164
WOENSDAG 31
OCTOBER 1906.
vereeniging van die beide scholen onwenschelijk is. Ik geloof,
dat Burg. en Weth. zich er tegen moeten verzetten, dat
men daar steeds op terug komt; laat men dan een votum
van den Raad uitlokken, dan zullen wij zien, wat wij hebben
te doen.
Wat nu het door den heer Witmans gezegde betreft, dat
door Burg. en Weth. flink weg is gezegd, dat het lid zijn
van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers geen beletsel
is, om hier op de voordracht te komen en tot onderwijzer
te worden benoemd, ik kan niet anders zeggen, dan dat dit
altijd zoo geweest is. Ik herinner mij niet, dat, zoolang ik
de eer heb Wethouder van Onderwijs te zijn, het ooit anders
is geweest. Ik heb altijd gezegdhet is geen beletselmaar
het is ook geen aanbeveling. Wanneer men spreekt van een
antwoord van een hoofd, waaruit zou blijken, dat de persoon
die solliciteerde, geen lid van den Bond was, dan zou men,
om dat juist te kunnen beoordeelen, ook de vragen moeten
hebben, die den onderwijzer zijn gedaan. Nu zou ik beslist
durven zeggen, dat als men aan dat schoolhoofd vroeg:
Welke vraag is U gedaan betreffende het lidmaatschap
van den Bond, dat men dan een ontkennend antwoord zou
krijgen. Het hoofd zou dan niet anders kunnen zeggen dan:
«Mij is niet gevraagdof hij al dan niet lid van den Bond
is!" Dat is een zeer gratuite uitlating van dat hoofd geweest.
Ik kan gerust verklaren, dat die clausule geen doorslag
heeft gegeven bij het geven van het antwoord. Ik zeg nog
maals, dat het lid zijn van den-Bond geen beletsel en ook
geen aanbeveling is.
De heer Sijtsma. M. d. V. Het heeft mij getroffen, dat
het hoofd van de Openbare Lagere School tweede klasse
voor jongens en meisjes maar f 1800.salaris heeft, terwijl
aan de Openbare School der tweede klasse voor jongens
waar de scholen overigens precies gelijk zijn het hoofd
2300.— heeft. Ik geloof, dat dat niet klopt. Mag ik dus
daarop even de aandacht vestigen?
Ik zal nu daaromtrent geen voorstel doenmaar hoop, dat
Burg. en Weth. termen zullen vinden deze ongelijkheid metter
tijd te doen verdwijnen.
De heer vam Hamel. Zooals de heeren zich zullen her
inneren, was de school voor jongens en meisjes 2e klasse
eene voorbereidende school, die stond onder leiding van den
heer van Dijk, tevens Directeur der Kweekschool. Vijf jaren
geleden is die school gereorganiseerd, waarbij tevens eene
wijziging in de verordening betreffende de salarissen is
gemaakt. Men heeft toen gemeend, dat waar de hoofden
van andere scholen hadden 1600 en 1700 traktement,
het hoofd van deze school ook voldoende was gesalarieerd met
ƒ1800.Aan de school van den heer Cramer zijn ook drie
klassen meer verbonden, het leerplan is daar veel uitge
breider, terwijl deze school is een 6-klassige school.
De heer Fokker. Ik zou willen vragen, wat er nu eigenlijk
zal gebeuren. Zal naar de mogelijkheid en wenschelijkheid
der vereeniging van de beide scholen len en 2e klasse nu
opnieuw een onderzoek worden ingesteld en het resultaat
aan den Raad medegedeeld Of gaat die zaak na deze discussie
weder den doofpot in?
De Voorzitter. De toestand is deze, dat van Burg. en
Weth. geen voorstel daaromtrent zal uitgaan, dus wanneer
men dat wil of daaromtrent een uitspraak van den Raad wil
uitlokken, dan zal men eene motie of een voorstel moeten
indienen.
Naar aanleiding van wat de heer Witmans heeft gezegd
omtrent de kwestie van het solliciteeren door leden van den Bond
van Nederlandsche Onderwijzers, moet ik opmerken, zooals de
heer Van Hamel heeft gezegd, dat er geen bijzondere reden
voor verheuging over ons antwoord bestaat, want dezerzijds
is nooit beweerd, dat het goed was stelselmatig de leden van
den Bond van sollicitaties terug te houden. Wij betwisten,
dat het hoofd van de school niet bij zijne collega's officieel
zou mogen informeeren op dat punt, zooals de heer Wit
mans het zou willen en dat is dezerzijds volkomen
volgehouden. En in ons antwoord wordt ook nu zeer door
ons gehandhaafd het recht van de hoofden van scholen
om te informeeren daar waar zij meenen dat te moeten doen
en naar wat zij wenschen. Dat recht moet volkomen onver
kort blijven en dat is het wat in deze met klem door Burg.
en Weth. op den voorgrond werd gesteld.
De heer Witmans. Ik had gemeend mij verder van deze
discussie te onthouden, maar nu U daarop terugkomt, mijn
heer de Voorzitter, wil ik er nog even iets van zeggen. Ik
ben toch niet geheel bevredigd door het antwoord, dat nu
de heer van Hamel heeft gegeven. Deze zegt: dat lidmaatschap
is geen beletselmaar het is ook geen aanbeveling. Ik vindi
ceer evenwel het recht voor de onderwijzers, om van dien
Bond lid te zijn, en wanneer de heer van Hamel zegt, dat
het lidmaatschap geen aanbeveling is, dan komt het mij voor,
dat daarmede zoo iemand wordt aangeteekend rnet een zwarte
kool. Dat blijft dus, en daarbij kan ik mij niet neerleggen.
En wat betreft, dat de bedoelde vraag niet met zoovele
woorden aan een lid van den Bond wordt gedaan, toch
zijn vragen indertijd gesteld geweest, die hierop wezen; dat
is een feit, en wanneer dat nu mogelijk is, voornamelijk van
den kant van de hoofden, dan vind ik dat een gevaar. Och,
mijnheer de Voorzitter, men weet wel, hoe dat is en hoe er
wrijving bestaat tusschen het Onderwijzers-Genootschap en
den Bond.
Ik zal het echter hierbij laten, en ik voor mij hoop, dat
vragen, zooals die gesteld zijn, andermaal niet weer zullen
worden gesteld. Ik herhaal, ik zie daarin gevaar.
De Voorzitter. Ik moet U doen opmerken, dat, na het
antwoord, dat ik heb gegeven, het van het hoofd van de
school zal afhangen, of die vragen gesteld worden. U hecht
aan de uitdrukking van den heer van Hamel een beteekenis,
alsof de leden van den Bond met een zwarte kool zijn aan
geteekend. Zooals de heer van Hamel reeds heeft gezegd, staan
wij tegenover den Bond neutraal. Dat is de juiste uitlegging
van zijne woorden.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgn. 139 wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Volgnrs. 140—152 worden achtereenvolgens zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Beraadslaging over volgn. 153, luidende: Subsidie aan de
vereeniging SchoolkindervoedingMemorie.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zie uit het antwoord van
Burg. en Weth. op volgnummer 153, dat aan Burg. en Weth.
ter oore is gekomen, dat „de" kinderen veelal van de ver
strekte gaven misbruik maken Dat is in zeer algemeene
termen gezegd en daaruit zou blijken, dat de schoolkinder
voeding, die ik natuurlijk krachtens mijn beginselen zeer
goed vind, eigenlijk hier niet goed wordt toegepast. Ik zou
nu wel willen vragen, of Burg. en Weth ook eenige feiten
kunnen noemen, waaruit zou blijken, dat »de" kinderen
werkelijk veelaldus nog al heel dikwijls van de verstrekte
gaven misbruik maken. Dan zou wel door Burg. en Weth.
aan de betrokken hoofden van scholen een aansporing kunnen
worden gericht, om toe te zien, dat zulke kinderen voortaan
geen gebruik, dus ook geen misbruik meer maakten. En
wanneer er werkelijk op zoo groote schaal misbruik is, is
het zeer de vraag, of dat geld goed is besteed. Ik voor mij
zou voor kindervoeding ook voor een bijdrage van ƒ1000.
met pleizier stemmen als 't noodig was, maar wanneer het
geld wordt weggegooid, zooals men uit het antwoord van
Burg. en Weth. moet afleiden, is het misschien beter,
dien post niet te continueeren.
De heer Witmans. M. d. Y. In de eerste plaats zou ik wel
iets willen zeggennaar aanleiding van ons adres, nl. van de
vereeniging «Schoolkindervoeding" dat is ingekomen, en waar
omtrent U hebt voorgesteld, het te stellen in handen van
Burg. en Weth. om praeadvies, in verband met het advies,
uit te brengen door de plaatselijke schoolcommissie. Ik zou
gaarne wenschen, ik behoef daarop eigenlijk niet aan te
dringen bij het Dagelijksch Bestuur, de zaken worden spoedig
genoeg behandeld dat dit adres, als het even kon, ook
spoedig werd behandeld. Met ingang van 1 December hebben
wij ons contract aangegaan met de St. Yincentius-Vereeni-
ging, en ook in vérband met de belangen van die Vereeni
ging moeten wij zoo spoedig mogelijk weten, over welke
financien wij kunnen beschikken. Wat de zaak zelf betreft,
de heer Fokker, ijverig als hij steeds is, is begonnen met
mij het gras voor de voeten weg te maaien en ik kan me
dus aansluiten bij hetgeen hij heeft betoogd. En nu wat
betreft, dat het aangebodene door de kinderen niet wordt
gewaardeerd, hetzelfde heb ik van U gehoord in de sectie
vergadering. Nu is het mij bekend, dat de kinderen, die daar
komen er komen er 600 binnen den tijd van één uur
tusschen twee schooltijden in moeten etenhet is dan zeer druk
daarbij wordt flink toezicht gehoudenzoowel door leden van
de Vincentius-Vereeniging, als door enkele van hunne dames,
openbare onderwijzers en bestuursleden van de vereeniging
«Schoolkindervoeding", die daarvoor zijn aangewezen. Nu kan
het zijn, dat één van de kinderen een snede brood onder
zijn kleertjes medeneemt en die dan later weggooit't gebeurt
ook wel, dat ze het naar huis meenemen voor een jonger
kindje, die nog niet school gaat. Dat kan gebeuren. Diezelfde
klacht is mij ook ter oore gekomen, maar voor een op zich
zelf staand geval zou ik het instituut van schoolkindervoe
ding niet willen afkeuren.
En wat nu betreft het aantal kinderen, dat in de laatste
jaren hiervan gebruik maakt de leerplichtwet heeft zeker