WOENSDAG 31 OCTOBER 1906. 153 zijn en dus ook veel meer tijd in beslag nemen dan vroeger, en de wedde sinds 1872 dezelfde is gebleven, daar, ik ben dit met den heer Fockema Andrese volkomen eens, wordt het tijd om nu dezen post eens te verhoogen. De heer Sijtsma. M. d. V. Er kan niet veel nieuws meer in deze zaak worden bijgebracht en daarom wensch ik alleen te constateerendat ik mij in deze schaar aan de zijde van den heer Fokker en dus tegen het voorstel zal stemmen. Wanneer ik dat zeg, dan blijven de personen van de Wet houders daar geheel buiten, en wensch ik voorop te zetten, dat wij hier hebben te doen met een eerepost. Wanneer de heer van der Lip zegt, dat het bijkomen van een vierden Wethouder in het geheel geen invloed heeft gehad op de werkzaamheden van de Wethouders, dan zou ik toch willen vragen, of er dan een nieuw departement bij gekomen is? Ik meen dan ook wel degelijk, dat de werkzaamheden door het aanstellen van een vierden Wethouder vereenvoudigd zijn, anders zou ik niet zoo tegen het voorstel ageeren. Wanneer wij komen met voorstellen om den werklieden een hooger saiaris te gevendan moeten wij telkens hoorendat de middelen er niet zijn; en wanneer wordt gewezen op hoogere salarissen of loonen in andere plaatsendan wordt er gezegd, dat wij hier hebben te doen met onze eigen zaken. En dat is ook waar. Maar nu worden de rollen omgekeerd en zegt men: ziet, in Arnhem, Groningen, Haarlem krijgen de Wet houders ook een hooger toelage. Nu zou ik consequent willen zijn en zeggen: laten wij nu ook onzen eigen weg gaan en geen vergelijkingen maken met andere plaatsen. Hoe gaarne ik den Wethouders persoonlijk deze verhooging ook zou gunnen, ik geloof ook niet, dat zij eenigen invloed zal hebben op hun ijver, toewijding, werkkracht enz.; zij zullen de werkzaamheden van nu dan ook presteeren en wanneer zij die nu verrichten naar onzen zindan zullen zij dat verder ook doen. Wij moeten ik herhaal het niet vergeten, dat het hier geldt een eerepost en dat als zoo danig de Wethouders dit bedrag niet verdienen als bezoldiging. Moesten de Wethouders van deze toelage levendan was het nog wat anders, maar dat is het geval niet, en het is daarom, dat ik in de gegeven omstandigheden, waarbij zooveel nuttige en noodige zaken moeten achterwege blijven uit geldgebrek, geen vrijheid kan vinden om mijn stem aan het voorstel te geven. De Voorzitter. Een enkel woord wil ik hieromtrent ook in het midden brengen, niet als Voorzitter van het Dage- lijksch Bestuur, maar als Burgemeester, om mijne warme sympathie te betuigen met het amendement, dat door zoo veel Raadsleden is gesteund om deze verhooging toe te ken nen. Dat hier sprake is van een »jaarwedde", staat uitdruk kelijk in de wet, dus wat de heer Sytsma op dat punt heeft gezegd, dat hier sprake zou zijn van een eerepost, strookt niet met de woorden van de wet, want wien eenejaarwedde wordt toegekend, bekleedt een ambt zeker niet alleen eershalve. Er is reeds door verschillende leden op gewezendat in den loop der jaren de werkzaamheden voor de Wethouders zeer zijn vermeerderd, terwijl de jaarwedde voor de Wet houders is gebleven zooals die dertig jaar geleden was. In de eerste plaats is sedert tot stand gekomen de annexatie, die 8000 inwoners aan de Gemeente heeft toegevoegden toen destijds naar aanleiding daarvan ter sprake kwam de verhooging van de bezoldiging voor den Burgemeester en den Secretaris, is ook wel gedacht aan de Wethouders, maar naar mij van betrouwbare zijde is medegedeeld, is bij die gelegenheid gezegd: dat zal ook wel komen, laten wij niet alles ineens doen. Sedert is de bevolking nog vermeerderd, zoodat die nu bijna 57000 zielen bedraagt; en indien men nagaat, hoeveel wetten van economisch-sociale beteekenis sedert zijn tot stand gekomendie de werkzaamheid van Burg en Weth. vereischen, dan kunnen wij wel zeggen, dat reeds alleen uit dien hoofde het werk in de laatste 20 jaren is vermeerderd met de helft; ik noem o. a. de hinderwet, de arbeidswet, de woningwet, de gezondheidswet, de drankwet De heer Fockema Andreae heeft er reeds op gewezen, dat de verschillende takken van beheer ook zeer in omvang zijn toegenomen. Zoo zal de Wethouder voor de financiën het electriciteitsbedrijf bij zijne bemoeiing krijgen, terwijl de gasconsumptie een enormen omvang heeft verkregen. Te recht is ook gewezen op de vermeerdering van werkzaam heden voor den Wethouder van onderwijs, waar sedert tal van scholen zijn geopend, waarbij er nu weer een komt; en ik behoef niet te verzekeren, dat de vermeerdering van het aantal onderwijzers tal van meerdere bemoeiingen geeft. De vierde Wethouder, de heer Kerstens, en dat is gansch vergeten heeft niet maar de functies van den vorigen Wethouder overgenomen, maar er het slachthuis nog bijge- kregen, wat niet geringe bemoeiingen medebrengt. De heer Korevaar, de Wethouder van Openbare Werken, heeft al die takken erbij gekregen, waarop de heer Fockema Andreae reeds heeft gewezen, maar ook nog de bouwpolitie, wat een gansch nieuw bureau heeft medegebracht met een inspecteur en 2 administratieve ambtenaren. Dit alles geeft mij de over tuiging, dat door den Raad goed werk zal worden gedaan, als de jaarwedden van de Wethouders worden verhoogd. De heer van der Lip. M. d. V. Mag ik nog even iets opmerken Zooals de heeren wetenwordt de jaarwedde van de Wethouders volgens de wet feitelijk geregeld door Gede puteerde Staten. Wordt dus het amendement-de Goeje aange nomen, dan zal dit ten gevolge hebben, dat Burg. en Weth. verzocht of wil men opgedragen wordt aan Gedeputeerde Staten voor te stellen de jaarwedde der Wethouders te bren gen op 1500. De Voorzitter. Wij zullen het ook als zoodanig beschouwen en zullen nu alvast beginnen, met de verhooging op de be- rooting te brengen. Dan kan dit daarbij aan Gedeputeerde taten medegedeeld worden. De heer Fokker. M. d. V. Ik wensch nog even iets te zeggen. De heer van der Lip heeft verscheidene vreemde plaatsen genoemd, maar daarbij niet vermeld, hoeveel Wet houders daar zijn en het aantal legt toch ook eenig gewicht in de schaal. Waar nu is gezegd, dat de werkzaamheden niet zijn verminderd, doordat er een vierde Wethouder bijkwam, daar vraag ikwat de vierde Wethouder dan doet. De sociale aangelegenhedendie, vroeger aan den heer Aalberse waren opgedragen, heb ik in het laatste gemeenteverslag niet terug gevonden, zoodat dan alleen de burgerlijke stand voor den vierden Wethouder overblijft. Waar er nu door den Voorzitter op werd gewezen, dat die wetten van sociale beteekenis de werkzaamheden van Burg. en Weth. zoo enorm hebben ver meerderd, daar moet ik met te meer bevreemding constateeren dat ik den Wethouder voor sociale aangelegenheden in den laatsten tijd mis. De heer van der Lip vond, dat het geen argument is, dat de Voorzitter van het College tevens lid van de Tweede Kamer is. Dat is een verschil van appreciatie. Ik meen, dat, wan neer hier over de werkzaamheden van Burg. en Weth. wordt gesproken en over de werkzaamheden van de leden individueel ook ter sprake mag komen, wat de Burgemeester zooal doet, want de werkzaamheden van het College komen, behooren althans en komen voor een groot deel voor zijne rekening. Het aandeel, dat de Burgemeester aan die werkzaamheden neemt, mag hier dan zeker wel degelijk worden besproken. De Voorzitter: Ik wensch alleen nog even aan te vullen, wat de heer Fokker heeft gezegd, dat de vierde Wethouder niet alleen het slachthuis en den burgerlijken stand heeft, maar ook de leiding van de marktzaken heeft en Voorzitter van de marktcommissie is. Dat heeft de heer Fokker uit het oog verloren. Verder heb ik op alles, wat door den heer Fokker in laatsten termijn is gezegd, niets te zeggen, dan alleen dit, dat de vraag, die naar aanleiding van het lidmaat schap van de Tweede Kamer van den Burgemeester, met het oog op de verhooging der jaarwedde van de Wethouders, in het verslag is gesteld, door Burg. en Weth. ontkennend is beantwoord. En dat is m. i. hier afdoende. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer de Goeje wordt, in stem ming gebracht, met 15 tegen 10 stemmen aangenomen. Voor stemmen de Heeren: Timp, van der Lip, Vergouwen, ReitneringerAalberse, A. Mulder, Zaalberg, Hasselbach, Meuleman, de Vries, Bots, Bosch, Driessen, Le Poole en de Goeje. Tegen stemmen de Heeren: Sijtsma, Paul, van der Eist, P. J. Mulder, Witmans, Van Tol, de Boer, Zwiers, Fokker en van Gruting De 4 Wethouders hielden zich buiten stemming, terwijl de Heer Fockema Andrese de vergadering had verlaten. Volgn. 65 wordt, aldus gewijzigd, zonder hoofdelijke stem ming goedgekeurd. Volgnrs. 6668 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Beraadslaging over volgn. 69, luidende: Jaarwedde aan de ambtenaren en bedienden der Gemeente-Secretarie"f 19600. De heer Fokker. M. d. V. Ik wensch nog een enkel woord te zeggen over de vraag, of de bezoldiging van de ambtenaren ter gemeente-secretarie niet bij verordening behoort te worden geregeld In de Afdeelingen is die zaak ook ter sprake gebracht, en in elk geval is er het vorige jaar over gesproken; ik geloof, dat het wenschelijk is, dat de Raad nu door stemming uit-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 5