110
in een wezenlijke behoefte voorziet en levensvatbaarheid bezit,
zoolang door het gemis aan steun van de zijde der gemeente
aan hare oprichting zelve een onoverkomelijk beletsel in den
weg staat.
Tevens wordt thans, en hier geldt het ons tweede in het
vorige jaar aangevoerd bezwaar, door de vereenigingen
duidelijk uiteengezet, waarom de onmiddellijk belanghebben
den niet meer kunnen bijdragen. De leerlingen zelf zullen
zooveel schoolgeld betalen, als met het oog op hun verdienste,
redelijkerwijze maar van hen kan worden verlangd; de
Tuiniers- en Bloemistenvereeniging beschikt feitelijk alleen
over een zieken- en weduwenfonds, en zal hare bijdrage uit
dit fonds moeten putten; terwijl eindelijk de afdeeling Leiden
van de Maatschappij voor Tuinbouw, als eenige vereeniging
op tuinbouwgebied hier ter stede, met haar beperkte middelen
de verzorging van alle mogelijke vakbelangen moet bekostigen.
Zijn dus hiermede twee van de drie vroeger bij ons bestaande
bezwaren uit den weg geruimd, ook het derde heeft veel van
zijn gewicht verloren. Of een uitgave mag geacht worden te
zijn in het gemeentebelang, valt niet altijd even gemakkelijk
te zeggen. Het geldt hier een zeer rekbaar begrip. Meenden
wij verleden jaar te mogen zeggen, dat hier van een eigenlijk
gemeentebelang geen sprake is, thans met de ruimere toe
lichting, door adressanten gegeven, zijn wij ook op dit punt
minder vast in onze overtuiging en moeten wij erkennen,
dat deze instelling aan behoeften zal kunnen voldoen, wier
bevrediging voor de gemeente niet onverschillig kan zijn.
Bedenkt men dan ten slotte dat door de vereenigingen
slechts een bedrag van ƒ100.'sjaars wordt gevraagd, dan
kunnen wij inderdaad geen vrijheid vinden haar deze subsidie
langer te onthouden en daardoor de oprichting van een zeker
nuttige instelling nog langer tegen te houden.
Mitsdien geven wij U in overweging aan adressanten ten
behoeve van den door hen op te richten tuinteekencursus
tot wederopzeggens toe een jaarlijksche subsidie te verleenen
van 100.onder voorwaarde dat telken jare rekening en
verantwoording aan ons college zal worden gedaan van de wijze
waarop de ter beschikking van den cursus staande gelden zijn
besteed en tevens verslag zal worden uitgebracht omtrent den
gang van het onderwijs en de resultaten, welke daarmede
bereikt zijn.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 25 October 1906.
Aan den Raad van de Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, de onderge-
teekenden E. Th. Witte, Voorzitter en F. van Romburgh,
Secretaris van de Afdeeling Leiden en Omstreken der Neder-
landsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, alsmede
B. van der Lelie, Voorzitter en A. Zwart, Secretaris van de
Leidsche Tuiniers- en Bloemistenvereeniging »Door Eendracht
Verbonden", dat het hen op grond van de hierbij gevoegde
Memorie van Toelichting gewenscht voorkomt nogmaals te
trachten hier ter stede een cursus in het Tuinteekenen, het
aanleggen en onderhouden van tuinen in het leven te roepen
dat zich bereids een voldoend aantal leerlingen (een en
twintig) daartoe hebben aangemeld;
dat door den Heer Inspecteur van het Landbouwonderwijs
een Rijkssubsidie voor dezen cursus in het vooruitzicht is
gesteld
dat de kosten aan dezen cursus verbonden op in de Memorie
van Toelichting ontwikkelde gronden zeer hoog zijn en daar
door de toegezegde inkomsten overschrijden; reden waarom
zijonder overlegging van het leerplanhet reglementde
begrooting en de lijst der leerlingen Uw College eerbiedig
verzoeken, tot nader opzegging toe, ten behoeve van dezen
cursus hen in het genot te stellen van een jaarlijksche subsidie
ten bedrage van: Een honderd Gulden.
't Welk doende
namens het Bestuur van de Afdeeling Leiden
en Omstreken der Nederlandsche Maatschappij
voor Tuinbouw en Plantkunde
E. Th. Witte, Voorzitter,
F. van Romburgh, Secretaris,
namens het Bestuur van de Leidsche Tuiniers-
en Bloemistenvereeniging »Door Eendracht
Verbonden"
B. v. d. Lelie, Voorzitter.
A. Zwart, Secretaris.
N°. 262. Leiden, 7 November 1906.
Wij hebben de eer U hierbij ter vaststelling aan te bieden
het le Suppletoir Kohier der plaatselijke directe belasting
voor 1906, met 255 aanslagen, een belastbaar inkomen van
f183407.en eene opbrengst van f4866,77.
De proefdruk van dit kohier wordt aan de Raadsleden
toegezonden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 263. Leiden, 7 November 1906.
Toen in Uwe Vergadering van den 22sten Maart 1.1. het
verzoek van de handelsbedienden-vereeniging «Kennis is
Macht" om verhooging van het haar toegekend subsidie aan
de orde kwamwerd door den heer Meuleman een motie
ingediend van den volgenden inhoud:
«Onder aflegging van de verklaring, dat hij geenszins in
principe tegen de voorgestelde subsidie is, wenscht hij den
Gemeenteraad toch voor te stellen
a. het punt 13 van de agenda te verdagen
b. Burg. en Weth. uit te noodigen een onderzoek in te
stellen op hoeveel kosten het de gemeente zou komen te staan
zelve een Burgeravondschool in te richten en te onderzoeken
of de gemeente daarbij zou kunnen rekenen op een Rijks
subsidie en tot welk bedrag."
Nadat uit de daarop gevolgde beraadslaging gebleken was,
dat het de bedoeling van den heer Meuleman was, dat aan
de eventueel op te richten burgeravondschool ook handels
onderwijs zou worden gegeven, en wel in denzelfden omvang
als dit door «Kennis is Macht" zou worden gegeven, wanneer
het door ons college ondersteunde reorganisatieplan tot uit
voering zou kunnen worden gebracht, werd het voorstel van
den heer Meuleman zonder hoofdelijke stemming aangenomen
en mitsdien de beslissing op het verzoek van de vereeniging
«Kennis is Macht" verdaagd, totdat door ons aan de op
dracht van Uwe Vergadering zou zijn gevolg gegeven.
Nog bleek uit de toelichting zijner motie door den heer
Meulemandat het de bedoeling was omwanneer de ge
meente c. q. tot de oprichting van een burgeravondschool
mocht besluiten, de aan het genootschap «Mathesis Scien-
tiarum Genitrix" en de vereeniging «Kennis is Macht" ge
geven subsidies in te trekken. Immers hij had zich de vraag
gesteld, of niet de gemeente door oprichting van een gemeen
telijke burgeravondschool met daaraan verbonden handels
cursus eenerzijds, en intrekking van de bovengenoemde sub
sidies anderzijds, met minder kosten en [wellicht beter in
het hier bedoelde onderwijs zou kunnen voorzien.
Als gevolg van de ons gegeven opdracht hebben wij ons
daarop bij schrijven van 28 Maart 1.1. allereerst gewend tot
den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, met verzoek
ons te willen mededeelen of naar zijn meening het denkbeeld
van den heer Meuleman practisch uitvoerbaar zou zijn.
M. a. w. of niet de oprichting van een inrichting, voldoende
aan de bij de wet voor de burgeravondscholen gestelde eischen,
met daaraan verbonden handelscursusop practische moeilijk
heden zou afstuiten? En zoo neen, of dan naar zijn meening
die combinatie zou zijn tot stand te brengen op zoodanige
wijze dat de daaraan verbonden kosten jaarlijks minder of
althans niet meer zouden bedragen dan ƒ11310.het ge
zamenlijk bedrag aan subsidies, dat thans door de gemeente
aan het Genootschap «Mathesis" en bij aanneming van ons
praeadvies, opgenomen onder n°. 58 der Ingekomen Stukken,
aan «Kennis is Macht" zou worden uitgekeerd.
Den 5en Juni kwam het advies van den Inspecteur van het
Middelbaar Onderwijs in. Hij wijst er daarin vóór alles op
dat, wat trouwens voor niemand een geheim kan zijn, bij
de stichting van een gewone burgeravondschool met daaraan
verbonden handelscursusin de verste verte niet zou worden
voorzien in de onderwijsbelangen, welke thans door «Mathesis"
en «Kennis is Macht" samen worden behartigd. De school
van «Mathesis" met zijn zesjarigen cursus en bijzondere afdeeling
voor electrotechniek gaat oneindig veel verder dan met een
tweejarigen cursus van een burgeravondschool kan worden
verkregen. En in verband hiermede zou hij het dan ook een
ramp voor Leiden achten, wanneer het onderwijs voor a. s.
ambachtslieden, enz. tot een tweejarigen nietsbeteekenenden
cursus voor de theoretische opleiding van aanstaande ambachts
lieden werd teruggebracht.
Voorts deelt hij mede, dat vrijwel overal de burgeravond
scholen met tweejarigen cut sus zijn mislukt, dat met beslistheid
kan worden verklaard dat een tweejarige cursus burger
avondschool ook zelfs aan de bescheidenste eischen niet kan
voldoen en dat dan ook vele gemeenten uit eigen beweging
van die inrichtingen een drie-, vier- of vijfjarigen cursus
hebben gemaakt.
Aan die gemeenten wordt dan veelal voor hetgeen zij meer
doen, dan waartoe de wet haar verplicht, rijkssubsidie en
ook, behalve in Groningen en Friesland, provinciale steun
verleend. Maar behalve aan gemeentenwerden ook aan