64 Van dit bedrag komen evenwel in mindering, behalve het boven vermeld overschot van de geld- leening 1903 ad31417.35 1° de volgende bedragen, welke van verschillende der uitgevoerde werken zijn overgebleven. Bouw school 3e kl. No 6 f 7108.78 brug Zoeterw.singel 4550.75 Verbouwing school 3e kl. 1 1573.95 Kluis Gem. Ontvanger113 69 Inrichting Raadhuis315.905 Verbouwing Kweekschool 487.90 Diverse werken45 80 14196.77» 2o. Hetgeen de kapitaal-ontvangsten over 1903 meer hebben bedragen dan bij de leening 1903 geraamd werd, nl. 38.336.f 36.943.1393.255 3o. De kapitalen die over het jaar 1904 ter be legging beschikbaar kwamen29982 34 4o. het bedrag waarop deze ontvangsten over 1905 geraamd werden39878.07 5o. idem over 19u644114.— Totaal ƒ160981.79 Krachtens de genomen leeningsbesluiten zou dus op dit oogenblik door geldleening voorzien moeten worden in een bedrag van 971947.76s minus 160981.79 dat is 800965.97». Het komt ons intusschen wenschelijk voor dat, indien thans tot het sluiten eener vaste geldleening wordt overgegaan daarbij tevens rekening worde gehouden met die uitgaven waarover, er moge dan nog niet expressis verbis toe besloten zijn, niettemin reeds in beginsel door U werd beschikt. Wij bedoelen de uitgaven ten behoeve van de uitbreiding van de veemarkt en die voor de verbreeding van de Paardeusteeg. Eerstbedoelde kosten werden destijds geschat op 100000. waaronder dan begrepen waren 750Ó0.— voor aankoop der be- noodigde perceelen. Nu blijkt evenwel reeds uit de boven gegeven opsomming dat de kosten van aankoop en onteigening te zamen hebben bedragen ƒ83558 37», welk bedrag dan nog verhoogd moet worden met een som van 3234.90 voor de op de onteigening vallende kosten, zoodat alleen dit onderdeel van de raming reeds met een bedrag van 11793.27» zal worden overschreden. Maar ook de kosten van inrichting, blijkens het bovenstaande geraamd op f 25000.zullen met inbegrip van den bijbouw van eenige vertrekjes voor den marktmeester, den waagmeester, den veearts en een berg- loods enz. vermoedelijk ongeveer 11000.— meer bedragen dan waarop deze geraamd waren. In het geheel zal dus het te leenen bedrag ten behoeve van de veemarkt nog met 25000.1- 3234.90 -f 11000 39234 90 ot in ronde som 39250.moeten worden verhoogd. Voorts komt ons een voorloopige raming van de kosten van verbreeding van de Paardeusteeg op 40.000 zeker niet te hoog voor. Immers de koopprijs van de drie nog door de gemeente benoodigde perceelen werd door deskundigen ge schat op ƒ24.000.en dat bedrag mag veilig voor de uitte voeren werken met 16000.worden verhoogd. In het geheel zal dus het bovengenoemde te leenen bedrag van f 800965.97» met nog 79250.moeten worden ver meerderd om in de reeds door U gevoteerde uitgaven en in die, welke reeds in beginsel toegestaan, weldra ook bij begrootings- regelirig zullen moeten worden beschikbaar gestelddefini tief te voorzien. Het totaal bedrag der leening klimt dan tot f 880215.97® of in ronde ssm 880.000 Hierbij werd dan nog geen rekening gehouden met de tijdens den bouw van de electrische centrale voor de daar voor opgenomen gelden verschuldigde rente. Immers sinds den bouw van het openbaar slachthuis is het bij de uitvoering van groote werken regel geworden, dat ook de rente, welke van het stichtingskapitaal moet worden betaald, alvorens de inrichting in exploitatie kan worden genomen, door geldleening gedekt wordt. Waar thans echter nog met geen mogelijkheid te berekenen valt hoeveel die rente zal bedragen, komt het ons regelmatiger voor, te zijner tijd, wanneer het werkelijk be taalde bedrag bekend is, in deze behoefte te voorzien. Blijkt dus uit het bovenstaande, dat thans een bedrag van ƒ880.000.moet worden geleend, daar schijnt ons het oogenblik gekomen om de aangegane tijdelijke verbintenissen door een definitieve geldleening te vervangen. Immers het door de gemeente opgenomen kasgeld beloopt reeds een be drag van 365.000.en zal weldra voor de aanvulling van het bedrijfskapitaal der gasfabriek en de uitbetaling van de aan de eigenaren der onteigende perceelen toegekende schadeloosstellingen nog met ƒ75.000.moeten worden ver hoogd. En waar nu het aangaan eener blijvende leening, waarvan de aflossing over een geruim aantal jaren kan worden verdeeld, uit den aard der zaak voor de gemeente minder be zwarend is, dan de tijdelijke geldleeningen, die telken 3 maanden moeten worden vernieuwdmag met zulk een leening niet langer worden gewacht, wanneer het te leenen bedrag tot zoodanige hoogte is gestegen, dat van een beroep op de geldmarkt een gunstig resultaat kan worden tegemoet gezien. In overleg met de commissie van financiën geven wij U dan ook in overweging thans tot het aangaan van een vaste geldleening van 880.000 over te gaan. Pogingen om ook weder deze leening te plaatsen bij het »Pensioenfonds van weduwen en weezen van burgerlijke ambtenaren" werden echter ditmaal niet door ons in het werk gesteld, waar immers het bestuur van dit fonds reeds bij het sluiten der laatste groote geldleening in 1903 bezwaar maakte deze te plaatsenvasthoudende aan het door hem aangenomen beginsel, om de beschikbare gel den zooveel mogelijk over verschillende gemeenten te Ver- deelen. En om dezelfde reden hebben wij ons ook niet tot de Directie der Rijkspostspaarbank gewend, bij welke in richting de laatstelijk door de gemeente gesloten leening ge plaatst werd. Met de commissie van financiën komt het ons voor, dat voir de thans te sluiten leening een algemeene inschrijving zal moeten worden opengesteld. Voorts kwamen wij, na het ter zake gepleegd overleg met den kassier der gemeente, de firma Lezwijn en Eigeman alhier, met de commissie overeen, dat het rente-type der leening zou worden bepaald op 3j en dat de leening in 2 seriën zou worden uitgegeven, de eerste ter grootte van ƒ500 090.de tweede tot een bedrag van ƒ380 000 Daar toch een belangrijk onderdeel van het te leenen bedrag, met name dat ten behoeve van de oprichting der electrische cen trale en de verbreeding van de Paardensteegniet aanstonds maar eerst na verloop van eenigen tijd zou noodig zijn, en de gemeente voor het door haar geleend bedrag naar alle waarschijnlijkheid meer zou moeten betalen dan door haal bij tijdelijke belegging dier gelden aan interest zou worden bedongen, daar was er zeker alles voor te zeggen om een gedeelte der leening eerst dan aan de markt te brengen, wanneer de behoefte daaraan zou gekomen zijn. Met het oog op de regeling der aflossingen, waarover straks nader, zouden wij dan de eerste serie, ten bedrage van ƒ500.000. bestemd wenschen te zien, tot een bedrag van ƒ100.000. voor de stichtingskosten der centrale, en voor de overige ƒ400.000.ten behoeve der andere werken, terwijl de 2e serie, groot ƒ380.000.dan geheel voor rekening der centrale zal komen. Wat eindelijk den duur der aflossing van de leening betreft, een voorloopige bespreking te dier zake met Gedeputeerde Staten leerde ons, dat dit college in geen geval met een langeren termijn dan 40 jaren zou genoegen nemen. Hoezeer wij het ook betreuren, zal het dus raadzaam zijn ten einde vertraging in de goedkeuring te voorkomen, zoo danige regeling der aflossingen in het leeningsplan op te nemen, dat de geheele leening in 40 jaren zal zijn afgelost. Maar dit mag ons toch niet weerhouden hier met een enkel woord uwe aandacht te vestigen op hef o.i. wel eenigszins beden kelijk streven van Gedep. Staten om de kosten van groote wer ken, waarvan ook het nageslacht nog tal van jaren de vruchten zal plukken, geheel door het thans levend geslacht te doen dragen. Immers terwijl vroegere leeningen in 80 en 77 jaren moesten worden afgelost, en de aflossingstermijnen van de leenin gen van 1896, 1901 en 1903 resp. 67, 60 en 50 jaren mochten loopenwordt thans reeds een aflossing in 40 jaren als eisch gesteld. En feitelijk wordt de aflossing der leening, althans voor zooveel zij ten behoeve van de electrische centrale gesloten wordt, tot nog korteren duur beperkt. Immers het kwam ons wenschelijk voor dat de aflossingen van dit onderdeel der leening niet dadelijk bij den aanvang der exploitatie zouden beginnen te loopen. Waar de exploitatie van zoodanige inrichting in de eerste jaren uit den aard der zaak zeer drukkend zal zijn, achten wij, en de commissie van financiën kan zich ge heel met dit denkbeeld vereenigen, uitstel der eerste aflos sing tot het 3e jaar der exploitatie alleszins gemotiveerd. En ook Gedep. Staten hebben tegen dit laatste geen bezwaar, mits maar de geheele leening in 40 jaren is afgelost, m. a. w. de aflossingstermijn van de leening ten behoeve van de electrische qentrale tot 37 jaar wordt teruggebracht. Bij het U hieronder ter goedkeuring aangeboden plan van aflossing is er dan ook voor gezorgd, dat zoowel de 100.000.van de eerste serie, bestemd voor de electrische centrale, als de geheele 2e serie van de geldleening in 37 jaren, alzoo aan vangende in 1910, in 1946 zal zijn afgelost. Voor het overige meenen wij ons van verdere toelichting te mogen onthouden, waar in de U hieronder ter vaststelling aangeboden voordracht de nadere voorwaarden, waarop de leening zal worden aangegaan volledig zijn omschreven. Mitsdien geven wij U in overweging het volgende besluit te nemen De Raad der gemeente Leiden, gelet op de artt. 134 en 196 der gemeentewet; Besluit:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 2