66
echter te vergeefs. De eigenaar Owel was ook bij herhaalden
aandrang niet tot het stellen van een eisch te bewegen,
omdat hij onder geen voorwaarden bereid is zijn pand af
te staan, terwijl de eigenaar Horloos, blijkens in de Leeskamer-
overgelegde verklaring, de hem toebehoorende perceeltjes slechts
voor een koopsom van f 35.300. aan de gemeente wil over
dragen. Bedenkt men nu dat de waarde, door een tweetal door
ons college aangewezen deskundigen, geschat is, voor het
perceel van den heer Owel op f 12.000.en voor de
beide perceeltjes van den heer Horloos tezamen ook op
f 12.000.dan] is het duidelijk, dat van een aankoop langs
minnelijken weg ook van deze beide perceeltjes geen sprake
kan zijn en dat, wil de lang gewenschte verbreeding der
Paardensteeg worden verkregen, tot onteigening van de 3
perceelen zal moeten worden overgegaan.
Dat het algemeen belang die verbreeding en dus ook de
onteigening eischt, behoeft zeker geen uitvoerige toelichting.
Dat Uwe vergadering daarvan reeds lang overtuigd is, toont
reeds de aankoop voor hoogen prijs der beide perceelen aan
het begin van de Paardensteeg. Slechts met een korte moti
veering van dat belang moge dus hier worden volstaan.
De Paardensteeg, wij zouden welhaast geneigd zijn te
zeggen de hoofdverkeersweg in deze gemeente, is breed bij
de Haarlemmerstraat 9.20 Meter en bij den Apothekers-
dijk 4.85 Meter. En door dezen gang heeft het geheele
verkeer van de stations van de Hollandsche Spoor en
van de Staatsspoor, van de stoomtramwegen naar Katwijk,
naar Noordwijk en naar Haarlemmet het centrum der
gemeente plaats. Voegt men hier nog bij dat ook de
paardentram zich door deze steeg beweegt, en dat, bij gemis
aan andere breedere verbindingswegen tusschen de Haarlem
merstraat en Breestraatook het verkeer met automo
bielen, rijwielen en andere rij- en voertuigen door deze steeg
niet kan worden belet, dan moet het zeker voor ieder duidelijk
zijn, dat aan de verbreeding van de Paardensteeg dringend
behoefte bestaat. Bij herhaling heeft dan ook opstopping
van het verkeer in deze straat plaats en voor kinderen
mag de passage daar veelal levensgevaarlijk heeten. Meer
malen werden dan ook van de bewoners dier steeg door daar-
tegen-aan-rijdende voertuigen de winkelruiten verbrijzeld en
het mag waarlijk een wonder heeten, indien ongelukken,
welken den dood tengevolge hadden, tot dusver mochten
uitblijven. Maar om diezelfde reden zou het dan ook onver
antwoordelijk mogen worden geacht om de zoo noodige ver
breeding van dezen verkeersweg nog langer, dan volstrekt
noodzakelijk is, uit te stellen.
En dat die verbreeding zal moeten worden gevonden door
de amotie van de perceelen aan de zijde van het Galgewater,
behoeft al evenmin een lang betoog. Dan toch blijft de regel
matige rooilijn, welke zich voortbeweegt van Turfmarkt over
Paardensteeg naar Kort-Rapenburg bestaan, en zal licht en lucht
overvloedig tot den nieuwen verkeersweg kunnen toetreden,
Trouwens de gemeente is reeds eigenares van de helft der
perceelen aan die zijde van de steeg en onteigening van de
perceelen aan de andere zijde, gesteld al dat die niet reeds
om andere redenen verwerpelijk ware, zou slechts ten koste
van veel grooter offers kunnen worden tot stand gebracht.
Hoe nu de Paardensteeg er na de verbreeding zal uitzien
behoeft, dunkt ons, thans nog niet te worden beslist. Op het
in de Leeskamer ter inzage liggende plan zijn daarom slechts
een tweetal lijnen aangegeven, al naar de Borstelbrug al dan
niet in de verbreeding zal worden begrepen. Daaruit blijkt
dat de straat zelf in ieder geval een breedte zal krijgen van
15 a 20 Meter en dus na de verbreeding behoorlijk aan de
eischen van een druk verkeer zal kunnen voldoen
Evenmin behoeft thans over de kosten van de uit te voeren
werken een beslissing te vallendaar deze uit den aard der
zaak zullen afhangen van de bij de onteigening te betalen
schadevergoedingen en den omvang van het uit te voeren
werk. Heeft eenmaal de wetgever het algemeen nut van deze
onteigening uitgesproken, dan zullen U uit den aard der zaak
gedetailleerde plannen met bijbehoorende begrootingen ter goed
keuring worden aangeboden. Voorloopig echter is het alleen
noodig, dat deze wettelijke verklaring worde verkregen.
Op grond van het bovenstaande geven wij U daarom in
overweging:
1°. te besluiten tot de verbreeding van de Paardensteeg,
door amotie van de aan de zijde van het Galgewater gelegen
perceelen
2°. ons te machtigen de noodige stappen te doen ter ver
krijging door middel van onteigening, van de perceelen in de
Paardensteeg Nis. 3, 5/7 en 9.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
No. 141. Leiden, 13 Juni 1906.
Tegen inwilliging van het hierbij overgelegd verzoek van
den heer H. D. Fritsma, om eervol ontslag uit zijne betrekking
van onderwijzer aan de Openbare school der 4e klasse No. 1
alhier, bestaat bij ons geen bezwaar.
Onder overlegging van het daaromtrent uitgebracht advies
van het Hoofd der School, geven wij Uwe Vergadering mits
dien in overweging aan den heer H. D. Fritsma, op zijn
verzoek, met ingang van 15 Juli a.s., eervol ontslag uit
bovenvermelde betrekking te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den 8sten Juni 1906.
Ter voldoening aan het verzoek vervat in Uwe Apostille
van den 6den dezer n°. 10/299 heb ik de eer U te berichten,
dat de heer H. D. Fritsma blijken heeft gegeven een uit
stekend onderwijzer te zijn en daarbij altijd met den grootsten
ijver en de meeste nauwgezetheid zijn taak vervuld heeft.
Het door hem aangevraagd ontslag kan hem derhalve met
ingang van 15 Juli a s. op de meest eervolle wijze verleend
worden.
Het hoofd der O. S. 4e kl. n°. 1
P. G. Hocks.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van loeiden.
Leiden, 5 Juni 1906.
Edelachtbare Heeren 1
Bij dezen neemt ondergeteekende, H. D. Fritsma, onder
wijzer aan de O. L. S. 4e klasse n°. I te Leiden, de vrijheid,
beleefd te verzoeken, hem met ingang van 15 Juli a.s.
eervol ontslag te willen verleenen als onderwijzer aan boven
genoemde school wegens benoeming tot Hoofd der O. L. S.
te Hoogmade.
Met de meeste hoogachting heeft hij de eer, te zijn:
UEd. d.n.
H. D. Fritsma.
Aan den Edelachtb. Raad der gemeente Leiden.
N°. 142. Leiden, 13 Juni 1906.
Naar aanleiding van nevensgaand schrijven van den Mi
nister van Binnenlandsche Zaken en onder verwijzing naar
de daarbij behoorende, in de Leeskamer ter inzage liggende
bijlagen, hebben wij de eer U te berichten, dat bij ons college
zoomin als bij de commissie van fabricage bezwaar bestaat
het bedoelde strookje grond van het Bagijnehof, naast de
Universiteits-bibliotheek, aan het Rijk in eigendom af te staan.
En waar gelijk terecht door den Minister wordt opgemerkt,
dit strookje grond, als einde van een doodloopend slop, voor
de gemeente geen waarde heeft, terwijl het bezit daarvan
voor het Rijk de kosten van den te bouwen scheidingsmuur
zeer belangrijk zou verminderen, daar meenen wij ook dat er
alleszins reden bestaat tot kosteloozen afstand over te gaan.
Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten het strookje
grond aan het einde van het Bagijnehof, op de overgelegde
situatie-teekening A, met de letter C aangeduid, kosteloos
aan het Rijk in eigendom af te staan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
's Gravenhage, 25 Mei 1906.
Van den Rijksbouwkundige voor de gebouwen van Onderwijs
enz ontving ik het hierbijgaand schrijven met voorstellen be
treffende de slooping der onlangs voor rekening van het Rijk
aangekochte huisjes naast de bibliotheek der Rijks-IJniversi-
teit te Leiden.
Het komt mij voor, dat plan A, zooals op de eene der
beide mede hierbijgaande teekeningen is aangegeven, alleszins
den voorkeur verdient boven plan B. Voor de uitvoering van
plan A zal het noodig zijn, dat het Rijk de beschikking erlangt
over het kleine strookje grond van het Bagijnehof op de
teekening met C aangegeven, en dat als het einde van een
slop, voor de gemeente geen waarde heeft.
Ik vertrouw, dat bij den raad tegen afstand van dit
strookje geen bezwaar zal bestaan en ontvang gaarne daarvan
het bericht.
De bijlagen dezes zie ik daarbij gaarne weder tegemoet.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
P. Rink.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.