91)
voorstel worden vastgesteld, daar zal aan de goedkeuring
dier begrooting een besluit Uwer Vergadering tot vaststelling
van de jaarwedde van Dr. Janssens op f 2000.moeten
voorafgaan.
Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten
1°. vooralsnog niet over te gaan tot de vervulling der vaca
ture, ontstaan door de benoeming van den heer van der Kolk
tot Geneesheer-Directeur
2o de jaarwedde van den 3en geneesheer Dr. Janssens, die bij
aanneming van het voorstel sub. 1°. uit den aard der zaak
2e geneesheer worden zalte verhoogen van f 1500.tot
f 2000.—
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 217. Leiden, 11 September 1906.
Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van de voetbal-
vereeniging »Door oefening sterk" bestaan overwegende be
zwaren.
In de eerste plaats zijn de verschillende aan de ge
meente toebehoorende terreinen, welke voor een beoefening
van het voetbalspel in aanmerking zouden kunnen komen,
verhuurd en kan daarover dus niet meer worden beschikt.
Maar ook al ware dit niet zoo, dan nog zijn wij het geheel
met de commissie van fabricage eens, dat van afstand van een
gemeentelijk terrein gratis of tegen matigen prijs voor het
hier beoogde doel geen sprake zou kunnen zijn. Immers nog
daargelaten dat het reeds in het algemeen niet op den weg
der gemeente ligt, gelijk men veelal schijnt aan te nemen, om
hare eigendommen kosteloos of althans tegen een prijs beneden
de eigenlijke huurwaarde ten behoeve van particuliere ont
spanningen beschikbaar te stellen, zoo zouden daarvoor toch
zeker geen termen bestaan, waar het als hier een gebruik
geldt waardoor de grond zeer belangrijk in waarde zou ver
minderen. Zeer terecht merkt dan ook o. i. de commissie van
fabricage op, dat er i. c. meer reden zou zijn om een hoogeren
dan om een lageren huurprijs te vorderen.
Op grond van een en ander geven wij U in overweging
afwijzend op het verzoek te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen de onderge-
teekenden Gerardus Martinus Seijn, wonende 2e Haverstraat
no. 53 te Leiden en Abraham Pont wonende Zijlsingel no. 47
te Leiden, respectievelijk voorzitter en secretaris der Voetbal-
Vereeniging »Door oefening sterk";
dat zij er niet in geslaagd zijn om tegen een matigen prijs
een terrein te huren ter beoefening van het voetbalspel;
dat hunne middelen hun niet veroorloven, zijnde de leden
der vereeniging allen jongens uit den werkenden stand, een
hoogen huurprijs te betalen;
dat zij overtuigd zijn dat ook UEdelAchtbaren doordrongen
zijn van het groote nut verbonden aan lichaamsoefeningen in
de open lucht;
dat hun ter oore is gekomen, dat aan de Gemeente Leiden
verschillende terreinen behooren, die voor het voetbalspel zeer
geschikt zijn;
redenen waarom wij de vrijheid nemen UEdelAchtbaren
beleefd te verzoeken hun tegen een matigen huurprijs, of waar
Uw Edel Achtbaar College zooveel ten nutte der gemeentenaren
doet, liefst gratis, een terrein ter beoefening van het voetbal
spel op nader door UEdelAchtbaren te bepalen voorwaarden
te willen afstaan.
't Welk doende, enz.
G. M. Seijn, Voorzitter.
A. N. Pont, Secretaris.
Leiden, den 7den Augustus 1906.
N°. 218. Leiden, 11 September 1906.
Bij nevensgaand adres worden door de Leidsche Smeden-
vereeniging de volgende vier verzoeken tot Uwe Vergadering
gericht
1°. invoering van vakbesteding;
2°. bij openbare aanbesteding: gunning van het werk aan
den laagsten, te Leiden woonachtigen, inschrijver;
3°. bij onderhandsche opdracht: beperking tot Leidsche
patroons; en
4°. verhooging van de in de bestekken vermelde eenheids
prijzen.
Ter voorkoming van te groote uitvoerigheid en onder ver
wijzing naar het in de Leeskamer ter inzage liggende rapport
van den Directeur van Gemeentewerken, willen wij hier kor-
telijks uiteenzetten, waarom wij met de Commissie van
Fabricage geen der genoemde verzoeken voor inwilliging
vatbaar achten Wij kunnen daartoe te eer vrijheid vinden,
waar naar het ons voorkomt, beknoptheid der argumentatie
in deze aan hare waarde geen afbreuk behoeft te doen.
Ad lum. Invoering der vakbesteding zou, zonder te geven
wat adressante zich voorsteltde gemeente aan groot nadeel
en tal van moeielijkheden blootstellen. Vakbesteding toch
sluit geenszins uit, dat ook door personen, buiten het eigenlijk
smedenbedrijf staande, wordt ingeschreven en aan dezen het
werk wordt gegund. Immers waar openbare aanbesteding
plaats heeftmag, afgescheiden van financieele bezwaren
alléén dan aan den laagsten inschrijver het werk onthouden
worden, wanneer volstrekt vaststaat, dat deze daarvoor niet
geschikt is. Maar nu is juist de kans dat het werk aan een
onbekwamen aannemer zou moeten worden opgedragen bij
vakbesteding grooter, dan bij aanneming van een geheel
werk en bloc door één aannemer. Krachtens uitdrukkelijke
besteksbepaling toch heeft in het laatste geval de Directie
de keuze der onder-aannemers geheel in hare hand, zoodat
zij beter nog dan bij vakbesteding ongeschikte werkkrachten
geheel kan weren.
Is het dus allerminst zeker, dat bij invoering der vakbe
steding de verschillende onderdeelen van een werk aan man
nen van het vak zouden worden opgedragen, daar staat
tegenover', dat de gemeente daarvan zeer groot nadeel zou
kunnen ondervinden. Thans toch heeft de gemeente met één
hoofdaannemer te doen, die alléén voor het geheele werk
aansprakelijk is. Dan zou zij te doen krijgen met tal van
kleinere bazen, die geheel zelfstandig ieder voor zich door
werken zonder zich om het werk van de anderen te bekreu
nen. Conflicten zouden niet uitblijven, de goede gang van
zaken worden verstoord en vertraging in de uitvoering en
tal van onaangenaamheden het onvermijdelijk gevolg zijn. In
geen gemeente heeft dan ookvoor zoover ons bekend, anders
dan bij uitzondering vakbesteding plaats en ook de meeste
particuliere aannemers zijn daarvan reeds lang teruggeko
men. Ook wij kunnen haar daarom niet sterk genoeg ont
raden.
Ad 2um' Openbare aanbesteding met verplichte gunning
aan den laagsten Leidschen inschrijver zou gelijk staan met
uitsluiting van alle niet-Leidenaars en dus ophouden een
openbare aanbesteding te wezen. Daargelaten nu dat een
dergelijke beperking zeker in strijd zou wezen met den geest
van de gemeentewet, zou zij slechts neerkomen op een bevoor
deeling van de Leidsche patroons en werkliedeniets, wat op
zich zelf zoo erg niet zou zijnindien zij niet werd verkregen
ten koste van eveneens Leidsche belastingplichtigen, wat zeker
in strijd zou zijn met recht en billijkheid. Immers door beper
king der concurrentie zouden de inschrijvingssommen nog
stijgen terwijl bovendien een tot Leidsche ingezetenen beperkte
openbare inschrijving tot allerlei misbruiken zou kunnen leiden.
Hoe weinig waarde overigens te hechten is aan de bewering
van adressante, dat bij publieke aanbestedingen van smids-
werken het werk dikwijls wordt opgedragen aan buiten de
gemeente woonachtige personen, moge blijken uit het feit,
dat in de laatste 7 jaren van de 29 perceelen, slechts 3 per-
ceelen aan niet-Leidenaars werden gegund en dat van die 3
perceelen er nog 2 betrekking hadden op de levering van
gietwaren, die buiten het eigenlijke smidsvak vallen.
Ad 3um. Het verzoek om bij het doen van onderhandsche
opdrachten deze te beperken tot Leidsche smedenpatroons,
mag overbodig heeten. De bewering toch „dat tal van kleinere
werkzaamheden, tot het smedenbedrijf behoorende, bij voor
keur worden opgedragen aan personen die buiten Leiden
woonachtig zijn", is volkomen onjuist. Gedurende de laatste
6 jaren werd slechts tweemalenen dit om zeer overwegende
redenen, smidswerk aan niet-Leidenaren opgedragen. Regel
is dus dat alléén aan Leidsche ingezetenen prijsopgave wordt
gevraagd.
Ad 4um- Verhooging der eenheidsprijzen op zich zelve zou
zeker niet het gewenschte resultaat hebben. Gewoonlijk wordt
de totale hoeveelheid te verwerken smeedijzer als verreken
bare hoeveelheid in het bestek vermeld en geldt dus de een
heidsprijs alléén voor de verrekening van hetgeen meer of
minder verwerkt wordt. Verhooging van den eenheidsprijs be
voordeelt den smid bij meer werkbenadeelt hem evenwel als
minder verwerkt wordt. Bovendien geldt ook hier 468 der
A. V., dat de eenheidsprijzen in het bestek kunnen worden
verhoogd of verlaagd, indien bijzondere omstandigheden daar
toe aan de Directie aanleiding mochten geven. Nog nimmer
echter kwam van de smedenpatroons een verzoek tot herzie
ning der verrekenprijzen in.
Dit alles neemt intussclien niet weg, dat bij de vaststelling
der eenheidsprijzen in het bestek uit den aard der zaak met
de recente verhooging der ijzerprijzen behoort te worden
rekening gehouden. Al te veel beteekenis hechte men hieraan
evenwel niet. Immers vooral bij smeedwerk is de prijs van
het materiaal een gering onderdeel van den geheelen een
heidsprijs, die in hoofdzaak van het arbeidsloon afhangt. En