65
Art. 1.
Ten laste van de gemeente Leiden wordt aangegaan een
leening tot een bedrag van acht honderd en tachtigduizend
gulden (/8$L).000.rentende drie en een half ten honderd
(3>/2 in net jaar, verdeeld in obligatiën van 1000.welke
in stukken, aan toonder luidende, worden uitgegeven, doch op
verzoek van den houder op naam kunnen worden gesteld.
Ter keuze van den geldschieter kunnen deze obligatiën
worden gesplitst in stukken van /500.of van 100.—
Art. 2.
De leening wordt uitgegeven in twee seriën, de eerste groot
f 500.000.de tweede groot f 3$0.000.—
De datum van uitgifte der seriën wordt nader door Burge
meester en Wethouders bepaald.
Art. 3.
Onvermirinerd het recht der gemeente om te allen tijde
tot vroegere aflossing over te gaan, zal de aflossing der uit
gegeven obligatiën als volgt plaats hebben
die van de le serie, te beginnen met het jaar 1907,
in de jaren 19071909 jaarlijks
ten minstef 10.000.— 30.000
in de jaren 1910—1945 jaarlijks
ten minste12.700.457.200.
in het jaar 194612.800.
Te zamen 500.000.
die van de 2e serie, te beginnen met het jaar 1910, in de
jaren 19101945 jaarlijks
ten minstef 10.270.f 369.720.
in het jaar 194610 280.
Te zamen f 380.000.
Wanneer in een of meer jaren meer dan de genoemde
bedragen wordt afgelost, zal hetgeen meer wordt afgelost in
mindering kunnen worden gebracht van de aflossing in vol
gende jaren.
De elk jaar af te lossen obligatiën worden bij loting in
een vooraf aangekondigde openbare vergadering van Burge
meester en Wethouders aangewezen.
De aflossing heeft plaats a pari op den len Juli op de uitloting
volgende.
Art. 4.
Bij elke obligatie wordt een stel halfjaarlijksc.be coupons
afgegeven, betaalbaar op den len Januari en den len Juli.
Art. 5.
Het bedrag van rente en aflossing wordt jaarlijks op de
begrooting der gemeente in uitgaaf gebracht en uit de gewone
inkomsten der gemeente bestreden.
Art. 6.
Obligatiën welke niet binnen 10 jaren na den datum van
aflossing en coupons welke niet binnen 5 jaren na den ver
schijndag zijn aangeboden, worden niet meer voldaan, maar
vervallen ten voordeele van de gemeente Leiden.
Art. 7.
Burgemeester en Wethouders bepalen na de inschrijving
op elke serie den koers, waarnaar die serie zal worden
gegund.
Inschrijvingen beneden den gunningskoers en die waaraan
voorwaarden verbonden zijn, blijven buiten aanmerking.
Indien tot den gunningskoers niet het volle bedrag van
de uit te geven obligatiën wordt verkregen, zijn Burgemeester
en Wethouders bevoegd onderhandsche aanbiedingen tot den
gunningskoers aan te nemen.
De toewijzing geschiedt aan de hoogste inschrijvers en bij
gelijke inschrijving ponds-pondsgewijze voor volle bedragen
van f 1000.
De beslissing omtrent de al of niet toewijzing verblijft
uitsluitend aan Burgemeester en Wethouders.
Art. 8.
De kosten van de levering der obligatiën, waaronder be
grepen de zegelkosten, komen voor rekening van de gemeente
Leiden.
Aan bankiers, makelaars of commissionairs in effecten wordt
1li% van het nominaal bedrag der hun toegewezen inschrij
vingen als provisie uitgekeerd.
Art. 9.
De nadere regeling van de wijze van uitgifte, de betaalbaar
stelling der coupons, enz. geschiedt door Burgemeester en
Wethouders.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 139. Leiden, 13 Juni 1906.
Nadat door Uwe Vergadering, in verband met het door
den heer Paul ingediend ontslag als commissaris der gemeente
bij de Leidsche Duinwatermaatschappij, in beginsel besloten
was dat in het vervolg tot commissaris zou worden benoemd
iemand buiten den Raad en dat aan dat ambt een honora
rium zou worden verbonden, werd, overeenkomstig de U gedane
toezegging, de samenstelling van een instructie voor den com
missaris aanstonds weder door ons ter hand genomen.
In overleg met de commissie voor de huishoudelijke ver
ordeningen, wier te dezer zake uitgebrachte adviezen in de
Leeskamer ter inzage zijn nedergelegd, werd daarop door ons
de navolgende concept-instructie ontworpenwelke U hier
nevens ter vaststelling wordt aangeboden.
Voorts zou, zoo met het oog op de eischen, zoowel van
technischen als administratieven aardwelke in het belang
van een richtige vervulling van het ambt aan den te be
noemen titularis moeten worden gesteld, als rekening houdende
met de werkzaamheden, welke van hem zullen worden gevergd,
het salaris o. i. in billijkheid moeten worden bepaald op f 750.
'sjaars, terwijl wij ten slotte de vrijheid nemen u ter be
noeming aan te bevelen den heer B. J. Ilaitink, Directeur der
Koninklijke Nederlandsche Grofsmederij, iemand van wiep,
op grond zoowel van zijn verleden als van zijn capaciteiten,
met reden mag worden verwacht, dat hij in alle opzichten
voor deze betrekking berekend en geschikt zal zijn.
Mitsdien geven wij U in overweging:
lo. over te gaan tot de vaststelling van de navolgende
Instructie voor den Commissaris der gemeente bij de
Leidsche Duinwatermaatschappij.
Art. 1.
De commissaris der gemeente, tevens commissaris-voorzitter
der Leidsche Duinwatermaatschappij, wordt benoemd en ont
slagen door den gemeenteraad.
Art. 2.
Hij waakt in het algemeen voor de handhaving van de
belangen van de gemeente en is meer in het bijzonder belast
met de zorg voor de bewaring van de rechtenaan de ge
meente bij de concessie-voorwaarden en de statuten verzekerd.
Hij vestigt de aandacht van Burgemeester en Wethouders
op alle handelingen en besluiten der maatschappij of van
hare commissarissendie z. i de belangen van de gemeente
raken.
Art. 3.
Hij geeft in alles, wat de üuinwatermaatschappij betreft,
aan den Raad en aan Burgemeester en Wethouders inlich
tingen en adviezen zoo dikwijls hem dit wordt verzocht.
Hij dient deze colleges van advies in alle geschillen van
administratieven, comptabelen of technischen aard, tusschen
de maatschappij en de gemeente gerezen.
Onder eerbiediging van het genomen besluit, bevordert hij
naar vermogen de aanneming en uitvoering daarvan door de
maatschappij.
Art. 4.
De commissaris der gemeente mag geen aandeelen in de
maatschappij bezittenhij deelt niet mede in het winstaandeel,
bij art. 13 der statuten aan commissarissen toegekend, en
mag geenerlei voordeeluit welken hoofde en onder welken
vorm ookvan de maatschappij genieten.
2o. te besluiten, dat aan den commissaris der gemeente een
jaarlijksche bezoldiging zal worden toegekend van f 750.—
3o. over te gaan tot de benoeming van een commissaris
der gemeente bij de Leidsche Duinwatermaatschappij.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 140. Leiden, 13 Juni 1906.
Ten behoeve van een eventueele verbreeding van de Paarden-
steeg werd krachtens Raadsbesluit van 9 Juli 1903 (Zie Ingek.
Stukk. no. 207) overgegaan tot naasting van het in die straat
gelegen perceel nis. 13 en 15 en krachtens Raadsbesluit van
11 Februari 1904 (Zie Ingek. Stukk. no. 24) tot aankoop van
het daaraan grenzende perceel no. 11. Om over alle per-
ceelen aan die zijde van de Paardensteeg te kunnen beschikken,
behoort de gemeente zich dus thans nog den eigendom te
verzekeren van de perceelen, nis. 3 en 57, volgens den kadas-
tralen legger toebehoorende aan E. Horloos en cons, te Leiden,
en no. 9, eigendom van J. A. Owel, eveneens alhier.
Bij herhaling werden dan ook reeds pogingen door ons
college aangewend om ook den eigendom dezer perceelen langs
minnelijken weg voor de gemeente te verkrijgen. Steeds