409
N°. 258. Leiden, 5 November 4906.
Bij art. 43 der Burgerlijke Pensioenwet is o.a. voorgeschre
ven, dat bij benoeming van een leeraar of leerares aan eene
Gemeentelijke Hoogere Burgerschool en eene Gemeentelijke
Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen de som
moet worden bepaald, die tot grondslag moet strekken zoo
voor de berekening van de verschuldigde pensioensbijdrage
als voor de latere regeling van het pensioen.
Aan dit voorschrift kon bij de benoeming van mej.B. C. G.
Numan tot Directrice van de Hoogere Burgerschool voor
Meisjes, van mej. H. Pel tot leerares aan de Kweekschool
voor Onderwijzers en Onderwijzeressen en van den heer
B. M. van Dalfsen tot leeraar aan de Hoogere Burgerschool
voor Jongens niet worden voldaan, wijl het aantal dienstjaren,
waarnaar hunne jaarwedden moesten worden berekend, als
toen niet bekend waren.
Waar evenwel bij hunne infunctietreding op 4 September
j.l. het bedrag hunner jaarwedden kon worden bepaald, stel
len wij U thans voor de pensioensgrondslagen voor boven
genoemde titularissen, met ingang van dien datum vast te
stellen als volgt:
dien voor mej. B. C. G. Numan op f 2850.f 2500.
jaarwedde -j- f 350.toelage voor het gemis van vrije woning)
dien voor mej. H. Pel op 400.— en
dien voor den heer B. M. van Dalfsen op 2050.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 259. Leiden, 6 November 1906.
Tegen inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van
Mej. H. Westdijk om haar, met het oog op haren gezond
heidstoestand, eervol ontslag te verleenen uit de betrekking
van onderwijzeres met verplichte hoofdakte aan de openbare
Meisjesschool 4e klasse alhier, bestaat bij ons geen bezwaar.
Onder overlegging van het hieromtrent uitgebracht advies
van het hoofd der school, geven wij Uwe Vergadering mits
dien in overweging aan Mej. H. "Westdijk, op haar verzoek,
met ingang van 1 Januari 1907, eervol ontslag uit hare
betrekking te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 1 Nov. 4906.
Edel Achtbare Ileeren
Hiernevens heb ik de eer U het verzoek om ontslag van mejuffr.
Westdijk terug te zenden.
Sedert de laatste jaren volbrengt mej. Westdijk, hoewel met
de meeste opgewektheid, met groote moeite haar taak.
Hoewel ik die zooveel in mijn vermogen was heb pogen
te verlichten, mejuffr. W. gaf vele dagen 4 uur, enkele
dagen 3 uur les, kon ik niet voorkomen, dat zij met het
oog op haren gezondheidstoestand te veel van zich zelf vergde.
Alleen de groote volharding en zelfbeheersching van mej.
Westdijk hebben haar in staat kunnen stellen den arbeid tot
nu toe vol te houden.
Ik ben geheel overtuigd dat zij dien zoo spoedig mogelijk
moet staken, zal haar gestel niet geheel ondermijnd worden.
Hoogachtend heb ik de eer te zijn
Uwe dw. dienaresse,
C. E. Maclaine Pont,
H. d. S. v. M. Ie kl.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
De ondergeteekende Hendrika Westdijk, onderwijzeres met
verplichte hoofdakte aan de openbare Meisjesschool 1ste klasse
te Leiden, neemt de vrijheid zich tot Uwen Raad te wenden,
met het beleefd verzoek haar, met het oog op haren gezondheids
toestand, eervol ontslag uit hare hierbovengenoemde betrekking
te willen verleenen, met ingang van 4 Januari 4907.
Met verschuldigde hoogachting heeft zij de eer te zijn
van Uwen Raad
de dienstv.
H. Westdijk.
Leiden, 34 October 4906.
N°. 260. I.eiden, 6 November 1906.
Gelijk u bekend is, zal met 4 April van het volgende jaar
de nieuwe school 3e klasse worden geopend. Tot de benoeming
van het onderwijzend personeel aan die school zal dus lang
zamerhand moeten worden overgegaan.
Nu kan, ingevolge het bepaalde bij het 7e lid van art. 29
van de Wet op het Lager Onderwijs »in gemeenten, waar
meer dan één school bestaat, de onderwijzer aan het hoofd
der eene geplaatst, aan het hoofd der andere worden gesteld
zonder voordracht, indien de gemeenteraad na overleg met
den districts-schoolopziener hiertoe besluit."
Hel komt ons wenschelijk voor, dat door Uwe Vergadering
in casu van deze bevoegdheid worde gebruik gemaakt. De heer
Hoeks toch, hoofd der school 4e klasse n°. 4 deelde ons mede,
dat hij gaarne voor eene benoeming tot hoofd der nieuwe school
zou in aanmerking komen en wij meenen dat er alleszins reden
bestaat om aan het verlangen van den heer Hocks, die zich
als een uitstekend schoolhoofd heeft doen kennen, tegemoet
te komen. Ook de districts-schoolopziener heeft in zijn in de
Leeskamer ter inzage liggend schrijven verklaard tot de over
plaatsing van den heer Hoeks zonder voordracht gaarne zijn
medewerking te zullen verleenen.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer liggende corres
pondentie geven wij U mitsdien in overweging den heer P. G.
Hoeks, hoofd der school 4e klasse n°. 4, te benoemen tot hoofd
der nieuwe school 3e klasse (n°. 7) in deze gemeente, met
ingang van 4 April 4907.
Voordrachten ter benoeming van het overige onderwijzend
personeel aan de nieuwe school zullen U eerlang worden
aangeboden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 261. Leiden, 6 November 4906.
Nadat in uwe vergadering van 9 November 4905 afwijzend
was beschikt op een verzoek van de »afdeeling Leiden van
de Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde''
en van de Leidsche Tuiniers- en Bloemistenvereeniging »Door
Eendracht verbonden" om toekenning eener jaarlijksche sub
sidie van ƒ400.in de kosten van een door haar op te richten
cursus voor tuinteekenen en tuinaanlegkunst, kwam, gelijk
U bekend is, onlangs een hernieuwd verzoek van de beide
vereenigingen met dezelfde strekking in.
Adressanten wijzen er nu in haar bij het adres gevoegde me
morie van toelichting op, dat de drang van beneden af, dus van de
eigenlijke tuinbouwers, om dezen cursus in het leven te roepen,
zich nog steeds krachtig doet gelden; dat tengevolge van de
afwijzende beschikking van den gemeenteraad in het vorige
jaar niet tot de oprichting van den cursus kon worden over
gegaan, niettegenstaande een Rijkssubsidie was in uitzicht
gestelddat voor alle mogelijke ambachten hier ter stede vak
scholen werden opgericht en van gemeentewege ook worden ge
steund, maar dat zulk een instelling voor den tuinbouw nog
steeds niet bestaat; dat inderdaad, helaas! niet te ontkennen
valt, dat Leiden niet is een zoogenaamde tuinstad, maar dat er
van den anderen kant weinig gemeenten zijn, wTaar zich zooveel
tuinen bevinden en dat het zeker alleszins van belang is dat
deze tuinen behoorlijk en met kennis van zaken worden
aangelegd en onderhoudendat het hierbedoelde onderwijs niet
aan andere teekencursussen hier ter stede kan worden verbonden;
en dat eindelijk, waar de gemeente toonde de opleiding voor tal
van andere ambachten als een gemeentebelang te beschouwen,
toch zeker ook de opleiding tot het tuinbouwvak, waarvan
tal van Leidsche jongelieden profijt zullen trekken, en die
niet weinig aan de verfraaiing van onze stad zal ten goede
komen, als een gemeentebelang mag worden beschouwd.
Wij moeten erkennen, dat het krachtig betoog, in deze
memorie vervat, ons reeds aanstonds aan het wankelen bracht.
Niet in dien zin, als zouden wij in ons afwijzend praeadvies
van het vorige jaar hebben gefaald, of door Uwe Vergadering
niet op goede gronden afwijzend op het verzoek zijn beschikt.
Maar wei vroegen wij ons af, of op die gronden andermaal
een afwijzende beschikking zou mogen worden genomen?
Immers het valt niet te loochenen dat het standpunt, dat de
gemeente tegenover het adres inneemt, thans een geheel ander
is als verleden jaar. Thans toch is gebleken, dat deze cursus,
waarvan wij reeds verleden jaar het nut niet in twijfel trokken,
er zonder steun van de gemeente niet komen kan. Dat adres
santen van de hun door het Rijk toegezegde subsidie geen
gebruik kunnen maken, eenvoudig omdat zij zonder hulp van
de gemeente de inrichting niet in het leven kunnen roepen.Waar
wij dus verleden jaar als eisch meenden te mogen stellen, dat
de instelling eerst van hare levensvatbaarheid zou doen blijken,
daar meenen wij dezen eisch thans niet langer te kunnen hand
haven. Immers, de inrichting zal niet kunnen toonen, dat zij