104
DONDERDAG
21 JUNI 1906.
Zijn er nog geen andere rechters, die tusschen ons en Ge
deputeerde Staten kunnen beslissen? Ik wil er nu niet meer
van zeggen ieder begrijpt waar ik heen wil; maar ik zou
Burg. en Weth. willen vragen, of zij niet gelijk met mij
denken en of er geen middel is om dat te probeeren. De
Wethouder van Financiën heeft gezegd, dat niet in een tijd
van geldspanning zal worden geleend, maar dat zal worden
gedaan, wanneer de geschikte tijd daarvoor gekomen moet
worden geacht, dus schijnt er niet zoo'n groote haast bij te
zijn. Laten wij dus eerst nog eens probeeren, of wij de af
lossing niet kunnen doen plaats hebben in 70 of 80 jaar.
De heer Juta. Indien wij inderdaad met eenige kans
op goed succes de mogelijkheid hadden gezien om den
weg te betreden, die niet is aangewezen door den heer
Sijtsma, maar die is aangewezen in het stuk van Burg.
en Weth., dan zouden wij dat zeker hebben gedaan, hetgeen
ook uit het stuk van Burg. en Weth. voldoende blijkt.
Maar Gedeputeerde Staten beslissen in hoogste instantie Ik
behoef den heer Sijtsma zeker niet te zeggen, wat in Den
Haag is gebeurd, en de Gemeenteraad heeft zich bij slot van
rekening moeten onderwerpen. Aan de voorbereiding van deze
leening voor de gemeente Leiden is voorafgegaan eene huis
houdelijke bespreking met Gedeputeerde Staten. Wij hebben
zooveel mogelijk tegengestribbeld, om deze bepaling er uit
te krijgen, maar er is absoluut niets aan te doen. Met ver
wijzing naar de leeningen van Rotterdam, Den Haag en
andere steden hebben Gedeputeerde Staten gezegd, dat het
niet anders ging. Zij wijken daarvan in geen geval af, want
andere Gemeenten hebben zich ook aan deze bepaling onder
worpen, en voor Leiden kon men daarvan niet afwijken. Men
kan daarover nu zooveel praten als men wil, maar zoolang
er geen hoogere instantie is, is er niets aan te doen en dient
men zich te onderwerpen. Men kan nu lange betoogen houden
over de afhankelijkheid van de gemeente Leiden in dat op
zicht, maar er is ten slotte niets aan te doen. Wij zijn het
daar allen over eens, maar ik zie geen kans, daar iets aan
te veranderen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
XI. Verzoek van het Bestuur der afd. Leiden en omstreken
van de Vereeniging «Vergunning" om een commissie te be
noemen ten einde van advies te dienen bij de behandeling
van de bezwaarschriften tegen aanslagen in het vergun
ningsrecht.
(Zie Ing. St. n°. 117).
De Voorzitter. Hierbij komt in behandeling de memorie
van toelichting, die sedert op zegel bij den Raad is ingekomen
en bij dit punt gevoegd is. Burg. en Weth. meenen op hunne
voordracht, ook gezien de memorie van toelichting, niet te
moeten terugkomen. Zij stellen dus voor, op het adres van
de Vereeniging «Vergunning" afwijzend te beschikken. Uit de
toelichting, die wij reeds gaven, volgt wel, dat Burg. en Weth.
er geen bezwaar tegen hebben, dat de Raad eene commissie
benoeme, om in deze van advies te dienen, hoewel eene
vaste Raadscommissie geen aanbeveling zou verdienen. Maar
eene Commissie, zooals de vereeniging «Vergunning" die be
doelt, bestaande uit Raadsleden en uit personen buiten den
Raad, die dus mede te praeadviseeren zouden hebben over
besluiten van den Raad, niettegenstaande zij buiten den Raad
staan, komt ons niet aannemelijk voor.
De heer Witmans. M. d. V. Ik heb, nu ik de memorie van
toelichting van de Vereeniging «Vergunning" gelezen heb, er
inderdaad geen spijt van, dat ik het voorstel van den heer
Fokker, om deze zaak tot eene volgende vergadering aan te
houden, heb ondersteund. Het is mij toch gebleken, wat ik
zoo nu en dan had hooi en fluisteren, dat er inderdaad ernstige
afwijkingen zijn in het doen van de schattingen van de huur
waarde voor perceelen, waarvoor vergunning is verleend. Tot
voor korten tijd was daaraan weinig te doen, onder de oude
Drankwet, maar nu, onder de nieuwe Drankwet, is er wel wat
aan te doen. Ik kan dan ook niet anders doen, dan het ver
zoek, om te trachten eene Raadscommissie te krijgen, onder
steunen. Burg. en Weth. zeggen in hun prseadvies wel,
dat de tappers, die zich bezwaard gevoelen met de gedane
schatting, zich tot den Raad kunnen wenden en dat de Raad
ook over hunne bezwaren eene beslissing kan nemenik vraag
echter, wanneer wij een beslissing over die bezwaren zouden
kunnen nemen? Wanneer wij dan hebben gekregen stukken
van personen, die eene herschatting hebben gedaan over eene
schatting, die zij zelve reeds hebben verricht, dan zijn de
schatters eigenlijk niet anders dan rechters in eigen zaak!
Dat is het geval, waarop ik doel. De Raad beslist dan wel,
maar de herschatters zijn toch in elk geval rechters in eigen
zaak. Wat de Vereeniging ons vraagt is dan ook niet alleen
een billijk verzoek, maar in eene andere wet, namelijk in de
wet op de personeele belasting vindt men een dergelijk instituut,
namelijk dat de raad van beroep voor zich kan doen verschijnen
deskundigen, die met de schatting van het perceel niet te maken
hebben gehad. En dat is ook de bedoeling van de adressante:
eene gewone Raadscommissie samengesteld uit leden van den
Raad, die voor zich kunnen laten verschijnen deskundigen,
bekend met den handel in gedistilleerd.
Tegen de wijze van schatten zijn zeer zeker ernstige grieven,
die het bestuur van de Vereeniging gemeend heeft bij den
Raad te moeten inbrengen. Nu ik dat heb nagezien en ik
neem daarbij aan, dat al wat daar staat beslist waar is
kan ik niet anders dan ernstig er tegen opkomen, dat zoo
ongelijkmatig wordt te werk gegaan. Maar hoe komt dat?
Feitelijk komt dat door de drankwet zelf; die is de schuldige:
zij geeft heelemaal geen maatstaf aan voor de schatting Men
neemt b.v. een zeker cijfer en vermenigvuldigt dat met 15,
zoo doet men hier in Leiden, maar in den Haag b.v. doet
men het weer anders. Het ware zeker beter geweest, wan
neer in de wet was vastgelegd, hoe moet worden geschat, b.v.
naar een zeker type. Intusschen, daaraan kunnen wij niets
verbeteren; maar nu men bij den Raad komt met dit verzoek,
kan ik niet anders dan dat hartelijk ondersteunen, en ik zal
dan ook stemmen tegen het praeadvies van Burg. en Weth.
Maar nu doet zich bij mij deze vraag voorgesteld het prae
advies van Burg. en Weth. wordt aangenomen, zal daarvan
dan het gevolg zijn, dat de zaak blijft zooals zij is en de be
trokken personen feitelijk zijn overgeleverd aan eene zekere
willekeur? Dat valt niet te ontkennen. Ik zou echter, Mijnheer de
Voorzitter, in afwachting van nadere discussie over deze zaak,
willen wachten met het indienen van een voorstel, om te
hooren, hoe andere leden over deze zaak denkenmaar mocht
blijken, dat meer steun vindt het idéé van Burg. en Weth.,
dan zou ik willen voorstellen alsnog in overweging te nemen
om den wensch van de Vereeniging «Vergunning", wat dat
gedeelte betreft, in te willigen.
Eene andere vraag is nog, of bij het maken van de drank
wet in 1881 al niet een zekere uitspraak heeft plaats gehad, hoe
eigenlijk moest worden geschat. Ik geloof, dat wij allen het
adres in druk voor ons hebben, zoodat ik dat niet behoef
voor te lezen. Er is dus wel eenige aanwijzing, maar daarmede
wordt hier in Leiden geen rekening gehouden en ik geloof,
dat daardoor onrechtvaardigheid wordt begaan tegenover de
vergunninghouders.
De heer Fokker. M. d. V. Ik vraag het woord, om den Raad
mede te deelen, dat ik het niet eens ben met het prseadvies
van Burg. en Weth. Uit de toelichting, die U zoo straks
hebt gegeven, meen ik gehoord te hebben ik heb wellicht
misverstaandat er bij Burg. en Weth geen bezwaar tegen
bestaat, dat een Raadscommissie eventueel priead vies geeft bij
de behandeling van de bezwaren van degenenwier perceelen
voor de vergunning zijn herschat en die zich op den Raad
willen beroepen. Ik geloof ook, dat, als de Raad daartoe be
sluit, wij een stap op den goeden weg hebben gedaan. En het wil
mij voorkomen, dat dit een betere weg is, dan die, welken de adres
santen opwillen. Ik voel er zeer veel voor, dat wij een commissie
benoemen, en ook dat die commissie het recht krijgt bericht
van deskundigen in te winnen, maar wij moeten niet vergeten,
als de deskundigen niet willen verschijnen, dan kunnen de leden
der Commissie naar hen fluitenwant zij kan de menschen
niet dwingen voor de Commissie te komen. Dat is een verkeerd
denkbeeld van den heer Witmans en van adressanten. Ik zou
dus den middenweg willen inslaanen den Raad doen besluiten,
dat de verzoekschriften van vergunninghouders in deze in
handen worden gesteld van een Commissie uit den Raad om
prseadvies. Wij ontloopen dan de mogelijkheid, dat Burg. en
Weth. dan weer een prseadvies geven, dat veel lijkt op hun eigen
beslissing. Ik behoud mij het recht voor, om straks, als de loop
der discussiën mij daartoe aanleiding geeft, een voorstel te
doen in den geest van hetgeen ik gezegd heb.
De Voorzitter. Voor wij vbrder gaan, wensch ik even op
te merken, dat nu de heer Fokker gehoord heeft, dat Burg.
en Weth. van begin af aan geen ernstig bezwaar hebben
tegen den weg, dien hij wil inslaan, de discussie niet erg
ingewikkeld behoeft te worden. Ik wil even accentueeren, dat
de heer Witmans de zaak niet juist voorstelt. De heer Wit
mans heeft gezegd, dat de vergunninghouders rechteloos zijn.
Hoe komt hij echter daartoe? Bij de tegenwoordige drankwet
is juist het recht van beroep op den Raad gegeven. Dat is
een groote vooruitgang vergeleken bij den toestand, die vroeger
bestond. Er is een nieuwe procedure in het leven geroepen
en in sommige plaatsen heeft men daarvan gebruik gemaakt,
door het appèl in den Raad te doen behandelen en daarna
te doen herschatten.
Burg. en Weth. hebben, toen zij aan den Raad de veror
dening van 22 en 23 Maart 1905 voorstelden, voorgesteld, dat
eenigszins anders te regelen. Wij wenschten n. 1. vooraf de des
kundigen het werk van de eerste deskundigen te laten be-