1
N°. 220. Leiden, 11 September 1906.
Ter vervulling van de vacature, ontstaan tengevolge van
het aan Mej. E. P. Loeber verleend eervol ontslag als le on
derwijzeres in de handwerken aan de openbare school der
3e klasse Nu 4, hebben wij de eer U hiernevens de volgende
voordracht aan te bieden
1°. Mej. M. J. KLIKEE, 2e onderwijzeres in de handwerken
aan de openbare school der 4e klasse N°. 2;
2°. Mej. M. R1TMAN. 2e onderwijzeres in de handwerken
aan de openbare school der 3e klasse N°. 3;
3°. Mej. P. ELES, 2e onderwijzeres in de handwerken aan
de openbare school der 3e klasse N°. 6.
Onder mededeeling dat deze voordracht is opgemaakt in
overleg met den Arrondissements-schoolopziener, na ingewon
nen bericht van het hoofd der school en dat de desbetreffende
stukken in de Leeskamer ter lezing zijn nedergelegd, geven
wij U in overweging tot eene benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 221. Leiden, 14 September 1906.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering hierbijin overleg
met den Arrondissements-Schoolopziener, en na ingewonnen
bericht van het hoofd der schoolde volgende voordracht
aan te bieden voor de benoeming van een onderwijzer met
verplichte hoofdakte aan de openbare Jongensschool 2e klasse,
ter vervulling van de vacature, ontstaan door het aan den
heer J. T. Rinkema verleend eervol ontslag
1°. A. J. J. VERBRUGGE, onderwijzer met verplichte
hoofdakte aan de openbare school der 2e klasse voor
jongens en meisjes;
2°. II. G. A. VERKAART, hoofd eener school te Haaks
bergen
3°. JOH. STRAKS, onderwijzer aan het instituut »Loman"
te Zwolle.
Onder mededeeling, dat de desbetreffende stukken in de
Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U tot eene be
noeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden.
N°. 222. Leiden, 14 September 1906.
Reeds meermalen werd door het publiek geklaagd over
de ongeriefelijke ligging van het wachtlokaal van' den stoom
tram 's-GravenhageLeiden binnen deze gemeente. Immers
dat wachtlokaal is niet gelegen nabij het eindpunt van de
lijn, maar betrekkelijk ver daarvan verwijderd en daarvan
gescheiden door de vaak geopende brug over het Rijn-Schie-
k anaal.
Ten einde aan deze klacht tegemoet te komenverzoekt
thans de Maatschappij tot Exploitatie van Tramwegen haar
in de gelegenheid te stellen, door wijziging van de destijds
vastgestelde voorwaarden, waaronder concessie werd verleend
tot het doortrekken van de lijn tot het Noordeinde, een wacht
lokaal nabij het eindpunt der lijn op te richten.
Noch bij de commissie van fabricage, noch bij ons college
bestaat tegen de inwilliging van dit verzoek bezwaar.
Zeer zeker toch zal door de oprichting van een wacht
lokaal nabij de artillerie kazerne het reizend publiek worden
gebaat, terwijl de gemeente daarvan geenerlei nadeel behoeft
te ondervinden.
Alleen zullen een tweetal concessie-voorwaarden door andere
moeten worden vervangen.
Die bepalingen luiden thans,
2°. »Op het gedeelte der tramlijn, begrepen tusschen het
oude en nieuwe eindpunt, mogen behalve personen slechts
goederen van niet te grooten omvang vervoerd worden, zooals
die, welke gewoonlijk als passagiers- of bestelgoed meege
nomen worden. Andere goederen, waaronder ook begrepen
ledig of gevuld vaatwerk voor het vervoer van melk, alsmede
vee, mogen op dat gedeelte van de lijn niet vervoerd worden."
3°. »Op het sub. 2° genoemd gedeelte der lijn mogen geen
losse wagens blijven staan. De aankomende treinen zullen in
hun geheel weder moeten worden teruggevoerd."
Nu heeft evenwel, bij de voorloopig met haar gevoerde
onderhandelingen, de maatschappij zich bereid verklaard
en zij bevestigt dit nader in het aan Uwe Vergadering ge
richt adres, om ook bij de verplaatsing van het wachtlokaal
naar het Noordeinde alle wagonladingen alsmede vee te blijven
lossen op de plaats waar dit ook thans geschiedt. Alleen de
volgens de dienstregeling dagelijks in de treinen loopende ba
gage- goederenwagens zouden ter lading en lossing worden
meegenomen naar het Noordeindsplein en daar niet langer
dan tot den volgenden trein blijven staan, terwijl ook naaf
loop van den dienst geen wagens op het plein zouden worden
achtergelaten. En waar nu blijkens het door de Directie over
gelegde overzicht van de te Leiden aangevoerde zendingen over
de maanden April en Mei van dit jaar blijkt, dat over den
tramweg 's GravenhageLeiden bijna niet anders dan colli-
vervoer plaats heeft en de aanvoer van melkbussen over het
algemeen gering is, daar kan dunkt ons tegen zoodanige
wijziging der concessievoorwaarden dat verplaatsing van
het wachtlokaal naar het Noordeinde mogelijk wordt, geen
bezwaar bestaan.
De beide bovengenoemde voorwaarden zouden dan moeten
worden vervangen door de volgende:
1°. Wagonladingen en vee mogen op het gedeelte der tram
lijn, begrepen tusschen het oude en nieuwe eindpunt, niet
worden vervoerd.
2°. Losse wagens mogen op het sub. 1° genoemde wegge
deelte niet blijven staan. Alleen mogen losse goederenwagens
blijven staan gedurende den tijd, welke verloopt tusschen twee
door de dienstregeling voor het goederenvervoer aangewezen
treinenbehalve op Zon- en feestdagen en tusschen den
laatsten goederentrein des avonds en den eersten des morgens.
Voor deze wagens is aangewezen de plaats tegenover het
goederenbureau, van waaruit zij behoorlijk moeten worden
bewaakt.
3°. Geloste, nog niet afgehaalde goederen moeten onmid
dellijk na aankomst worden geborgen in het goederenbureau.
Zij mogen niet op de straat blijven staan.
4°. Het wachtlokaal moet van de aankomst van den eersten
trein tot het vertrek van den laatsten trein voortdurend
worden bewaakt, en behoorlijk zijn verlicht. Het moet steeds
in zindelijken toestand verkeeren.
Worden deze voorwaarden aan de verplaatsing van het
wachtlokaaal verbondendan verwachten wij daarvan geener
lei ongerief voor de gemeente, terwijl aan de door het publiek
geuite alleszins gegronde klachten zal worden tegemoet gekomen.
Mitsdien geven wij U in overweging:
1°. de maatschappij toe te staan op het ongebruikte stukje
grond nabij de artillerie-kazerne in het Noordeinde een gebouw
voor wachtkamer en goederenlokaal op te richten, onder voor
behoud van de nader door ons college te geven voorschriften
ten aanzien van de amotie en het vervoer van het aan de
gemeente toebehoorende afsluithek;
2°. te besluiten dat, zoodra het sub. 1° bedoelde wacht
lokaal en goederenbureau door de maatschappij zal zijn in
gebruik genomen, de 2e en 3e voorwaarde van uw besluit
van 20 November 1902 (Ingek. St. n°. 275) zullen komen te
vervallen en zullen worden vervangen door de 4 voorwaarden,
welke hierboven werden omschreven.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden 7 Juli 1906.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
geeft met verschuldigden eerbied te kennende Maat
schappij tot Exploitatie van Tramwegen, gevestigd te's-Gra-
venhage, op heden kantoor houdende te Voorburg,
dat 'in Uwe Gemeente klachten zijn gerezen omtrent de
ligging van hare wachtkamer ten opzichte van het eind
punt van hare tramlijn, zooals o. a. blijkt uit berichten in
het Leidsch Dagblad van 21 en 24 Maart j.l
dat zijbij gelegenheid van dienaangaande gehouden
besprekingen met verschillende ingezetenen, die het openen
eener wachtkamer nabij het eindpunt bepleitten, zich bereid
heeft verklaard daartoe over te gaan, wanneer zij de ver-
eischte vergunningen van Uwen Raad mocht erlangen,
dat zij echter, voor geval Uwe Raad gunstig op haar ver
zoek mocht willen beschikken, er Uwe aandacht op meent te
mogen vestigen, dat het hebben en in gebruik houden van
twee wachtkamers, t. w. één in het Noordeinde en één nabij
de Ambachtsschool geen zin heeft, en voor haar te kostbaar
is, weshalve zij vertrouwt dat Uwe Raad haar zal toestaan
de wachtkamer nabij de Ambachtsschool te sluitenbehoudens
wellicht een enkelen dag in de week,
dat haar bij Besluit van Uwen Raad dd. 20 November 1902,
n°. 1636a, houdende vergunning tot het doortrekken van
hare lijn tot in het Noordeinde, verschillende beperkende
bepalingen ten aanzien van het goederenvervoer zijn opge
legd dat zij zich bereid verklaart het goederenvervoer te
blijven beperken in dien zin, dat wagonladingen en, op
Vrijdag, marktdag, vee ook voortaan zal worden gelost op
de plaats waar zulks nu geschiedt, en dat geene goederen
wagens blijven staan in het Noordeinde anders dan tusschen
twee treinen voor het goederenvervoer door de dienstregeling
aangewezen.