DONDERDAG 16 AUGUSTUS 1906. 121 N. Ouwerkerk, met ingang van 27 September a. s. een weduwen- en kinderpensioen ad f 272.per jaar. Aan de orde is: I. Verzoek van Mej. M. J. Sparnaay, om eervol ontslag als leerares in de nuttige handwerken aan de Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. (Zie Ing. St. n°. 179). Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem ming met ingang van 1 September een eervol ontslag verleend. De Voorzitter. Door den heer Vergouwen is het verzoek tot mij gericht om de voordrachten voor de benoemingen, die nu aan de orde zijn, eerst in eene besloten vergadering te bespreken. Ik verander dus de openbare vergadering in eene vergadering met gesloten deuren. De openbare vergadering wordt na eenigen tijd hervat. De Voorzitter. Ik geef thans het woord aan den heer Fokker. De heer Fokker. M. d. V. Voor wij tot de benoemingen overgaan, zou ik gaarne eenige opmerkingen maken naar aan leiding van punt 4 van de agenda. De Voorzitter. Mag ik den heer Fokker doen opmerken, dat nu aan de orde is punt 2 van de agenda en dat het mij voorkomt regelmatiger te zijn, als de leden die eene opmer king wenschen te maken betreffende een punt van de agenda, dit doen wanneer dit punt aan de orde komt. De heer Fokker. Dan zal ik mijne opmerking straks bij de behandeling van punt 4 te berde brengen. De Voorzitter. Mag ik de heeren Kerstens, Bosch, van der Eist en de Boer verzoeken het stembureau uit te maken? Verlangt een van de leden het woord over punt 2 van de agenda? De heer Witmans. Eene enkele vraag slechts, Mijnheer de Voorzitter. Er is mij ter oore gekomen, dat wanneer een van de personen, die op de voordracht staat, zou worden benoemd, zij niet van plan is zich in deze gemeente te vestigen. Ik zou wel willen vragen, of het Dagelijksch Bestuur hiervan iets bekend is. Ik ben er in het algemeen een voorstander van, het is bovendien een wettelijk voorschrift, dat degeen, die benoemd wordt in deze gemeente, zich hier ook vestigt. Zijn in dit speciale geval daaromtrent wellicht bijzondere bepa lingen of voorwaarden gemaakt? De Voorzitter. Bij Burg. en Weth., althans bij mij, is daar omtrent niets bekend. Mocht het blijken, dat een ambtenaar, die wordt benoemd, als voorwaarde stelt, buiten de Gemeente te mogen wonen, dan zou dit zeker een reden zijn, om de benoeming te casseeren. De heer Witmans. Dank U, M. d. V. De Voorzitter. Aan de orde is alsnu: II. Benoeming van eene leerares in handteekenen en kunst geschiedenis aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes. (Zie Ing. St. n°. 176). De uitslag der stemming is, dat met 20 stemmen wordt benoemd Mej. M. H. Nederburgh. Mej. C. A. J. Pilaar verkreeg 5 stemmen. De Voorzitter. Aan de orde zou nu zijn punt 3: benoeming van eene leerares in de nuttige handwerken aan de Kweekschool. Hieromtrent is echter eene motie ingekomen van den heer Vergouwen, luidende: «Ondergeteekende stelt voor om de voordracht betreffende de benoeming van een leerares in de Handwerken ter nader overleg aan Burg. en Weth. te renvoyeeren." In stemming gebracht, wordt de motie verworpen met 14 tegen 11 stemmen. Tegen stemmen de heeren: Hasselbach, de Boer, van der Eist, de Goeje, Witmans, Reimeringer, Zwiers, Fokker, Zaalberg, Korevaar, P. J. Mulder, de Vries, Le Poole en de Voorzitter. Voor stemmen de heeren: Timp, van der Lip, Vergouwen, A. Mulder, Bots, Driessen, Kerstens, Meuleman, Bosch, van Toi en Sijtsma. De Voorzitter. Alsnu wordt mij overhandigd een voorstel van den heer Vergouwen, luidende als volgt: «Ondergeteekende stelt voor de te benoemen onderwijzeres voor één jaar te benoemen." Het komt mij voor, dat het op deze wijze indienen van voor stellen ongeraden is. In het algemeen ben ik een tegenstander van het indienen van amendementen zoo rauwelijks staande de vergadering, waardoor eene beslissing kan worden genomen, die niet behoorlijk is voorbereid. Juist deze benoeming is inderdaad zeer goed voorbereid. Na hetgeen in de besloten vergadering daaromtrent is voorgevallen, zullen de heeren het wel met mij eens zijn, dat deze benoeming althans zeer deugdelijk is besproken, zoodat ik de noodzakelijkheid niet kan inzien om in een anderen, eenigszins gewijzigden vorm toch te bereiken, wat de Raad, blijkens zijn votum van zooeven, niet wenscht. Na dat votum moet ik dus adviseeren, niet in te gaan op het voorstel van den heer Vergouwen. De heer Vergouwen. M. d. V. Ik kan in de toelichting van mijn voorstel heel kort zijn en daarbij eenvoudig verwijzen naar de redenen, die in de vorige vergadering hebben geleid tot het indienen van een ongeveer gelijk voorstel als thans door mij wordt gedaan. De Voorzitter. Het is zeer verstandig van U, dat U zegt een ongeveer gelijk voorstel. Alle vergelijkingen gaan mank, en speciaal het voorstel waarop gij U beroeptheeftdunkt mijeene geheel andere strekking dan hetgeen U thans voorstelt. Het voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Fokker. M. d. V. Ik zal tegen dit voorstel stemmen, al moge dit eenigszins vreemd lijken, omdat ik in de vorige vergadering zelf een soortgelijk voorstel heb gedaan. De heer Vergouwen evenwel doet zijn voorstel naar aanleiding van een, zooals hij zegt, ongeveer gelijk voorstel, door mij in de vorige vergadering gedaan. Nu meen ik echter, dat zijn voorstel in het geheel niet overeenkomt met dat hetwelk door mij werd ingediend, en daarom meen ik thans volkomen vrijheid te hebben om tegen zijn voorstel te stemmen. Het voorstel van den heer Vergouwen, in stemming gebracht, wordt verworpen met 20 tegen 5 stemmen. Tegen stemden de heeren: Hasselbach, de Boer, van der Lip, van der Eist, de Goeje, A. Mulder, Witmans, Reimeringer, Zwiers, Fokker, Zaalberg, Driessen, Korevaar, P. J. Mulder, Meuleman, de Vries, Bosch, Sijtsma, Le Poole en de Voorzitter. Voor stemmen de heeren: Vergouwen, Bots, Timp, Kerstens en van Tol. Alsnu tot de benoeming overgaande, wordt benoemd met 21 stemmen Mej. H. Pel. Mej. Driesens verkreeg 2 stemmen terwijl 2 briefjes blanco waren ingeleverd. IV. Benoeming van eene onderwijzeres met verplichte hoofd- acte aan de openbare school der 2de klasse voor meisjes. (Zie Ing. St. n°. 188). De heer Fokker. M. d. V. Bij het nazien der stukken, die ter visie hebben gelegen, heeft het mijne aandacht getrokken, dat de inlichtingen omtrent eene der sollicitanten zoo vaag en on duidelijk waren gesteld, van dien aard evenwel dat zij een ongunstiger! indruk omtrent die persoon moesten vestigen. Ik meende dat naar aanleiding van die vage en onduidelijke inlichtingen nog wel nadere informatiën zouden zijn inge wonnen, doch dit is niet geschied, althans uit het dossier is daarvan niets gebleken. Nu vind ik het verkeerd dat ons, leden van den Raad, dergelijke inlichtingen worden verstrekt, die een ongunstigen indruk bij ons kunnen vestigen, terwijl dan verdere informatiën achterwege blijven. Ik heb toen zelf in lichtingen ingewonnen bij de persoon, die de eerste inlichtingen had verstrekt, maar ik heb opnieuw dezelfde vage mededeelingen ontvangen; feiten die den ongunstigen indruk moesten be vestigen werden niet medegedeeld. En nu wilde ik vragen, of vanwege het Dagelijksch Bestuur nog nadere informatiën omtrent die sollicitant zijn ingewonnen. Het spijt mij, dat de Wet houder van Onderwijs niet aanwezig is, maar wellicht kunt U, mijnheer de Voorzitter, op mijne vraag wel antwoorden. Nog iets anders heeft mijne aandacht getrokken. In een van de inlichtingen omtrent een sollicitant staat, dat de betrokken persoon geen lid is van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers. Ik zou willen vragen, of vanwege het Gemeente bestuur of vanwege andere autoriteiten, die de inlichtingen inwinnen, de vraag wordt gesteld, of een sollicitant al dan niet is lid van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers. Tevens zou ik dan willen vragen of het lidmaatschap van dien Bond al dan niet eene aanbeveling is om benoemd te worden en of de leden van dien Bond bij het Gemeentebestuur in aanzien achterstaan bij niet-leden. Op eene dadelijke beant woording van mijne vraag dring ik niet aan, ik ben bereid den terugkeer van den Wethouder van Onderwijs af te wachten. De Voorzitter. Ik ben gaarne bereid dadelijk op de vragen van den heer Fokker te antwoorden. In de eerste plaats kan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 3