156
WOENSDAG 31
OCTOBER 1900.
Gemeente dus zelf de inkomsten daarvan zou genieten. Ik
zou het op prijs stellenals Burg. en Weth. daaromtrent
inlichtingen konden geven. Dat kan nu nog niet, omdat dat
een ingewikkelde geschiedenis met het Weeshuis is. Maar
Burg. en Weth. kunnen door den archivaris en wellicht door den
stadsadvocaat een onderzoek laten instellen, om dat recht
van aanplakken eens te onderzoeken en daarvan aan den
Raad rapport te doen.
Wij zouden dan later er misschien toe kunnen overgaan,
om dat recht van aanplakken in handen van de Gemeente
te zien te krijgen, uesnoods met een behoorlijke schadever
goeding aan het Weeshuis, als het daarop recht blijkt te
hebben.
De Voorzitter. Ik kan IJ antwoorden, dat die zaak door
middel van het Weeshuis wordt behandeld. Het is een
privilege van oudsher aan die inrichting toegekend en dat
op een zeker bedrag kan worden besomd, dus indien er
ooit kwestie van zou kunnen zijn, dat de gemeente dit tot
zich neemt, dan zou dat met zich brengen eene zekere
transactie tusschen het Weeshuis en de Gemeente.
Maar de zaak is zoo onverwacht ter tafel gebracht en van
zoo moeilijken aard, dat het met het oog op de rechten
van de Gemeente zeer moeilijk is thans antwoord op de vraag
te geven. Het zou mij aangenaam zijn geweest, indien ook
dit punt in het Verslag was aangestipt, dan had een vooraf
beraden antwoord kunnen worden gegeven, maar op het
oogenblik is dat hoogst tnoeilijk.
De heer van der Lip. Ik ben eerst geschrokken, toen de
heer Fokker het idéé opperde om het recht van aanplakking
van het Weeshuis te ontriemen, maar hij heeft mij weer
een weinig gerustgesteld door er aan toe te voegen, dat hij
dan het Weeshuis een schadeloosstelling zou willen geven.
Deze schadevergoeding zou dan toch altijd moeten bestaan
in de uitkeering van een kapitaal, waarvan de rente gelijk
is aan het bedrag van de opbrengst; en is dit zoo, dan zou
ik daarin voor de Gemeente geen finantieel voordeel kunnen zien.
Daarom zou ik willen vragen: heeft de heer Fokker misschien
een andere reden, waarom hij dit recht van het Weeshuis
wil afnemen; heeft hij misschien reden tot klagen over
de wijze, waarop vanwege het Weeshuis voor de aan
plakking wordt gezorgd? Als Voorzitter van Regenten van
het Weeshuis had ik gaarne een antwoord op deze vraag.
Verder zal ik op deze zaak, die thans eigenlijk niet aan de
orde isniet ingaan.
De heer Fokker. M. d. V. Mijne vraag is niet verder ge
gaan dan een verzoek aan Burg. en Weth., om hetzij den
archivaris hetzij den advocaat van de gemeente een onderzoek
op te dragen teneinde daarover rapport uit te brengen.
Dat de zaak niet in de sectie is besproken, komt wel hier
vandaan, dat bij ons al genoeg is gepraat; en ik breng haar
nu ter sprake, omdat mijn aandacht er thans weder op viel.
In antwoord aan den heer van der Lip wil ik nog zeggen,
dat ik niet te klagen heben voeg daar gaarne bijdat ik
den heer van der Lip zelf dank verschuldigd ben voor de
wijze, waarop hij persoonlijk mij eens heeft geholpen; bij
gelegenheid van de watersnoodcollecte heeft hij mij faciliteiten
verleendwaarvoor ik hem nog altijd dankbaar ben. Maar
daarmede hebben wij hier niet te maken, en wanneer wij
dit bedrijf konden brengen in handen van de Gemeente, dan
zou ik meenen, dat de eigen exploitatie meer voordeel zou
opleveren dan de exploitatie van het Weeshuis.
Ik herhaal mijn verzoek den archivaris, resp. den stads
advocaat een onderzoek ter zake op te dragen
De Voorzitter. Ik wensch er nog even de aandacht op
te vestigen, dat de heer Fokker nu deze zaak ter sprake
heeft gebracht, omdat «toevallig zijn oog daarop viel". Ik
zou wel willen vragen, dat voorbeeld toch niet te volgen.
Indien de heeren, zich niet storend aan het Verslag, over het
een of ander punt hier een boom gaan opzetten en eene be
langrijke discussie onvoorbereid uitlokken, dan is dat toch
werkelijk geen doen. Daarom zou ik ernstig willen aanraden
niet meer te spreken over dingenwaarop «toevallig de aan
dacht valt," maar alleen over zaken, die ook in het Verslag
zijn besproken.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgn. 80 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgnrs. 8193 wordt achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over volgn. 94, luidende: Kosten van loezicht
en van invordering der plaatselijke belastingen:'
a. Jaarwedden9400.
De heer Witmans. M. d. V. Ik zal hierbij van mijn lieve
lingsdenkbeeld niet veel zeggen. Het is den Raad bekend, dat
ik in deze voorsta het hebben ook in Leiden van een contro
leur voor de gemeentebelastingen, en van dat standpunt ben
ik niet afgegaan, ondanks alle betoogen, welke te dier zake tegen
mijn idee zijn ingebracht. Ik wilde er alleen even met nadruk
op wijzen, dat het antwoord van Burg. en Weth. betreffende
dat punt mij volstrekt niet heeft voldaan. Er wordt daarin
onder anderen gezegd, dat er een Rijks-Inkomstenbelasting
in wording is en als daarop opcenten worden geheven, heelt
men eventueele controleurs bij de gemeentebelastingen niet
meer noodig. Dat is nu een nieuwe kapstokwaaraan men
de zaken kan ophangen. Wie nu gelooft, dat de nieuwe In
komstenbelasting, zooals die nu is voorgesteldooit wet wordt,
kan wel andere dingen ook gaan gelooven. Ik blijf van meening,
dat dat niets anders is geweest, dan een verlegenheidsargu-
ment van Burg. en Weth., om te trachten, dien controleur
van de baan te schuiven. Ik wil er even op wijzendat men
zeer onlangs in den Helder ook een controleur heeft aange
steld en in Utrecht bestaat dat instituut al sedert 2 jaar. Ik
heb ook vernomen van een zeer geacht ingezetene te dezer stede,
dat dat instituut daar uitstekend werkt en dat de opbrengst
van de belasting daar met ettelijke duizenden guldens is ver
hoogd dank zij het werken van dezen controleurook ondanks
het bestaan van een Commissie van aanslag.
Mijnheer de Voorzitter! Het spijt mij, dat ik ten opzichte van
Utrecht er wordt zoo gaarne naar gelijksoortige gemeenten
verwezendat hebben wij zooeven nog gehoord een beetje
laat ben ingelicht, en eigenlijk geen gelegenheid had, deze
zaak bij deze begrooting principieel ter sprake te brengen.
Dat wil ik wel zeggendat ik misschien bij de behandeling
van de motie Fokker en Aalberse (als ik die zoo noemen mag),
door het doen inlasschen van de bepaling, dat er in deze ge
meente een controleur zal zijn ondanks de kapstok van het
Dagelijksch Bestuur, er sterk over denk met een nieuw voor
stel te komen. Ik hoop dan, dat ik door gegevens uit soort
gelijke gemeenten als deze de heeren kan overtuigen, dat de
aanstelling van een controleur van de gemeentebelastingen hier
ter stede zeer urgent is.
De heer Juta. M. d. V. Ik zal het voorbeeld van den heer
Witmans, om deze zaak eenigszins principieel te gaan be
handelen, niet volgen. Ik geloof, dat zulks bij de behande
ling van de begrooting niet past. Als wij bij de begrooting
allerlei dingen gaan behandelen, die aan de kapstok van
de begrooting kunnen worden opgehangen, maar er toch
eigenlijk niet bij thuis behooren, kunnen wij de begrooting
nooit in één dag afdoenmaar zullen wij er 2 of meer dagen
of misschien wel een weekvoor moeten vergaderen.
Voor de voorbereiding van de verschillende voorstellen is
het bovendien ongewenscht, die alle bij de begrooting ter
sprake te brengen. Laten wij ons houden aan de cijfers van
de begrooting en aan de voorstellen, die daarbij bij Burg.
en Weth. zijn ingekomen en laten wij andere voorstellen a
tête reposée in eene andere vergadering behandelen.
Nu wil ik den heer Witmans opmerken, dat in het ant
woord van Burg. en Weth. niet staat, dat wij eerst de be
handeling der regeeringsvoorstellen willen afwachten, omdat
er dan geen controleurs meer noodig zullen zijn. Dat staat
er niet. Wij willen het eenvoudig afwachten en wij zullen
als de regeeringsvoorstellen'zijn aangenomen, aan den Raad
wellicht een voorstel doenom onze belastingverordening te
wijzigen, in dien zin, dat wij opcenten zullen kunnen heffen.
Er is door ons ook niet gezegd, dat men de Raadscommissie
maar moest afschaffen en een controleur aanstellendat
hebben Burg. en Weth. volstrekt niet gezegd, zooals de heer
Witmans beweerde. Burg. en Weth. laten die zaak blauw
blauw en zeggen: laten wij afwachten.Dan kunnen wij,
wanneer de regeeringsvoorstellen al dan niet aangenomen
zijn, nog altijd zien, wat ons-te doen staat. Dat is, dunkt
mijde aangewezen weg.
De heer Witmans. M. d. V. Ik wensch nog even iets op
te merken. De heer Juta eindigde met te zeggen, dat bet 't
beste is, dat wij de zaak voorloopig blauw blauw laten, tot
tijd en wijle de Regeering zich zal hebben uitgesproken over
hare finantieele plannen. Het spijt mij, dat ik in deze tegen
over den heer Juta sta. De heer Juta, die op finantieel gebied
in Leiden een goeden staat van dienst heeft, schijnt er zich
niet in te kunnen denken, dat men iets nieuws op dit gebied
invoert. De heer Juta staat voor zijn stelsel als een leeuw
en wil van een controleur niets weten en daar komt het toch
in den grond op neer.
Ik zal er verder niets meer van zeggen, omdat in zeker
opzicht juist is, wat de heer Juta heeft aangevoerd, dat nl.
een principieele bespreking over het al of niet hebben van
een controleur niet bij de begrooting thuis behoort. Maar hoe
menigmaal gebeurt het niet, dat verschillende punten bij de
begrooting worden besproken, die strikt genomen, ook niet
moesten worden besproken. Ik zal er nu niets meer van
zeggen. Ik zal er later op voorbereid zijn, om deze zaak
principieel nog eens te kunnen behandelen, maar ik kom er