72 Raad, gedurende één maand op de secretarie dezer gemeente ter lezing heeft gelegen en daarvan op den dag der neder- legging openbare kennisgeving heeft plaats gehad. Aan Heeren Gedep. Staten der provincie Zuid-Holland. Burg. en Weth. van Leiden. 's-Gravenhage, den 11/18 September 1905. Wij hebben de eer u mede te deelen dat het onderzoek van den legger der wegen en voetpaden Uwer gemeente, waartoe laatstelijk betrekking had Uwe missive dd. 22 Juli II.. N°. 8/49, aanleiding heeft gegeven tot de volgende opmerkingen: In de eerste plaats is op dien legger niet opgenomen het Utrechtsehe jaagpad (jaagpad langs den Rijn) en evenmin het jaagpad langs de Nieuwe Vaart, vroeger bekend onder den naam van Studentenpad en thans herdoopt als Rijn- en Schiekade. Een deel van dit pad of die kade komt sub 10 op den legger voor maar niet het gedeelte van den Rijksweg tot een brug als A 10 aangegeven. Waarom met A 10? Men geeft de kunstwerken doorloopende nummers. Toch kan men be zwaarlijk eenig verband aanwijzen tusschen een hekwerk aangegeven onder A 1 op den straatweg naar Haarlem met een willekeurige brug in de Rijn- en Schiekade. Ook het oude jaagpad van de Necksluis tot op de aanslui ting met het jaagpad sub 10 komt slechts gedeeltelijk op den legger voor als Jan van Goyenkade (N°. 11). Te dien aanzien geldt dezelfde opmerking. Tot dit pad behoort de Wouterbrug die ten onrechte als C10 bij volgnummer 10 is gebracht. De jaagpaden hoewel gedeeltelijk aan ééne zijde bebouwd mogen, naai' het ons voorkomt, op den legger niet ontbreken. Ze zijn bezwaarlijk aan te merken als gemeentestraten, waar over alleen de gemeente gezag zou hebben. De aanwijzing, van soort en klasse in kolom 3 van den staat, als rijweg is voor beide wegen, sub 10 en II, onjuist en in strijd met het doel waarmede zij zijn aangelegd en worden onderhouden, nl. als jaagpad. Behalve deze ingrijpende wijzigingen merken wij op, dat het voor de duidelijkheid noodig is dat de letters der kunst werken, zooals zij in den staat voorkomen, op de bijbehoo- rende kaart zijn aangegeven en eveneens de eindpunten der nummers in den legger vermeld. Voorts dienen de wegen, die vroeger deel uitmaakten van wegen in andere gemeenten en op de liggers dier gemeenten met A gemerkt zijn, ook in dezen legger met A aangeduid Ie worden. Met terugzending van den legger en teekening hebben wij de eer U te verzoeken, die stukken in den geest var. voren staande opmerkingen te wijzigen, resp. aan te vullen en met den legger c. a vervolgens te willen handelen als is voorge schreven bij al. 3 v.v. van art. 3 van het Reglement op de wegen en voetpaden in de provincie Zuid-Holland. Dat aan die voorschriften is voldaan en de legger ter visie heeft gelegen, blijkt immers uit het onderschrift niet. Ten slotte vestigen wij er Uwe aandacht op, dat, tot meerdere duidelijkheid, de wijzigingen, die uit de hiervoren vermelde opmerkingen zouden voortvloeien, in hoofdzaak in potlood op den legger zijn aangegeven. Wij zien te hunner tijd de bijlagen dezer weder van U te gemoet. De Gedeputeerde Staten der Provincie Zuid-Holland, Patijn, Voorzitter, F. Tavenraat, Griffier. Aan heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. N°. 156, Leiden, 27 Juni 1906. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te^eelen dat zij geene bedenkingen heeft tegen de in hare handen gestelde rekening van de ontvangsten en uitgaven van het Krankzinnigengesticht «Endegeest" en het Sanatorium «Rhijn- geest", het dienstjaar 1905 betreffende. Zij adviseert U mitsdien die rekening goed te keuren in ontvangst op ƒ185819 25. in uitgaaf 158965 45. Sluitende met een batig saldo van 26853.80. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 157. Leiden, 28 Juni 1906. Ter benoeming tot leden der commissie van 3ledenuituw midden, om een onderzoek in te stellen naar de al dan niet ge grondheid der door verschillende vergunninghouders hier ter stede tegen hunnen aanslag in het vergunningsrecht bij Uwe Vergadering ingediende bezwaarschriften, en te dier zake praeadvies aan den Raad uit te brengen, zij het ons vergund U de volgende heeren aan te bevelen: A. 1. Witmans Mzn, •J Bosch en J. A. Bots. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Nü. 158. Leiden, 29 Juni 1906. Den 31en December van dit jaar eindigt de termijn, waar voor de verordening van 11 December 1902 (Gem. Blad n°. 32) «regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het openbaar slachthuis te Leiden", gewijzigd en aange vuld bij de verordeningen van 26 Mei 1904 (Gem BI. n°. 21), 26 Mei 1904 (Gem. BI. n°. 30), 19 Januari 1905 (Gem. Bl. n°. 3) en 25 Januari 1906 (Gem. Bl. n°. 3), werd goedgekeurd. Aangezien bestendiging dezer belastingen uit den aard der- zaak noodzakelijk is en noch door de commissie voor het openbaar slachthuis, noch door ons college wijziging der verordening noodig wordt geacht, geven wij U in overweging tot de ongewijzigde vaststelling van de verordening van 11 December 1902 (Gem. Bl. n° 32), gelijk deze bij latere veror deningen is gewijzigd en aangevuld, over te gaan, met dien verstande echter, dat de bij verordening van 26 Mei 1904 (Gem. Bl n°. 21) toegevoegde overgangsbepaling, als hebbende thans geen belang meer, uit de verordening zal komen te verval len en het slotartikel zal worden gelezen als volgt: «Deze ver ordening treedt in werking op 1 Januari 1907." Voorts stellen wij U voor over te gaan tot de ongewijzigde vaststelling van de verordening van 11 December 1902 (Gem. Bl. no. 32) «regelende de invordering van belastingen voor het gebruik van het openbaar slachthuis te Leiden", met deze uitzondering, dat in het slotartikel zal worden gelezen: «Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1907". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N". 159. Leiden, 29 Juni 1906. Ook de termijn, waarvoor de verordening van 14 November 1901, Gem. Blad no. 11, «regelende de heffing van een belasting onder den naam van «bruggeld" in de gemeente Leiden", werd goedgekeurd, eindigt op 31 December a.s. Ook deze verordening behoeft geen essentieele wijzigingen. Alleen is het wenschelijk het in art. 1 opgenomen tarief in omgekeerde volgorde te rangschikken, opdat het meer bevattelijk zij voor hen, die met de toepassing daarvan belast zijn, en bij deze gelegenheid tevens het foutje te herstellen, dat in 1901 in dit tarief gemaakt werdwaar aan het slot gelezen wordt y>il ton en daaronder" in plaats van j>10 ton en daaronder". Het staatje van art. 1 zal dan als volgt luiden Een vaartuig van 10 ton en daaronderf 0.02® f 0.05. 11 tot en met 20 ton 0.05 0.10. 21 30 «0.07® «0.15. «31 40 «010 «0.20. 41 50 «0.12® «0.25. 51 en daarboven .«015 0.30. Voorts zal in het slotartikel, zoowel van de heffings- als van de invorderingsverordening, als datum van in werking treding moeten worden gelezen 1 Januari 1907, terwijl in art. 4 der verordening op de invordering de verwijzing naar art. 270 der Gemeentewet zal moeten vervallen, aangezien dat artikel zelve vervallen is. Behoudens deze wijzigingen geven wij U in overweging tot de ongewijzigde vaststelling ook van deze verordeningen over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 160. Leiden, 29 Juni 1906. Naar aanleiding van nevensgaand schrijven van commis sarissen der stedelijke gasfabriek hebben wij de eer U mede te deelen, dat het ons met commissarissen wenschelijk voor komt, ter voorkoming van administratieven omslag, aan com missarissen een algemeene machtiging te verleenen om de perceelen in het Villapark te Oegstgeest en die, gelegen aan den Rijnsburgschen weg tot aan den rijksstraatweg van 'sGravenhage naar Haarlem, onder de gewone voorwaarden aan de hoofdgasleiding aan te sluiten. Mitsdien geven wij U in overweging commissarissen der stedelijke gasfabriek te machtigen de perceelen, gelegen in het Villapark te Oegstgeest en die, gelegen aan den Rijns-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 10