152
WOENSDAG 31
OCTOBER 1906.
is niet zoo allernieuwst, als u wel denkt. In het handboek van
Prof. Oppenheim, dat u toch ook niet geheel vreemd zal zijn,
wordt die openbaarheid metgroote warmte verdedigd en Burg.
en Weth. hebben reeds eenigen tijd geleden door een voor
dracht aan den Raad mij doen bemerkendat zij dat denkbeeld
toch niet zóó vreeselijk gek vonden Als wij immers het laatste
leeningsbesluit inzien, dat geheel volgens de voordracht van Burg.
en Weth. is vastgestelddan lezen wij daarindat de obliga-
tiën zullen worden uitgeloot in een openbare vergadering
van Burg. en Weth. Ik begrijp evenwel, dat als ik met een
voorstel in dien geest kwamik op grooten tegenstand zou
stuiten en ik zal met mijn hoofd liever niet tegen een muur
stooten. Ik heb daarvan alleen een enkel woord willen zeggen
en het denkbeeld in de aandacht van Burg en Weth. willen
aanbevelen en zal verder wachten, tot ik kan veronderstellen,
dat de Raad van dat denkbeeld minder afkeering zal zijn.
Dat bij het gebruik van rijwielen in deze Gemeente 3 systemen
worden gevolgd meen ik te moeten volhouden naar aanleiding
van een mededeeliug van een der Wethouders. Ik heb medege
deeld, dat men hier een rijwiel kocht, of een rijwiel voor een
bepaald ambtenaar huurde en dat men ten slotte het systeem
had, om rijwielen voor een bepaalden tak van dienst disponi
bel te houden.
Wanneer ik ten slotte heb gesproken over de Openbare Zwem
school, is het juist, dat ik mij niet heb gehouden aan een hier
aangenomen regeldoor een zaak ter sprake te brengen, die niet
in het sectie-verslag is besproken. Maar dan wensch ik daaraan
dit toe te voegen, dat hetzelfde had kunnen worden gezegd
betreffende mijne opmerking aangaande de openbaarheid van
de vergaderingen van Burg. en Weth. Maar waar het mijne
aandacht had getrokkendat de bedoelde Zwemschool te koop
werd aangeboden en er toch mijns inziens een gemeentebelang
mede gemoeid was, heb ik gemeend het belang der gemeente
beter te dienen door wellicht tegen een ongeschreven regel
in te spreken dan door te zwijgen. Tot mijn genoegen overigens
heb ik gehoord, dat Burg. en Weth. reeds eenigen tijd ernstig
over die zaak denken, en het zal mij verheugen, wanneer een
desbetreffend voorstel den Raad bereikt.
De heer Korevaar. De heer Eokker heeft mij in het debat
betrokken wat betreft het gebruik van rijwielen voor de Ge
meente. Het zal natuurlijk wel aan mij liggen, daar ik niet
de man van het woord ben en mij dus niet zoo duidelijk kan
uitdrukken als een ander, maar ik wil wel verklaren, dat ik
er geen oogenblik aan heb gedacht, op dat punt mijn meening
weer te geven, zooals de heer Eokker die mij in den mond
legt. Ik wil nogmaals verklarendat hier maar twee systemen
op dit punt worden voorgesteld, namelijk het aankoopen van
rijwielen door de gemeente en het in gebruik geven daarvan aan
de ambtenarenin casu van de politieen het andere systeem
is het huren door de gemeente van een rijwiel, dat aan één
ambtenaar speciaal in gebruik wordt gegeven. Dat zijn de
twee voorgestelde systemen en ik ken geen ander.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Aan de orde zijn allereerst de Uitgaven
Volgn. 64 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over volgn. 65, luidende: Jaarwedden van
de Wethouders." f 4000.
De heer De Goeje. M. d. V. Ik stel voor, mede namens
verscheidene andere Raadsleden, dezen post te verhoogen met
f2000.teneinde de toelage aan iederen Wethouder met
f 500.te verhoogen. De redenen, die tot dit voorstel heb
ben geleid, zijn in het Verslag uitvoerig aangegeven, dus is
het zeker niet noodig, het voorstel nader te motiveeren.
Het voorstel-de Goeje wordt voldoende ondersteund en kan
derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De heer Fokker. M. d. V. Ik behoor niet tot degenen,
die het voorstel hebben ondersteund, en ik zou zelfs wel
verder willen gaan, met het n.l. te bestrijden. Waar Burg.
en Weth. zelf zeggen, dat met het oog op den toestand van
de gemeente-financiën en met het oog op de tijdsomstandig
heden verschillende misschien noodzakelijke uitgaven niet
kunnen worden gedaan, moeten wij zeker voorzichtig zijn
met uitgaven en ons wel twee keer bedenken, alvorens dezen
post met ƒ2000.te verhoogen. Ik weet niet, of dit eigen
lijk eene zaak is, die met voeg kan worden besproken in
het bijzijn van de Wethouders, maar waar de zaak door den
heer de Goeje hier in openbare zitting is aangebracht, wil en
mag ik er toch niet over zwijgen.
Ik ben van oordeel, dat sterker argumenten dan tot hier
toe zijn aangevoerd, moeten worden bijgebracht om mij te
overtuigen, dat deze post met ƒ2000moet worden ver
hoogd Wanneer wij nagaandat het nog niet zoo heel lang
geleden is, dat hier drie Wethouders waren naast Burge
meester Was, een man, die op voortreffelijke wijze al zijne
krachten op de vervulling van zijn ambt concentreerde en
die zich geheel en uitsluitend aan de gemeentebelangen
wijdde en dat de Wethouders toen met hun drieën niet meer
hadden dan 3000.dan wensch ik te vragen, of de werk
zaamheden van Burg. en Weth. zoodanig zijn vermeerderd,
dat nu die post na eenige jaren met 100% moet worden
verhoogd namelijk destijds waren er drie Wethouders,
die gezamenlijk hadden 3000.en nu zijn er vier Wet
houders, die dan zouden ontvangen ƒ6000.dat is dus in
enkele jaren een verhooging van 100%. Ik meen, dat daar
voor geen genoegzame redenen zijn. Ik zou van oordeel zijn,
dat, wanneer nu bleek, dat de Wethouders niet behoorlijk hun
taak konden vervullen, en daarnaast hun particuliere werkzaam
heid niet konden verrichten, waardoor de geringe jaarwedde een
beletsel zou zijn, om goede mannen te vinden voor dit ambt,
het overweging zoude verdienen, de jaarwedde te verhoo
gen. Waar wij daarvan nu nooit iets hebben gemerkt, en
zelfs de tegenwoordige Burgemeester, de Voorzitter van het
College, die daarvan de ziel en de spil moet geacht worden
te zijn, nevens zijn burgemeesterschap nog tijd heeft, om
het lidmaatschap van de Tweede Kamer waar te nemen,
daar geloof ik, dat de werkzaamheden van het College niet
zoo verbazend groot zijn, dat wij daaraan nu ƒ2000.-meer
moeten geven. Ik apprecieer de werkzaamheden van het
College en van de Wethouders in het bijzonder zeer, maar ik
moet mij toch tegen verhooging van dezen post verzetten.
Zuinigheid is een eerste plicht voor onsdat zeggen wij zelf
allemaal altijd, laten wij dus ook op dit punt zuinigheid be
trachten.
De heer Fockema Andreae. M. d. V. Ik ben het in één
opzicht heelemaal met den heer Fokker eens: men moet zich
goed bedenken, voor men tot zulk een verhooging overgaat.
Ik heb mij bedacht en heb daarom het amendement van den
heer de Goeje ondersteund. Als wij letten op de toeneming
van het aantal scholen en het aantal onderwijzers, is het
zonneklaar, dat de werkzaamheden van den Wethouder van
Onderwijs ontzaggelijk zijn vermeerderd. Wanneer wij denken
aan de electrische centrale, waarmee de Wethouder-Presi
dent van de Commissie voor de Gasfabriek ook is belast,
zien wijdat ook diens werkzaamheden zijn vermeerderd.
Nu spreek ik nog niet eens van de Opeubare Werken
waarover geen twijfel kan heerschenof zij zijnsedert de
uitbreiding van de Gemeente ontzaglijk toegenomen. Daarop
is ook al in de afdeelingen gewezen. Voorts is het aantal
wetten, die het college werkzaamheden opleggen, veel grooter
geworden, vooral in de laatste jaren. Nu zeg ik: loon naar
werken. Daarom moesten wij doen, wat Burg. en Weth. niet
konden doennl. verhooging van dezen post voorstellen en nu
moeten wij die aannemen.
De heer van der Lip. M. d. V. Ik ben het geheel eens
met den heer Fockema Andreae en ik heb dan ook gaarne
het amendement van den heer de Goeje ondersteund. Ik zou
nu nog op een paar dingen willen wijzen. Er is in het ver
slag een lijstje opgenomen van gemeenten, die met Leiden
op één lijn staan en die in den regel met Leiden worden
vergeleken. Daaruit blijkt, dat de jaarwedde van de Wethou
ders in die plaatsen hooger, soms zelfs veel hooger is, dan
hier ter stede. Ik kan er nog bij voegen, dat ik dezer dagen
in de bladen heb gelezen, de andere heeren misschien ook
dat ook in Dordrecht bij de behandeling van de begrooting
is voorgesteld, de wedde van de Wethouders te verhoogen.
Nu heb ik eens daar ter plaatse geinformeerd en vernomen
dat de jaarwedde van de Wethouders daar evenals hier 1000
bedraagt, maar dat er in de sectievergaderingen op aangedron
gen is, die op f 1500.te brengen.
De heer Fokker heeft een argument gebruikt, dat ook in
de sectievergadering is gebezigdnl. dat wij eenige jaren
geleden een Wethouder meer hebben gekregen; vroeger
hadden wij er 3 en nu hebben wij er 4. Dat argument gaat
m. i. niet op. Dat zou alleen dan opgaan, wanneer door de
aanstelling van den vierden Wethouder de werkzaamheden
van de andere 3 waren verminderd, maar dit is het geval
volstrekt niet. Elke Wethouder heeft zijn eigen departement
en aan elk departement zijn de werkzaamheden in de
laatste jaren zeer uitgebreid, wat geen nader betoog noodig
heeft.
Dan wil ik er ook nog even op wijzen, dat het mij
niet duidelijk is, hoe, zooals de heer Fokker heeft gedaan,
als argument tegen de verhooging kan worden aangevoerd
het feit, dat de Burgemeester lid van de Tweede Kamer is.
Dat houdt met de kwestie omtrent de verhooging der jaar
wedde van de Wethouders geenerlei verband. De heer Fokker
had evengoed kunnen zeggen: »Ik ben lid van den Raad en
ik heb er nog 10 20 andere betrekkingen bij, dus de jaar
wedde van de Wethouders behoeft niet verhoogd te worden."
Waar de werkzaamheden tegenwoordig zooveel omvangrijker