158 WOENSDAG 31 OCTOBER 1906. staat zelfs, dat zij dringend een veearts eischt, en op de volgende bladzijden wordt nog eens uitdrukkelijk gezegd, dat zij reorganisatie eischt. Nu zou ik toch willen vragen, als dat werkelijk zoo is, zijn wij dan verantwoord het niet te doen? Het kost geld, dat ben ik met U eens, en ik ben er ook niet voor, het geld der gemeente onnoodig uit te geven, maar waar het hier, in het belang van de gezondheid van de inwoners van Leiden, y>dringend noodig" is, en ik moet aannemen, dat dat zoo is, anders zouden Burg. en Weth. het niet zoo uitdrukkelijk gezegd hebben vind ik 't werkelijk kras, dat niet tevens wordt voorgesteld, een veearts daarvoor aan te stellen, alleen omdat 't wat geld kost. Moeten wij dan afwachten, tot er weer menschen ver giftigd zijn, zooals in het afgeloopen jaar helaas in andere plaatsen is gebeurd? Zouden wij dan eerst met een dergelijk voorstel moeten komen? Ik geloof, dat wij verstandiger doen, dit niet af te wachten, maar een veearts te benoemen, vóór dat dergelijke ongelukken te betreuren zijn. De heer Eerstens. M. d. V. De heer Aalberse heeft er de aandacht op gevestigd, dat, in antwoord op het verhan delde in de sectiën, Burg. en Weth. verklaren, dat de keuring van toebereid vleesch niet voldoende is. Mijn heer de Voorzitter, de keuring, de volledige keuring van toebereid vleesch, is niet wel mogelijkomdat men alleen kleine stukjes vleesch voor zich heeft en het niet mogelijk schijnt, die zóó te keuren, als dat met geheele dieren het geval is. De keuring, zooals die nu is ingericht, loopt alleen daar over, of het vleesch al dan niet goed geconserveerd en op den duur houdbaar is. Wordt nu vleesch aangetroffen, dat niet aan dien eisch voldoet, dan wordt het afgekeurd. Wanneer het onderzoek zou worden uitgebreid, dan zou de keuring ook daarover kunnen loopenof het aangebodene ook minwaardig vleesch bevat, zoo b v. worstof daarin voor de gezondheid schadelijke of minwaardige bestanddeelen voor komen, b. v. kleurstoffen, te veel meel en dergelijke Verder schijnt een keuring van toebereid vleesch niet te kunnen gaan. Nu is nog wel bij den directeur in onderzoek, of aan de keuring niet een uitbreiding zou kunnen worden gegeven, maar, zooals ik reeds gezegd heb, volledige keuring, zooals die bij versch vleesch kan plaats vindenschijnt bij toebereid vleesch niet mogelijk te zijn. De heer Aalberse. M. d. V. Ik wensch wel te bedanken voor de inlichtingen, die mij door den Wethouder zijn ge geven, maar zij slaan niet geheel en al op de moeilijkheid, die ik zoo straks noemde, nl. dat Burg. en Weth. zelf zeggen, dat het dringend noodig is, dat er in deze keuring voorzien wordt, en wel door de benoeming van een veearts, speciaal belast met het keuren van de worst en dergelijke waren, maar dat Burg. en Weth. alleen met dat voorstel niet ge komen zijn, op grond van de finantieele overwegingen. Waar die scrupule bij Burg. en Weth. bestond, meende ik, dat het niet ongewenscht was, en dat het in het belang van de open bare gezondheid dringend noodig was, dat Burg. en Weth. over die scrupule heen stapten. Wij zijn niet erg ruim bij kas, concedo, maar zóó erg is het toch niet met de gemeente Leiden gesteld, dat als iets werkelijk dringend noodig is, het niet zou kunnen gebeuren. De heer Meuleman. M. d. V. Ik geloof, dat de heer Aalberse dat verkeerd leest Er staat niet, dat het dringend noodig is. Er staat alleenAls wij die keuring willen hebbendan moeten wij een veearts hebbendie die keuring verricht. Er staat nietdat de gezondheid gevaar looptals wij dien veearts niet hebben. De Voorzitter. De heer Meuleman heeft gelijk, in zoo verre, als Burg. en Weth. zich niet zóó over de keuring hebben uitgelaten, als de heer Aalberse meent. Wij hebben alleen gezegd, dat die »ver van volmaakt is". Zoover nu gebleken is, zal er wel geen stem tegen opgaan, als Burg. en Weth. met een voorstel om. een veearts aan te stellen, aankomen, en dat zal voor Burg. en Weth. een spoorslag zijn, om in die richting iets te doen. De heer Van Grutino. M. d. V. U zult U welj herinneren, dat toen verleden jaar een nieuwe functionaris noodig was voor adjunct-directeur van het slachthuis, gevraagd is, of het niet mogelijk was, die functie niet meer te doen vervullen. Toen is door Burg. en Weth. geantwoord, dat het noodzakelijk was, dat die betrekking van den heer Stuurman moestWorden vervuld, omdat zoo iemand ook in Groningen, Amsterdam, Nijme gen. Maastricht was. Dit jaar wordt er nu iets tegenovergestelds gezegd door Burg. en Weth. Verleden jaar is door Burg. en Weth. gezegd, dat het zeer wenschelijk zou zijn, indien de geheele keuring aan veeartsen werd opgedragen, naar analogie van wat gebeurt in andere plaatsen, die ongeveer een even groot aantal inwoners als Leiden hebben. Thans wordt gezegd. dat die vergelijking mank gaat. Dus verleden jaar ging de vergelijking niet mank, dit jaar wel; en dat mank gaan be rust dan op cijfers. Nu kan men met cijfers veel bewijzen, maar veel ook niet. Ik zou de vraag wel willen stellen, of indien morgen aan den dag te Nijmegen, waar nog meer dieren worden geslacht dan bij ons, de keuring van toebereid vleesch werd toegepast, de Directeur van het slachthuis daar zou zeggen, dat hij er dan een veearts bij moest hebben. Over het algemeen wordt hier uitstekend gekeurd, ik mag niet anders zeggen. Ik zou echter wel cijfers kunnen noemen, die op de zaak een geheel ander licht wierpen. Eén keur meester kan toch op één dag zoo ontzettend veel doen. Te Rotterdam worden in het abattoir op niet zeer drukke dagen op één dag gekeurd door één keurmeester 25 runderen en 200 varkens, op een drukken dag 80 runderen, 35 vette kalveren, 40 graskalven en ongeveer 100 varkens; nog op een anderen drukken dag 100 runderen, 35 vette kalveren en 12 paarden. Men ziet dus daaruit, welk een groote hoeveelheid één veearts op één dag kan keuren. En dat hangt ook niet af alleen van het aantal dieren, of van de hoeveelheid vleesch, die op zoo'n dag wordt aangevoerd, maar ook hiervan, of er veel noodge- slacht vee bij was en of vleesch moest worden gekeurd, dat aanleiding gaf tot laboratoriumproeven. Ik kan dus de groote beteekenis van de cijfers, die gegeven zijn, niet inzien, en gaat dus de vergelijking van Leiden met Groningen en Nij megen in dit opzicht niet zoozeer mank, omdat de cijfers geen zuiver beeld geven van wat op verschillende abattoirs gebeurt. Mijns inziens geven die cijfers wel een indruk, maar geen beeld, en naar mijn meening zouden twee veeartsen alles kunnen keuren, inbegrepen het toebereid vleesch. Toch zal ik geen voorstel doen tot reorganisatie, en wel om eene andere reden. In de eerste plaats, omdat wij ver leden jaar hebben vernomen, dat het bedrijf geregeld zijn gang gaat en de inrichting van den dienst niets te wenschen overlaat; en natuurlijk is dat nog zoo. Wanneer wij bovendien weten, dat in het verslag van dit jaar wordt gezegd: «Aller eerst mag, wat de vleeschkeuring betreft, niet vergeten worden, dat de vleeschkeuring te Leiden, met het daarvoor noodige personeel, bij de oprichting van het abattoir reeds bestond," dan is dit de 2e reden, waarom de toestand zoo gelaten moet worden. Absoluut juist is dit niet, want verleden jaar is nog een keurmeester aangesteld. De Raad zal echter van mij geen voorstel tot reorganisatie van het slachthuis hebben te ver wachten, wat echter niet wegneemt, dat die cijfers wel een mooien indruk kunnen maken, maar feitelijk zoo weinig nog zeggen. Wat overigens betreft het keuren van vleesch, kan ik ge- geheel instemmen met wat de Wethouder zegt. Inderdaad kan een veearts geen vleesch keuren op de wijze zooals men dat meent; dat kan alleen, wanneer men daarbij heeft de ingewanden. De ziekten, die het vleesch schadelijk maken voor de consumptie, zijn meestal niet te herkennen, als men daarbij niet heeft de ingewanden, waarvan de ziekten uitgaan. En aangezien bij het toebereide vleesch geen ingewanden zijn, kan men niet anders hebben dan een keuring op toebereiding en bijmengselen, waarop de keurmeesters hunne aandacht kunnen vestigen. Zoodat wat de Wethouder heeft meegedeeld als zeer juist moet worden aangemerkt. De heer Eerstens. M. d. V. Ik moet ronduit bekennen dat ik den heer van Gruting niet al te best kan verstaan, maar ik heb toch enkele punten opgeteekend. Het heeft mijn verwondering gewekt, dat de heer van Gruting eigenlijk tegen het antwoord van Burg. en Weth. opponeert, want als ik wel heb verstaanis dat in zekeren zin het geval. De heer van Gruting heeft tot dat antwoord medegewerkt, hij heeft er van te voren kennis van gedragen en heeft het goedge keurd. Dat vind ik onbegrijpelijk. Als ik goed heb gehoord, acht de heer van Gruting de aanstelling van een veearts niet noodig; dat wist ik al van vroeger. Hij haalt daarbij aan Nijmegen en zegt, dat daar veel meer dieren geslacht worden. Ik heb het verslag van 1905 voor mij en daaruit blijkt, dat daar zoowat 1000 dieren meer zijn geslacht dan te Leiden. Men moet echter niet vergeten, dat in Nijmegen de keuring van toebereid vleesch niet bestaat en dat er geen keuring in de stad is. Dat zijn 2 hoofdpunten, waarmede hier natuurlijk veel tijd weggaat. Om er nog eens op terug te komen, dat de heer Gruting zeide, dat in Nijmegen meer wordt geslacht dan hier, wil ik er de aandacht op vestigen, dat in Leiden ook meer zou kunnen geslacht worden en dat wel met het zelfde personeel, als de dieren maar werden aangevoerd. Het personeel moet steeds beschikbaar worden gehouden om, als er iemand komt om te slachtendaarvoor in een minimum van tijd gereed te zijn. Nu is het alleen mogelijkom gedu rende den tijd dat niet geslacht wordt, kleine bezigheden te laten doenmaar die moeten altijd van dien aard zijndat op een gegeven oogenblik de hulp van het personeel direct kan worden verleend. Ik wil er nog even op wijzen, dat de keuring van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 10