172 WOENSDAG 31 OCTOBER 1906. brengen, wil ik vragen, of wel eens geld wordt ontvangen van den verkoop van het Gemeenteverslagbij het artikel van de uitgaven hiervoor was ik niet tegenwoordig. Is het niet een bezwaar, dat het Gemeenteverslag alle jaren grooter wordt. Prof. Oppenheim zegt in zijn boek, dat het Gemeenteverslag hetzelfde gevaar dreigt als andere dikke boeken, namelijk dat men het niet leest. En nu wordt dit gevaar grooter, naarmate het Verslag, zooals het onze al dikker wordt. In het onze staat m. i. te veel. Ik neem aan dat tot het uitbrengen van verslag over den toestand van de Gemeente behoort eene opgaaf van de verschillende ver- eenigingen, die hier zijn, naai- en breischolen, enz. incluis; maar het raakt toch den toestand van de gemeente niet, wie daar in de besturen zitten, welke gevoelvolle woorden zijn gesproken bij deze of die gelegenheid enz. Dergelijke dingen staan er te veel in. Daarom zou ik de attentie van Burg. en Weth. willen vestigen hierop, dat het Gemeente verslag jaarlijks groeit, en op de vraag, of het niet wen- schelijk is dien groei te beperken en zoo mogelijk het Ge meenteverslag in te krimpen door uitlating van datgene, wat inderdaad niet raakt den toestand van de Gemeente. Dan wordt het kleiner en zal er meer notitie van genomen worden. De Voorzitter. Wij zullen uw wenk gaarne ter harte nemen, maar ik geloof, dat de groote omvang van dat boekwerk hieraan is toe te schrijven, dat de verschillende ver slagen van vele inrichtingenals bijlagen bij het verslag over den toestand der gemeente gevoegd, zoozeer in omvang toene men. De verslagen als van de Commissie van Toezicht op het lager onderwijs, over Endegeest, over Rhijngeest, de Bank van Leening, de Kamer van Koophandel, enz. nemen elk jaar in omvang toe en worden allen in dien eenen band bij elkaar gebonden. Ik geloof, dat dat de reden is voor de toe neming in omvang. Wij zouden b. v. de bijlagen apart kunnen nemen. In elk geval zullen wij Uwe opmerking in overweging nemen. Volgr. 55 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De volgnrs. 56—63 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. De Voorzitter. Wij keeren nu terug tot volgnr. 209, onvoorziene uitgaven. Tengevolge van de wijzigingen in de begrooting gebracht, moet dit volgnr. nu worden uitgetrokken op een bedrag van 9393.—. Dat bedrag is niet te gering. Utrecht met eene begrooting van bijna 5 millioen heeft voor onvoorzien slechts uitge trokken ƒ15000. Ik meen derhalve dat wij met eene begrooting van 1| millioen, met eene bedrag van bijna ƒ10000 wel kunnen volstaan. Volgn. 209 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 36 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming vastgesteld. De begrooting van uitgaven in haar geheel ten bedrage van ƒ1 457.027 en de begrooting van inkomsten in haar ge heel eveneens ten bedrage van ƒ1.457.027 worden achtereen volgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De begrooting in haar geheel wordt eveneens zonder hoofde lijke stemming aangenomen. Niemand verder het woord verlangende wordt de Vergadering gesloten. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 24