74
DONDERDAG 26 APRIL 1906
De heer Fokker. M. d. V. Ik handhaaf mijn voorstel, ook
na hetgeen de heer Fockema Andrese heeft gezegd. Ik wil niet
afhankelijk zijn van het subjectief oordeel van een politie
agent. Ais ik naga, wat hier is gebeurd met dien kruidenier,
die is bekeurd, en naar aanleiding van wiens geval mede wij
de vorige zitting eene Drankwet-discussie hadden, dan is dat
een voorbeeld, dat zulk een indruk op mij gemaakt heeft,
dat ik de burgers van het subjectief oordeel van een politie
agent niet afhankelijk wil laten.
De Voorzitter. Ik geloof, dat dit voorbeeld te veel indruk
op u heeft gemaakt. Bovendien is men bij die bekeuring
uitgegaan van de opmerking van de ambtenaren van de
Regeering. Het verwijt tegen de politie is dus volkomen
ongegrond. Ik geloof ook, dat ten opzichte van de bekeuringen
over de politie geen reden tot klagen bestaat Het is heel
dikwijls voorgekomendat op een overtreding toch geen proces
verbaal is gevolgdomdat men meendedat te goeder trouw
was gehandeld. De politie is menschkundig genoeg, om niet
te weten, dat er soms overtredingen geschieden, welke niet
behooren te worden gestraft.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van de heeren Fokker en Le Poole, in
stemming gebracht, wordt verworpen met 15 tegen 11 stemmen
Tegen stemmen de heeren: de Vries, Fockema Andreae, van
Hamel, Meuleman, Timp, van der Lip, Bosch, Bots, de Goeje,
van Tol, Driessen, Hasselbach, Vergouwen, Korevaar en
P. J. Mulder.
Voor stemmen de heerenFokker, van der Eist, de Boer,
Reimeringer, Zaalberg, Zwiers, Witmans, Le Poole, van Gruting,
Sijtsma en Aalberse.
(De heer Juta had inmiddels de vergadering verlaten).
Art. 7 wordt daarop ongewijzigd zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
De artt. 8, 9 en 10 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslagiug over art. 11, luidende
»De overtreding van de artikelen dezer verordening, begaan
door bestuurders van motorrijtuigen, wordt gestraft met eene
geldboete van ten hoogste vijf en twintig guldendie begaan
door bestuurders van rijwielen met eene geldboete van ten
hoogste vijf gulden."
De heer Fokker. M. d. V. Omtrent art. 11 heb ik nog een
enkele opmerking te maken.
De straf, die in dit artikel wordt bedreigd tegen de be
stuurders van motorrijtuigen, vind ik te laag, n.l. ten opzichte
van het te snel rijden. Ik zou de strafbepalingen willen ge
splitst zien, nl. voor het rijden over de kleine steentjes en
dergelijke strafbare feiten, en voor het te snel rijden. Ik heb
mijn amendement niet kunnen formuleeren, omdat mijn aan
dacht nu pas op deze zaak is gevallen, maar ik zou gaarne een
hechtenisstraf van hoogstens zes dagen voor het te snel rijden
met motorrijtuigen willen bepaald zien. Voor het rijden over
de kleine steentjes enz. wordt een boete van ten 'hoogste vijf
en twintig gulden door mij voldoende geacht.
De Voorzitter. De Commissie voor de Strafverordeningen
heeft rekening gehouden met de maximum-straf vastgesteld
in andere verordeningen en in het algemeen met die, welke
in gelijksoortige politieverordeningen is voorgeschreven. Het
is ons voorgekomen, dat een maximum van vijf en twintig
gulden wel voldoende is. Wanneer een overtreding voor de
tweede maal plaats heeft, kan, zooals de heeren weten,
die straf veranderd worden in vijftig gulden boete en hech
tenis. De boete van vijf gulden voor bestuurders van rijwielen
is ook een maximum, dat echter zelden of nooit wordt op
gelegd; meestal blijft het bij een boete van vijftig cent of
een gulden. Dat is voor den een hoog genoeg, en voor den
ander niet te hoog.
De heer Aalberse. M. d. V. Terwijl het amendement ge
maakt wordt, wil ik even een enkele vraag doen. Ik meen
van U gehoord te hebben, dat bij recidive toch al volgens
de gemeentewet hechtenisstraf kan worden opgelegd. Ik geloof
echter, dat dat niet geheel juist is. De boete kan wel worden
verdubbeld, maar er kan geen hechtenis worden opgelegd.
Dit amendement heeft juist de strekking, dat voor het geval
van recidive door den kantonrechter een of twee dagen hech
tenis kan worden opgelegd, en dat is de reden, waarom ik
het van harte ondersteun.
De Voorzitter. U hebt gelijk. Er kan bij herhaling alleen
een maximum van vijftig gulden boete worden opgelegd.
Maar ik geloof toch, dat al zet men die straf in de verorde
ning, het een doode letter zal blijven. Men maakt bovendien
de gevallen appellabel en men kan daarbij dus de kans loopen,
dat de straf verminderd wordt.
De heer Fokker stelt nu voor aan art. 11 als eerste lid toe
te voegen: »De overtreding van art. 2 dezer verordening
begaan door bestuurders van motorrijtuigen wordt gestraft
met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van
ten hoogste vijf en twintig gulden".
Het amendement-Fokker wordt voldoende ondersteund en
kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
I e heer van der Lip. M. d. V. Ik zal vóór het amendement
van den heer Fokker stemmen, omdat het mij heel goed
voorkomt, dat iemand, die met een motorrijtuig te hard rijdt,
ook hechtenisstraf kan worden opgelegd. Vijf en twintig gulden
kan zoo iemand in den regel best missen en daarom zal die
straf voor hem niet gevoelig genoeg zijn.
Een wielrijder kan echter ten hoogste maar een boete van vijf
gulden worden opgelegd, en door het te woest rijden met een
rijwiel kunnen toch ook groote ongelukken gebeuren. Wanneer
een bestuurder van een motorrijtuig zes dagen hechtenis of
vijf en twintig gulden boete kan krijgen en die van een rijwiel
maar vijf gulden boete, dan is die verhouding naar mijne
meening niet goed. Ik zou daarom den heer Fokker in over
weging willen geven, om ook voor te stellen die laatste boete
te verhoogen.
De Voorzitter. Wij hebben dit maximum van vijf gulden
overgenomen uit de bestaande verordening en meenden, dat
de ongevallen, veroorzaakt door rijwielen, geen gelijken tred
houden met die, veroorzaakt door motorrijtuigen. Een boete
van vijf gulden is dikwijls voor iemand, die er een rijwiel op
na houdt, een groote straf, want dat zijn lang niet allemaal
kapitalisten.
De heer van der Lip. M. d. V. Er zijn toch ook nog genoeg
wielrijders, die gemakkelijk vijf gulden boete kunnen betalen.
Ik zou het maximum liever op vijf en twintig gulden willen
stellen.
De Voorzitter. Dan wordt zij gelijk met die voor de motor
rijtuigen.
De heer Fokker. Behalve de hechtenisstraf.
De Voorzitter. Dan wordt de boete voor motorrijtuigen en
rijwielen evenhoog. Dat is geen symetrie.
De heer van der Lip. M. d. V. Dan zal ik voorstellen, om
het maximum der boete te bepalen op vijftien gulden.
De Voorzitter De heer van der Lip stelt voor, om aan het
slot van art. 11 te lezen vijftien gulden in plaats van vijf
gulden. Eerst komt echter het amendement van den heer
Fokker in stemming, om in art. 11 een afzonderlijke straf
bepaling te maken voor het te hard rijden met motor
rijtuigen. Wordt het amendement-Fokker aangenomen, dan
zal in de volgende zinsnede het woord »overige" moeten
worden ingevoegd.
Het amendement van den heer Fokker, in stemming ge
bracht, wordt aangenomen met 17 tegen 9 stemmen
Voor stemmen de heeren: Fokker, van Hamel, Meuleman,
van der Lip, van der Eist, Bosch, de Goeje, de Boer, van Tol,
Zaalberg, Zwiers, Witmans, Vergouwen, van Gruting, P. J.
Mulder, Sijtsma en Aalberse
Tegen stemmen de heeren: de Vries, Fockema Andreae,
Timp, Bots, Reimeringer, Driessen, Le Poole, Hasselbach en
Korevaar.
Het amendement van den heer van der Lip, in stemming
gebracht, wordt aangenomen met 15 tegen 11 stemmen.
Voor stemmen de heeren; Fokker, van Hamel, Meuleman,
van der Lip, van der Eist, Bosch, de Boer, van Tol, Zaalberg.
Zwiers, Witmans, van Gruting, Korevaar, P. J. Mulder en
Aalberse.
Tegen stemmen de heerende Vries, Fockema Andrese, Timp,
Bots, de Goeje, Reimeringer, Driessen, Le Poole, Hasselbach,
Vergouwen en Sijtsma.
Het gewijzigd art. 11 wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
De verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De Voorzitter. De agenda is hiermede afgeloopenwanneer
niemand meer het woord verlangt, dan sluit ik de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. Groen Zoon.