeteekende, hoofd der Openb. Schodl vierde klasse
No 2 alhier, wenscht zijne betrekking als hoofd der school
neder te leggen.
Hij verzoekt derhalve Uwen Raad eerbiedig hem met ingang
van 1 Mei 1907 eervol ontslag te verleenen.
Van Uwen Raad
de onderd dienaar
P. Dikshoorn.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
N°. 306. Leiden, 7 December 1906.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven
gunstig te beschikken op bijgaand verzoek van den heer
A. R. H. Kamminga om ontslag uit zijne betrekking van
onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de openbare lagere
school der 4e klasse N°. 2 alhier en hem dat ontslag eervol
te verleenen met ingang van 1 Februari '1907.
Het ter zake door het hoofd der school uitgebracht advies
wordt hierbij overgelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
In antwoord op Uwe apostille van den 30sten November,
waarbij een verzoek van den onderwijzer A. R. Kamminga
om eervol ontslag uit zijne betrekking tegen 1 Februari 1907,
heb ik de eer U te berichten, dat bij mij geen bezwaar bestaat
om op adressants verzoek gunstig te beschikken.
Het hoofd der O. S. 4de klasse N°. 2.
P. Dikshoorn.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
der Gemeente Leiden.
Wegens zijne benoeming tot onderwijzer te Amsterdam
heeft ondergeteekende de eer, U eervol ontslag te vragen als
onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de O. L. S. der
4e klasse n°. 2, en wel met ingang van 1 Februari 1907.
't Welk doende enz.
A. R. H. Kamminga.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 307. Leiden, 10 December 1906.
Op de begrooting voor het loopende dienstjaar werd onder
Volgn. 74 een bedrag van ƒ400.uitgetrokken voor het ver
spannen en verstellen van de gobelins, het slijpen en ver
nissen van de lichtkroon, het overschilderen van de hout
werken en het doen van kleinere herstellingen in de Raadzaal.
Het is thans gebleken, dat met deze som bij verre na niet
zal kunnen worden volstaan. Inzonderheid de gobelins vielen,
nadat zij waren afgenomen, zoo ontzettend tegen, dat hunne
reparatie een belangrijk hoogere uitgave zal vereischen dan
aanvankelijk werd vermoed. Terwijl toch de overige werk
zaamheden tezamen ruim ƒ318.hebben gekost, zal met de
reparatie der gobelins vermoedelijk 982.gemoeid zijn,
zoodat de totale herstellingskosten ƒ1300.zullen be
dragen of ƒ900.meer dan op de begrooting is uitgetrokken.
Intusscheri komt het ons met de commissie van fabricage
voor, dat deze hoogere uitgave alleszins gerechtvaardigd is.
Immers de gobelins verkeeren in zoodanigen staat dat indien
de vereischte herstelwerken niet worden uitgevoerd, zij niet
weder zouden kunnen worden opgehangen. Dit nu zou Uw
Vergadering zeker met ons in de hoogste mate betreuren.
Mitsdien geven wij U in overweging alsnog voor de restau
ratie van de Raadzaal een bedrag van 900.— beschikbaar
te stellen en mitsdien tot de vaststelling van den hierbij over-
gelegden staat van af- en overschrijving over te gaan.
üp den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog
'1795.beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 308. Leiden, 10 December 1906.
Door het Bestuur van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs werd
ons in zijn in de Leeskamer ter inzage liggend schrijven
medegedeeld, dat het door de bepaling van art. 3, le lid,
van de verordening van 9 November 1905, tot regeling van
de Arbeidsbeurs (Gem. BI. no. 29) meer dan noodig is wordt
aan banden gelegd.
Dat artikel bepaalt n.l. dat het Bestuur ten minste éénmaal
per maand vergadert. Dit nu acht het Bestuur niet altijd
noodig.
Het spreekt van zelf, dat in het begin, toen de dienst nog
moest worden georganiseerd en tal van regelingen waren te
treffenook meer dan eenmaal per maand werd vergaderd
maar thans, nu de dienst behoorlijk geregeld en de ambte
naar, door ons met de dagelijksche leiding van de beurs
belast, door het Bestuur behoorlijk geinstrueerd is, blijkt
zulk een geregelde maandelijksche bijeenkomst van de be
stuursleden niet meer noodig. Van daar dat het Bestuur den
wensch uitspreekt, dat art. 3, le lid in dier voege gewijzigd
worde, dat het aantal verplichte vergaderingen van één per
maand tot één per 2 maanden wordt teruggebracht.
In het algemeen bestaat bij ons college tegen deze wijzi
ging van de verordening geen bezwaar. Immers met reden
mag van het Bestuur worden verwacht dat het, ook al is het
daartoe niet meer ingevolge de verordening verplichtmeer
dan eenmaal in de twee maanden zal bijeenkomen, wanneer
een behoorlijke behartiging van de belangen der beurs dit
eischt.
Intusschen zouden wij het wenschelijk vinden, dat indien
deze wijziging wordt aangebracht, dan tevens, op het voet
spoor van andere verordeningen, bepaald wordt, dat het Be
stuur ook vergadert als de Voorzitter of de meerderheid van
de leden dit noodig acht.
Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten, dat het
le lid van art. 3 der verordening van 9 November 1905, »tot
regeling van de Arbeidsbeurs der gemeente Leiden" (Gem.
BI. no 29) gelezen wordt als volgt:
»Het Bestuur vergadert zoo dikwijls als de Voorzitter of
de meerderheid zijner leden dit noodig acht, echter niet
minder dan éénmaal in de twee maanden."
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 309. Leiden, 11 December 1906.
Nu het geschil in de Bouwbedrijven geëindigd is, komt
het ons met den Burgemeester, Hoofd der politie, voor dat
er alleszins termen bestaan om aan het politiecorps, voor de
buitengewone diensten gedurende de staking bewezen, een
buitengewone belooning toe te kennen.
De Burgemeester wees er ons op dat niet slechts bij de
troebelen in Augustus maar gedurende de geheele zes maan
den die de staking heeft geduurd, van de politie bijzondere
krachtsinspanning werd vereischt. Behalve den gewonen dienst,