154 WOENSDAG 31 OCTOBER 1906. maakt, hoe de Raad er over denkt. Vandaar, dat de heeren Sijtsma en van der Eist met mij besloten hebben om deze kwestie door het indienen van eene motie te trachten voor het oogenblik tot oplossing te brengen. Wij zijn van oordeel, dat de salarissen van de ambtenaren bij verordening behooren te worden geregeld, opdat die menschen weten, waarop zij recht hebben, wat hun minimum en maximum is, wanneer zij kunnen worden bevorderd en aan welke eischen zij moeten voldoen. Eene dergelijke regeling als hier wordt bedoeld, be staat reeds in verschillende gemeenten, als Delft, Vlissingen, Middelburg, Zaandam, alle gemeenten waarvan het personeel niet zoo heel groot is en waar men toch ook een dei-gelijke maatregel nuttig en wenschelijk heeft geacht. Ik weet, dat ik in deze zaak ook op den steun van den heer Aalberse zal kunnen rekenen, die op het oogenblik zelfs nog verder zou willen gaan dan ik en misschien zelfs eene volledige regeling van de rechtspositie der ambtenaren zoude willen. Ik moet zeggen, dat ik dat ook heel gaarne zou willen, maar ik begrijp, dat wij dat hier zeker niet zullen krijgen. Daarom wensch ik te beginnen met het mindere, en werkt dat goed, dan volgt later wel het meerdere, wil ik hopen. Derhalve heb ik de eer mede namens de heeren Sytsma en van der Eist de volgende motie voor te stellen: De Raad der gemeente Leiden van oordeel dat de salarissen der ambtenaren ter Gemeente- Secretarie en ten kantore van den Gemeente-Ontvanger bij verordening behooren geregeld te worden. noodigt Burgemeester en Wethouders uit aan den Raad voorstellen hiertoe aan te bieden, en gaat over tot de orde van den dag. Fokker. K. Sijtsma. De Voorzitter. Ik zou zeggen, dat het zaak is deze motie thans niet te behandelen. Er wordt voorgesteld, te besluiten dat Burg. en Weth. eene salarisregeling zullen ontwerpen voor de ambtenaren ter gemeente-secretarie, maar mij dunkt, alvorens te weten, of men tegen of voor dit voorstel zal stemmen, zal men toch eenige aanduiding omtrent den inhoud van die verordening moeten hebben en omtrent de verschillende klassen, die voor de salarieering zullen moeten worden ingesteld. Zou het dus niet wenschelijk zijn, dat deze motie, althans wanneer de Raad wenscht, dat daarop praeadvies wordt uitgebracht, worde gesteld in handen van Burg. en Weth., teneinde daaromtrent den Raad van praeadvies te dienen, en inmiddels met de behandeling van de begrooting voort te gaan? Ik geloof, dat daar alles voor te zeggen is. Wanneer wij nu reeds beraadslagen over de wenschelijkheid om bij verordening eene salarisregeling vast te stellendan geloof ik, dat wij geheel van de behandeling der begrooting afwijkendie eene dergelijke regeling nog niet kent. Ik zou ook denkendat de voorstellers zelf zich met deze wijze van handelen wel kunnen vereenigen. De kwestie wordt dan van alle kanten bekeken en er is kans op een grondiger behandeling dan op het oogenblik mogelijk is. De heer Fokker. Jk kan mij daarmede volkomen ver eenigen. Het is onze bedoeling, dat, nu reeds eenige jaren telkens door eenige leden van den Raad »ja" wordt gezegd, en door den Voorzitter of Burg. en Weth. «neen," wij maar eens moeten zien, of het ja sterker is, dan het neen, of omge keerd. Wanneer de zaak door te worden aangehouden kans heeft op een grondiger behandeling, heeft dat mijne volle sympathie. De Voorzitter. Dan zal de motie behandeld worden, ver gezeld van het praeadvies van Burg. en Weth. De heer Aalberse. M. d. V. Ik kan mij met de motie zeer goed vereenigenmaar omdat er nu een praeadvies over komt, is het misschien goed, nu te zeggen, wat ik er later ook over zou te zeggen hebben. Wanneer de motie in behan deling komt, stel ik mij voor, daarop een amendement in te dienen, in dier voege, dat in plaats van »de salarissen" ge lezen wordt: »de rechtspositie'' en dan zullen wij het werk woord, dat nu in het meervoud staat, in het enkelvoud moeten zetten. Zou het nu niet geschikt zijn, dat amen dement nu reeds in te dienen, opdat daarover ook praeadvies kan worden uitgebracht? Feitelijk is een regeling van de salarissen niets anders dan een onderdeel van de regeling der rechtspositie. De Voorzitter. U zoudt een aparte motie kunnen indienen, om de rechtspositie te regelen. De heeren Fokker c. s. willen de rechtspositie niet bespreken, omdat zij meenen, dat hur, motie dan minder kans van slagen heeft. Ik geloof niet, dat het aangaat, om tegen den wensch van de voorstellers hun een amendement op te dringen, dat zij niet wenschen. U hebt gelegenheid zelfstandig een motie in te dienen. Dan kan op beide moties geadviseerd worden. De heer Fokker. M. d. V. Ik heb eenig bezwaar tegen de wijziging, die de heer Aalberse wil aanbrengen, omdat ik bang ben, dat door de aanvulling van den heer Aalberse, de geheele motie de hals zal breken. De heer Aalberse is meer in de politiek geverseerd dan ik en daarom zou ik het het best vindenals de heer Aalberse zelfstandig een motie indiende, geformuleerd, zooals hij dat zelf wil. De beide moties kunnen dan te zamen worden behandeld en Burg. en Weth kunnen er te gelijker tijd praeadvies over uitbrengen. De heer Aalberse. M. d. V. De zaak komt dan op het zelfde neer. De moeilijkheid van den heer Fokker, die zelf ook voor een regeling van de rechtspositie verklaart te zijn is, dat hij deze niet wilde voorstellenomdat hij vreest daar voor geen meerderheid te vindenmaar hij gelooft weldat er een meerderheid is te vinden voor een regeling enkel van de salarissen. Nu geloof ik, dat mijn amendement de zaak zelf absoluut niet in gevaar brengt. Tot nu toe is in den Raad nooit de taktiek geweest, om, als men tegen een zaak was, te gaan stemmen vóór een amendement, dat de zaak slechter maakteom daardoor de geheele geschiedenis van de baan te krijgen. Wanneer ik nu voorstel, om in plaats van het woord «salarissen" in de motie te lezen «rechts positie", dan zou de stemming eerst loopen over het amen dement. Is dat aangenomendan kan men veronderstellen dat degene, die vóór het amendement heeft gestemd, ook vóór de motie zal stemmen. Wordt het amendement niet aan genomen, dan blijft de motie onveranderd en onverzwakt bestaan, zooals die door de Heeren Fokker c. s. is voorgesteld, dus in engeren vorm, zoodat men dan alleen de regeling van de salarissen heeft. Het is dus niet noodig 2 moties te hebben; het is m. i. veel eenvoudiger, dat de regeling van de rechtspositie alleen als amendement op de motie worde voorgesteld. Wordt dat dan afgestemd, dan houdt men nog over, wat oorspronkelijk voorgesteld was. De Voorzitter Er is in ons antwoord onderscheid gemaakt tusschen de regeling van de salarissen en een regeling van de rechtspositie. Als ik den heer Aalberse wel begrijp, zou hij onder een regeling van de rechtspositie ook de regeling van de salarissen willen zien begrepen. De heer Aalberse. Ik geloof, dat als men een behoorlijke regeling van de rechtspositie heeft, dat daarin dan ook is begrepen een regeling van de salarissen. De Voorzitter. Ik geloof, dat een voorstel tot regeling van de salarissen meer voorstanders zou krijgendan een ter rege ling van de rechtspositie, die ook de salarissen omvat. Ik meen, dat als men op dit terrein iets zou willen bereiken, het beter is de zaak gesplitst te houden. De heer Aalberse. Wanneer dat bij wijze van amendement wordt voorgesteld, dan geloot ik, dat wij de zaak juist geheel zuiver houden. Dan wordt eerst alleen en uitsluitend gestemd over het amendement, en wordt dat verworpen, dan komt daarbij in stemming de oorspronkelijke motie, waarbij alleen wordt gevraagd eene regeling van de salarissen. Ik geloot, dat wij dan twee volkomen zuivere stemmingen krijgen, want zij, die zijn voor eene regeling van de rechtspositie, zijn natuurlijk ook voor eene regeling van de salarissen; maar het omgekeerde is misschien niet het geval, en daarom geloof ik, dat we alleen dan een zuivere stemming zullen krijgen, wanneer eerst beslist wordt over de rechtspositie, en daarna over de salarisregeling. De Voorzitter. Het is een vormkwestie. Ik meende, dat het beter was die zaak bij afzonderlijke motie te beslissen, en U blijft er bij, dat het beter is een amendement op de eerste motie in te dienen. Welnu, U hebt de gelegenheid dat te doen. De heer Van der Lip. Het komt mij vreemd voor, mijnheer de Voorzitter, dat nu de motie niet in behandeling wordt genomen, hetgeen de voorstellers zeiven hebben goedgekeurd, zij toch geamendeerd wordt. Gebeurt dit, dan komt, zou ik zeggen, de motie wel in behandeling, want hoe wil men een amendement voorstellen op een motie, die zelf niet in be handeling komt? Ik geloof, dat de heer Fokker aan dit be zwaar kan tegemoet komen, door in zijn motie te zetten: de rechtspositiealthans de salarisregeling. De Voorzitter. Ik geloof, dat de heer van der Lip formeel gelijk heeft. De motie is niet in behandeling, en nu kan de heer Aalberse wel aankondigen, dat hij daarop zal indienen een amendement, maar dan bereikt hij zijn doel niet, omdat dan het praeadvies op de motie niet gaat over de rechtspositie. De eenige oplossing is, dat de heer Fokker opvolgt den wenk van den heer van der Lip, en in zijn eigen motie opneemt de woorden: rechtspositiealthans salarisregeling. De heer Fokker. Wij zouden ook aldus kunnen doen. Wij besluiten de motie in behandeling te nemen, en de A. VAN DER El.ST.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 6