DONDERDAG 26 APRIL 1906. 73 De heer Fokker. Daar denk ik niet over. Hoezeer ik prijs stel op uw oordeel, zoo meen ik toch, dat het aan den Raad is, om daarover te beslissen. De heer Witmans. M. d. V. Ik wil dit amendement wel ondersteunen, om het in debat te brengen, maar ik zal er tegen stemmen. De Voorzitter. Het amendement wordt voldoende onder steund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadsla ging uit. De heer van Hamel. M. d. V. De heeren wielrijders hebben zes dagen in de week tijd, om de wegen onveilig temaken; is het nu zoo erg, om vier uur in de week de wandelaars in de gelegenheid te stellen, zich daar veilig te kunnen bewegen Dat geldt niet alleen voor het groote, deftige publiek, maar ook voor het mindere publiek. Ik spreek nu met het oog op den Zijlsingel en den Heeren singel, die door de kinderen dikwijls en vooral des Zondags ge bruikt worden om te spelen Men heeft zoo dikwijls den mond vol over speelplaatsen; en nu zouden de kinderen verstoken worden van het genot, om althans eenige uren in de week ook daar rustig te kunnen spelen. Ik moet mij dus tegen het schrappen van deze Singels uit het artikel verzetten. De heer Le Poole. M. d. V. Ik ben het met den heer van Hamel volkomen eens. Ik ben ook wielrijder en weet, dat die Singels in de gewone dagen de gevaarlijkste zijn, omdat er zooveel kinderen spelen en zou ze daarom juist niet uit dit artikel willen nemen. De heer Witmans. M. d. V. Naar aanleiding van hetgeen door de heeren van Hamel en Le Poole is gezegd, zou ik den heer Fokker willen vragen, of hij weieens op Zondag heeft gewandeld op den Zijlsingel en den Heerensingel. Hij zou dan gezien hebben, wat een druk verkeer daar is, waarschijnlijk voornamelijk teweeggebracht door degenen, die daar wonen, omdat de menschen uit die buurten daar dan wandelen met vrouwen en kinderen. Het is daar bijna net zoo druk als op den Witten Singel. Ik kan mij niet begrijpen, dat de heer Fokker, die de stad kennen moet, die wegen uit het artikel zou willen schrappen. Ik zal dan ook tegen dit amendement stemmen. De heer van der Lip. M. d. V. Ik wil even zeggen, dat ik, na betgeen ik van de verschillende sprekers gehoord heb, tegen het amendement zal stemmen, hoewel ik het zooeven ondersteund heb. De heer Fokker. M. d. V. Na hetgeen ik uit den boezem van den Raad heb gehoord, heb ik besloten om gevolg te geven aan de zachte wenken, om mijn amendement in te trekken, behalve echter ten opzichte van het Plantsoen en het gedeelte van de Plantage, begrepen tusschen het Plantsoen en de Hoogewoerd. Het gewijzigde amendement van den heer Fokker, in stemming gebracht, wordt verworpen met 22 tegen 5 stemmen. Voor stemmen de heeren Fokker, Reimeringer, Zaalberg, Zwiers en Sijtsma. Tegen stemmen de heerende Vries, Fockema Andrese, van Hamel, Meuleman, Timp, van der Lip, van der Eist, Bosch, Bots, de Goeje, de Boer, van Tol, Driessen, Witmans, Le Poole, Hasselbach, Vergouwen, van Gruting, Juta, Korevaar, P. J. Mulder en Aalberse. Art. 4 wordt daarop ongewijzigd zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. Artt. 5 en 6 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over art. 7, luidende »Het is verboden met een motorrijtuig of rijwiel zonder noodzaak te rijden of stil te staan, of een rijwiel of motor rijtuig op twee wielen aan de hand te voeren a. op of over de trottoirs, de stoepen en de wandelpaden of de grasperken in de plantsoenen. b. op of over de voor voetgangers bestemde klinkerpaden en klinkerbestrating, met uitzondering van die langs de walkanten van grachten, waar het motorrijtuigen op twee wielen of rijwielen geldt, op of over de voetpaden langs wegen en, in straten, welke uitsluitend met klinkers bestraat zijn. op of over dat gedeelte der bestrating, dat zich uitstrekt binnen den afstand van één M., genomen uit de rooilijn der stoepen, of waar deze ontbreken uit die der gebouwen." De Voorzitter. Door de heeren Fokker en Le Poole is een amendement ingediend, om uit dit artikel te doen vervallen de woorden uit alinea l »of stil te staan." Maar zooals het nu luidt, is het amendement zonder effect. De heer Fokker. M. d. V. Het is de bedoeling, om ook het verdere gedeelte van die alinea te doen vervallen. De Voorzitter. Dat staat niet in het amendement uitgedrukt. De heeren Fokker en Le Poole stellen dus nu voor, om het laatste gedeelte van art. 7 alinea 1 te laten vervallen n. 1. deze woorden: »of stil te staan, of een rijwiel of motor rijtuig op twee wielen aan de hand te voeren." De heer Fokker. M. d. V. Ik wil dit amendement zeer kort toelichten. Ik vind het een noodelooze plagerij als ik dat woord tenminste gebruiken mag voor den wielrijder, dat hij niet met zijn rijwiel aan de hand over de kleine steenen mag loopen. Daar doet men toch niemand kwaad mede. Ik vind het in het belang van het verkeer volstrekt niet noodzakelijk dat te verbieden; de ratio van die bepaling ontsnapt mij ge heel. Ik vind het volstrekt niet gevaarlijk, dat iemand met een rijwiel over een trottoir wandelt en voor hem moet toch ook gelegenheid zijn zich te bewegen. Dat men verbiedt, om er op te rijdenspreekt in het belang der veiligheid der wandelaars vanzelf, maar het verbod er met een rijwiel over te loopen, vind ik een bepaling, die in den tegenwoordigen tijd niet meer thuis behoort. Ik geloof dan ook, dat ons voorstel voor zichzelf spreekt en geen verdere toelichting behoeft. De heer Le Poole. M. d. V. Ik kan er zelfs op wijzen, dat het verbod om met een rijwiel over een trottoir te loopen op op de Hoogewoerd zelfs gevaar kan opleveren. Er is daar een zeer druk verkeer van rijtuigen, trams en wagens, en hoe moet men dan uitwijken, als die voertuigen tegelijkertijd den weg versperren Komt men dan op het trottoir, dan valt men onder de verbodsbepaling van dit artikel. De Voorzitter. De beide heeren voorstellers vergeten, dat men wel met een rijwiel aan de hand over een trottoir mag loopen, als het noodzakelijk is. Wanneer zich dus een geval voordoet, zooals door den heer Le Poole genoemd, da.n kan men het trottoir opgaan zonder in conflict met dit artikel te komen. En zoo is het ook, wanneer men in zijn huis moet wezen. Deze bepaling komt in de vroegere verordening ook voor en is tot nog toe zonder eenig bezwaar toegepast. Men moet ook bedenken, dat de trottoirs bestemd zijn voor de voetgangers. Wanneer men daarop met een rijwiel loopt, dan belemmert men altijd op eenige wijze het verkeer. Ik zie werkelijk niet in, waarom die bepaling niet in stand kan worden gehouden, vooral omdat men nu voortaan in geval van »noodzaak" wel met een rijwiel aan de hand op de trottoirs mag loopen. Deze bepaling komt in andere groote plaatsen ook voor, b. v. in de strafverordening van Rotterdam, omdat zij proefhoudend en goed is bevonden. De heer Fokker. M. d. V. Mag ik even antwoorden op hetgeen U gezegd hebt U zegt, dat beide voorstellers vergeten hebben, dat men niet zonder .noodzaak" op de trottoirs met een rijwiel aan de hand mag loopen. Ik heb mij niet op bepaalde gevallen beroepen, en dat-moet ik voor rekening van den heer Le Poole laten, die, ze opsommend, de woorden, «zonder noodzaak" zeker even over het hoofd zag, maar met den heer Le Poole ben ik van oordeel, dat wij niet moeten vergeten, dat tegen deze overtreding ook een straf is bedreigd. Is het nu werkelijk zoo erg, als men met een rijwiel opeen trottoir loopt, dat men daarvoor gestraft zou moeten worden Het is toch wel voldoende, dat de politieagent een wenk geeft, dat men zich van het trottoir moet verwijderen, wanneer de passage erdoor belemmerd zou worden. En van de wijze, waarop soms door de politie zulke bepalingen worden toe gepast, herinner ik mij nog wel een voorbeeld. Ik kwam, het is al heel wat jaren geleden, eens tamelijk laat uit de studenten-sociëteit en voor de sociëteit op het trottoir van de toen »doodsche« Breestraat liep een grenadier met een fiets aan de hand. Een agent stapte naar hem toe en zei op weinig tactvolle wijze, dat hij dat niet mocht doen. Zoo is de toepassing van die bepalingen wel eens geweest. Ik vind dat verkeerd, en zou die bepaling er uit willen hebben. Er is m. i. niets voor, en alles tegen te zeggen. De heer Fockema Andrew. M. d. V. Ik geloof, dat de heer Fokker de zaak wel wat overdrijft. Men mag ook niet op de kleine steentjes rijden, maar hoe honderden malen gebeurt dat niet, en er wordt geen aanmerking op gemaakt. Maar de heer Fokker moet zich dagen voorstellen, waarop het druk is, of het oogenblik, dat er treinen aankomen of op het punt staan te vertrekken, en dan de wielrijders met hun wiel gaande en komende op den Stationsweg op de kleine steentjes. Dat is wel zeker zeer hinderlijk. Het komt ook's avonds voor, dat er wielrijders zijn, die geen licht bij zich hebben en dus niet op hun rijwiel mogen gaan zitten. Zullen die dus over het trottoir op den Stationsweg mogen loopen Dat zou wel zeer hinderlijk zijn. Wij moeten er rekening mede houden, dat niet op elke overtreding een bekeuring volgt. Het geldt toch hier verbod van een handeling, die niet noodig is. Waarom kan men niet met de fiets op de groote steenen loopen Wan neer er vele wielrijders op de kleine steenen loopen met hun rijwiel, is dat zeer zeker een belemmering voor de voetgangers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 9