100 DONDERDAG 21 JUNI 1906. De Voorzitter. Dit verzoek heeft reeds in de dagbladen gestaan, terwijl de leden, meen ik, een afdruk daarvan hebben ontvangen; indien geen voorlezing wordt verlangd, zou ik willen voorstellen dit achterwege te laten. Wij stellen voor, het stuk te stellen in handen van Burg. en Weth. De heer Fockema Andrew. M. d. V. De zaak, die in dit request wordt te berde gebracht, is van zeer groot belang; de vrijheidsbeperking, die eventueel door aanneming van eene dergelijke verordening aan het bedrijf zou worden opgelegd, zou zeer groot zijn, en ieder zal het wel met mi] eens zijn, dat wij niet zonder noodzakelijkheid en vooral niet zonder degelijk onderzoek tot eene dergelijke vrijheidsbeperking moeten besluiten. Ik ben daarom zoo vrij aan Burg. en Weth. in overweging te geven met het uitbrengen van hun advies over deze zaak geen gioote haast te maken, ten einde de onmiddellijk belanghebbenden, de winkeliers, die dit verzoek uit de courant zullen vernemen, in de gelegenheid te stellen hun oordeel daarover aan den Raad kenbaar te maken. De Voorzitter. Ik kan daarop antwoorden, dat Burg. en Weth. alreeds met het oog op den naderenden zomer en de daarmede gepaard gaande incompleetheid van het College hebben besloten te wachten met de behandeling van deze zaak in het Dagelijksch Bestuur tot den aanstaanden herfst, zoodat wel eenige tijd zal verloopen, voordat deze zaak in den Raad aan de orde komt. Overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter wordt beslo ten het verzoek in handen van Burg. en Weth. te stellen 5°. Verzoek van de gecombineerde werkliedenvereenigingen in de metaalindustrie om toevoeging van eenige nieuwe be palingen aan de «Bepalingen omtrent minimum loon en maxi mum-arbeidsduur in bestekken van gemeentewerken" en om bij eventueele aanbestedingen zooveel mogelijk vakbesteding toe te passen. Dit stuk luidt als volgt: Aan den Raad der Gemeente Leiden. Edel Achtbare Heeren! De ondergeteekenden, C. Roos en H. A. Goddijn, respectieve lijk Voorzitter en Secretaris der gecombineerde Werklieden Vereenigingen in de Metaalindustrie te Leiden, welke com binatie bestaat uit: de Smeden en Koperslagers Vereeniging, «Nut en Vriendschap", het Metaalbewerkersgilde «St. Eloij", onderafdeeling der Ned. R. C Volksbond, en de Protestantsch Christelijke Metaalbewerkersvereeniging Geven met verschuldigden eerbied te kennen: dat zij kennis genomen hebben van het aan Uw Geacht College gericht adres van den Bond van Smedenpatroons in Nederland, afdeeling Leiden; dat zij in verband met dit adres nader de volgende verzoeken onder Uw aandacht wenschen te brengen 1° Om bij Art. 3 der bepalingen omtrent minimum loon en maximum arbeidsduur een alinea te voegen, waarin bepaald wordt, dat bij de uitbetaling van het loon, door den werkman en den werkgever een formulier wordt geteekend, waarin de eerste verklaard het loon te hebben ontvangen en behouden, en de tweede dat hij van bedoeld loon geen gedeelte heeft teruggeeischt. Deze formulieren moeten met de loonlijsten bij de Directie worden ingeleverd. 2° Om voor de werken waarop volgens oordeel van Burge meester en Wethouders, de bepalingen omtrent minimum loon en maximum arbeidsduur niet van toepassing kunnen zijn, toch toe te passen wat thans voor onderdeelen bepaald wordt onder 1°. 2° en 3° van Art 11 der bepalingen. 3° Om bij eventueel aan te besteden werken zooveel moge lijk de Vakbesteding toe te passen. dat het doen van deze verzoeken in verband staat meteen ten gunste der smidsgezellen in het burgerbedrijf gevoerde actie tot het verkrijgen van een minimum loon van 19 cents per uur; dat de patroons in dit bedrijf erkennen dat de vraag der gezellen alleszins billijk is, en zelfs zeer gaarne aan het ver zoek zouden voldoen; dat zij evenwel hier nog niet toe over kunnen gaan zoolang er in het smidsbedrijf toestanden be staan waarvan bovengenoemde verzoeken het uitvloeisel zijn; dat de werklieden erkennen, de ongezonden toestand in het bedrijf, en het voor hen finantieel nadeelig gevolg daarvan; erkennende dat ook door de Gemeente, deze toestand be stendigd wordt bij door haar uitbesteede werken, meenden zij dit onder Uw aandacht te brengen, en de volgende toe lichting op haar verzoeken, U de gegrondheid er van zal aantoonen. Toelichting. Het onder 1° gedane verzoek diend om een euvel tegen te gaan waarvan de werklieden de dupe worden. Bet komt toch meermalen voor, dat een patroon aan alle bepalingen voldoet, ook wat betreft de uitbetaling van het loon, maar later een gedeelte van het loon terugeischt, en door den werkman in den regel niet geweigerd kan worden, dan ten koste van ver lies van werk. Zeker zult gij met ons erkennen, dat al worden de bepalingen nagekomen, hier toch een ontduiking plaats vindt, waarop geen der Artikelen dezer bepalingen van toe passing zijn. Redenen waarom wij aandringen Art. 3 in den geest door ons bedoeld aan te vullen. Voor het doen van het 2° verzoek kwam in overweging, dat thans werk, en met name smidswerk, door de Gemeente aanbesteed wordt, gegund aan buiten de Gemeente gevestigden inschrijvers, ook wel aan ingezetenen, geen smedenpatroons, die dan op hunne beurt het werk buiten de Gemeente doen vervaardigen. Moge het misschien waar zijn dat de Gemeente hierdoor een klein geldelijk voordeel heeft, zeker is het dat de belastingbetalende ingezetenen, zoowel patroons als werk lieden, ten zeerste in hun belangen worden geschaadt. Mogten den door ons gevraagde bepalingen worden vastgesteld, zoo zouden daardoor verkregen zijn, dat het werk in de Gemeente gemaakt wordt, wat op zijn beurt weer bijdraagt tot beteuge ling der werkeloosheid, en ten tweede woidt den werkman voor alle gemeentewerk een minimum loon toegekend, waar door de concurentie der patroons onderling zal verminderen, wat zeer te wenschen is, te meer waar men ziet, dat juist het loon van den werkman datgene is waarover de concurentie loopt, want waar materiaal en grondstoffen voor allen toch aan denzelfden prijs onderhevig zijn, is het lage loon juist het voetstuk waarop de concurentie is geplaatst. Door aan ons verzoek te voldoen, zou ons inziens deze misstand uit den weg zijn ge ruimd. Bij wat wij onder 3° vragen, om bij aanbestedingen gebruik te maken van vakbesteding, moet worden opgemerkt dat bij het thans heerschende stelsel van aanbesteden in massa, den smid meestal de dupe wordt van den hoofdaannemer. Het ge beurd toch meesten tijd, dat wanneer een werk aanbesteed wordt, de aannemer voor het benoodigde smeedwerk prijs opgaaf vraagt bij den smid, en met dien prijsopgaaf de anderen smeden afloopt, om het op deze wijze nog goedkooper ge maakt te krijgen. Het gevolg hiervan is dat het werk gemaakt wordt voor eene prijs, die eenvoudig bespottelijk te noemen is. Nu kan opgemerkt worden, maar men behoeft toch voor zoo'n lage prijs niet te leveren. Daartoe kan als antwoord dienen, dat men bij gebrek aan werk, al zijn best doet om werk te krijgen. Wanneer daar nog bijkomt, dat dengene die het werk geeft zegt: Als je het daarvoor maakt heb ik nog rneer werk voor je, of, Wil je het er niet voor maken, ik ga naar een ander, en je behoeft nooit meer op werk van mij te rekenen. Deze uitbuiting vindt voor den smid en zeker ook voor anderen een welig veld om te bloeien in de aanbesteding in massa. Dat hier het loon van den werkman het eerst in het gedrang komt zal zeker niemand betwisten. Wordt nu de vakbesteding ingevoerd, dan is de smid en anderen niet meer afhankelijk van den hoofdaannemer en kan deze op hem geen pressie uitoefenen als bovengeschetst, maar kan een ieder naar het werk mededingen voor eene prijs waarop hij meent het werk te kunnen maken, en dan ook een rede lijk loon kunnen en moeten betalen, zonder dat dit schade doet voor de Gemeente, omdat bij de aanbesteding in massa blijkt, dat door de inschrijver, voor het smidswerk niet de laagste, maar de hoogste prijs wordt berekend. Overtuigd van het redelijke en billijke van onze verzoeken, verwachten wij van Uw Geacht College een gunstige beslissing, welke zeker voor de finantieele belangen van den smidsgezel van groote invloed zal zijn. Het welk doende Namens de gecombineerde Werklieden Vereenigingen in de Metaalindustrie te Leiden. UEds Dw Dr Cs. Roos, Voorzitter. H. A. Goddijn, Secretaris. Leiden, 13 Juni 1906. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. 6°. Memorie van toelichting op het verzoek van het Bestuur der afdeeling Leiden en omstreken van de Vereeniging «Ver gunning" om een Commissie te benoemen ten einde van advies te dienen bij de behandeling van bezwaarschriften tegen aanslagen in het vergunningsrecht. Zal worden behandeld bij punt 9 7°. Verzoek van Dr. P. C. T. van der Hoeven, om conti nuatie in de betrekking van stads-vroedmeester. 8°. Verzoek van Mej. B. Alter-de Jong, om continuatie in de betrekking van stads-vroedvrouw.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 2