73
burgschen weg tot aan den rijksstraatweg van 'sGravenhage
naar Leiden, aan de hoofdgasleiding aan te sluiten onder
voorwaarde, dat de kosten van aanleg geheel door de aan
vragers zullen worden gedragen en onder voorbehoud dat de
prijs van het gas voor verbruikers buiten Leiden woonachtig
door Uwe Vergadering wellicht kan worden verhoogd boven
het Leidsche tarief.
Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 26 Juni 1906.
Wij hebben de eer het volgende onder Uwe aandacht te
brengen.
Van Mevrouw de Wed. J. H. W. Unger—Stapert te Rotter
dam en van de heeren H. J. Sloots te Oegstgeest en J. G.
Rietbergen te Leiden zijn verzoeken ingekomen om totaal 7
perceelen, gelegen in het Villapark Oegstgeest te Oegstgeest,
aan de hoofdgasleidingen aan te sluiten.
Deze perceelen liggen op verderen afstand dan 1000 meter
van de grens der gemeente Leiden.
Ingevolge art. 1 der Verordening van den 9den Januari 1896,
houdende bepalingen omtrent het gebruik van gas door
particulieren, zal de Gemeenteraad moeten beslissen, of deze
verzoeken kunnen worden ingewilligd.
Tegen die inwilliging kan geen bezwaar bestaan en wij
veroorloven ons daarom de vrijheid U voor te stellen, de ver
zoeken van Mevrouw de Wed. J. 11. W. UngerStapert en
de heeren H. J. Sloots te Oegstgeest en J. G. Rietbergen te
Leiden, aan den Raad over te leggen onder bijvoeging van
ons advies om deze, behoudens rechten van derden in te
willigen onder voorwaarde, dat de kosten van aanleg geheel
door de aanvragers zullen worden gedragen en onder voorbe
houd, dat de prijs van het gas voor verbruikers buiten Leiden
woonachtig, door den Gemeenteraad wellicht kan worden
verhoogd boven het Leidsche tarief.
In verband met de telkens inkomende aanvragen om aan
sluiting aan de hoofdgasleiding van perceelen in het Villapark
Oegstgeest en aan den Rijnsburgschenweg, hebben wij de eer
U verder in overweging te geven, aan den Raad voor een
maal machtiging aan te vragen, om de perceelen in het
Villapark en aan den Rijnsburgschen weg tot den Rijksstraat
weg van 's Gravenhage naar Haarlem, aan de hoofdgaslei
dingen aan te sluiten op de bovenvermelde voorwaarde en
onder het genoemde voorbehoud.
Wij leggen U hierbij een teekening over van de hoofdgas
leidingen in het Villapark Oegstgeest en in den Rijnsburg
schen weg. De perceelen van Mevrouw de Wed. Unger en van
de heeren Sloots en Rietbergen zijn daarop met een rood kruis
aangeduid.
Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek.
H. C. Juta, Voorzitter.
S. J. le Poole.
P. J. M. Aai.berse
N°. 161. Leiden, 26 Juni 1906.
Ter nadere toelichting van nevensgaand adres van C. Osinga
alhier, hebben wij de eer U het volgende mede te deelen.
De door Osinga ingediende rekening groot f 37.40 werd
niet betaald, omdat de commandant der brandweer bezwaar
maakt de rekening te viseeren.
Terwijl Osinga declareert 22 H.L. Ruhrkolen a f 1.70 per
H.L., toont de commandant der brandweer aan, dat noch het
opgegeven aantal Hectoliters, noch de daarvoor gevraagde
prijs juist kan zijn. Immers waar onder het bedrag van f\.70
zijn begrepen 10 centen per H.L. voor nachtwerk, wordt de
prijs der Ruhrkolen door Osinga berekend op f 1.60 de H.L.
terwijl de prijs, volgens den commandant der brandweer ten
tijde der levering slechts 1.per H.L. bedroeg.
Voorts toont de commandant der brandweer in zijn in de
Leeskamer ter inzage liggend rapport aan, dat Osinga in ver
band met den duur van de brand en de maximum hoeveel
heid brandstoffen die de beide stoomspuiten kunnen verstoken,
onmogelijk meer kan geleverd hebben dan 12 H.L. voor de
grooté en 2 H.L. voor de kleine stoomspuit, terwijl Osinga
resp. 16 en 6 H L. declareert.
Volgens den commandant der brandweer had dan ook de
rekening op zijn allerhoogst kunnen bedragen 14 X/1.10
15.40 en is dus het door Osinga gedeclareerde bedrag op
zijn minst f 22te hoog.
Waar nu, naar het ons voorkomt, tegen de uiteenzetting
van den commandant der brandweer niets is in te brengen,
hebben wij gemeend niet tot de betaling der nota te mogen
overgaan; ook niet nadat Osinga ter zake was gehoord en
tegenover het klemmend betoog van den commandant slechts
deze twee zaken wist aan te voeren: 1°. dat hij vrij was den
prijs te vragen die hem goed dacht en dat een prijs van
1.70 onder de omstandigheden, waaronder de levering plaats
had, niet te hoog kon worden geacht, en 2°. dat hij inder
daad 22 H.L. geleverd had en deze dus ook moesten worden
betaald.
Op grond van een en ander geven wij U in overweging
afwijzend op het verzoek van Osinga te beschikken en ons
te machtigen aan adressant te berichten, dat zijne vordering
eerst zal kunnen worden voldaan, wanneer deze tot 15.40
zal zijn teruggebracht.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 1 Juni 1906.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen:
Comelis Osinga, brandstoffenhandelaar, Apothekersdijk 16,
Leiden
Dat hij bij den onlangs plaats gehad hebbenden brand bij
de firma Gebr. Palm aan het Galgewater alhier den geheelen
avond en nacht voorzag in de behoefte aan steenkolen voor
de beide stoombrandspuiten
dat hij daarna zijne rekening indiende bij den commandant
der brandweer;
dat tot nog toe echter de voldoening zijner vordering achter
wege bleef;
dat hij een pas gevestigd jong patroon is, die alle krachten
moet inspannen om aan de concurrentie het hoofd te bieden
en, zooals begrijpelijk is, de betaling zijner leveranties hoog
noodig kan gebruiken.
Redenen waarom hij beleefd verzoekt om voldoening zijner
vordering, groot 37.40 (zeven en dertig gulden en 40 cents).
't Welk doende
Uw onderdanige dienaar
C. Osinga.
N°. 162. Leiden, 29 Juni 1906.
Ter vervulling der vacature van leerares in de handwerken
aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, ontstaan door het
aan Mej. J. J. Mulder verleend eervol ontslag, hebben wij de
eer U, onder overlegging van het bericht van den Inspecteur
van het Middelbaar Onderwijs en van het advies der Commissie
van Toezicht, de volgende aanbevelingslijst aan te bieden
1°. Mej. E. C. M. AEWERDONK, leerares in de nuttige en
fraaie handwerken te Leiden.
2°. Mej. P. W. VAN TETTERODE, leerares in de nuttige
en fraaie handwerken te 's-Gravenhage.
Onder mededeeling dat de desbetreffende stukken in de
Leeskamer ter inzage liggen, verzoeken wij U thans tot eene
benoeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 163 Leiden, 29 Juni 1906.
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Dr. P. C.
T. van der Hoeven geven wij Uwe Vergadering in overweging
den heer van der Hoeven wederom voor den tijd van 3 jaren
te continueeren in zijne betrekking van Stads vroed meester.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad van de gemeente Leiden geeft met ver
schuldigden eerbied te kennen, Dr. P. C. T. van der Hoeven,
dat hij gaarne in zijne betrekking van Stadsvroedmeester
zou worden gecontinueerd.
P. C. T. van der Hoeven.
Leiden, 16-6-'06.
N°. 164. Leiden, 30 Juni 1906.
Naar aanleiding van ingekomen verzoeken van de gemeente
besturen van Warmond en Sassenheim werd door ons aan
commissarissen der gasfabriek verzocht een onderzoek te wilen
instellen of, en zoo ja, onder welke voorwaarden de gemeente
Leiden gas zou kunnen leveren aan die gemeenten.
De gemeente Warmond trok zich sedert terug, terwijl de
gemeente Sassenheim zich bereid verklaarde op de voorwaarden,
welke naar wij meenden eventueel dezerzijds zouden moeten
worden gesteld, in te gaan. Waar echter uit den aard der
zaak het zich terugtrekken van de gemeente Warmond ten