40
DONDERDAG 1 MAART 190(5.
Aalberse maakt daarvan geen ernstig verwijt. Maar wat de
zaak zelf betreft, vindt hij, dat er toch wel iets voor te zeg
gen zou zijndat verandering werd gebracht in de wijze van
pensionneering der stads-werklieden. Ja, als men zich een
idealen toestand denkt, dan geloof ik, dat er nog heel wat
aan te doen is, voordat wij zoo ver zijn. Zeker zullen wij
dicht bij het ideaal komenwanneer de werklieden in dienst
van fabricage ook worden gepensionneerd op 55-jarigen leef
tijd en dan met vol pensioen. De grond daarvoor aangevoerd
in het adres van de Vereeniging zou zijn, dat die gemeente
werklieden gelijk moeten worden gesteld met de stokers aan
de gasfabriek b.v., maar dat is toch werkelijk niet vol te
houden. Ieder kent het werk van de gasstokers. Die men-
schen staan bijna geheel naakt voor een buitengewoon heet
vuur om een oogenblik daarna weder in eene koude en
tochtige temperatuur door te brengen. Men weet hoe sloopend
dit op het lichaam werkt. Het gezichtsvermogen gaat in den
regel reeds vroeg verloren; ook het hart schijnt een storenden
invloed er van te ondervinden. Dat zijn alle redenen, waarom de
gasstokers in eene exceptionneele positie verkeeren. De Ge
meentewerklieden zullen mij wellicht tegemoet voerendat
zij in weer en wind moeten wei ken. Dat heb ik ook gedaan
ik geloof volstrekt niet, dat dit zoo ongezond is, maar in
tegendeel heel gezond. En wat het zware werk betreft, och
de stadswerklieden doen heusch geen zwaarder werk dan
hun standgenooten bij particulieren. Er zou dus niets voor te
zeggen zijn om de gemeentewerklieden, wat de regeling van
het pensioen betreft, gelijk te stellen met de gasstokers.
Wat de loonregeling betreft, ik ben het met den heer
Aalberse eens, dat wij in dit opzicht het ideaal nog niet
hebben bereikt. De schommeling in het loon tengevolge van
de overuren is zeker een groot inconvenientoveruren zijn te
veroordeelen, maar geef eens iets anders in de plaats. Ik kan den
heer Aalberse de verzekering geven, dat ook wij met de rege
ling niet tevreden zijn, maar wij hebben nog geen betere ge
vonden; voortdurend trachten wij verbetering aan te brengen
naar verschillende kanten wordt door ons geschreven, naar
Amsterdam en andere plaatsen om inlichtingen te krijgen het
bezwaar van die overuren schijnt echter niet te ondervangen;
zij zijn eenmaal noodzakelijk, omdat er soms op buitenge
wone tijden werk is te verrichten. Tot afschaffing kunnen
wij dus vooreerst niet komenik kan alleen de verzekering
herhalen, dat wij diligent blijven om hierin verbetering aan
te brengen.
Wat de motie van den heer van Tol betreft, om de loon
regeling van de gemeentewerklieden te herzien, ik laat de
beslissing daarover natuurlijk aan den Raad. Ik wil er alleen
op wijzen, dat het nog niet zoo lang geleden is, de juiste
datum staat mij op het oogenblik niet voor den geest, dat
op verzoek van den Raad die geheele loonregeling is herzien.
Wij hebben toen een uitvoerig rapport uitgebracht, vergezeld
van alle mogelijke bescheiden en overzichten. Wil de Raad
die nog eens hebben, wij zullen wel weer aan den gang gaan;
ik geloof echter, dat het nu wel wat vroeg daarvoor is, nadat
wij de geheele zaak pas zoo au fond hebben behandeld.
De Voorzitter. Aan het gesprokene door den heer Korevaar
wil ik alleen nog iets toevoegen, in zooverre de heer Aalberse
daardoor niet beantwoord werd. En dat betreft de meer al-
gemeene opmerking, dat de toon van het praeadvies van
Burg. en Weth. niet naar den zin is van den heer Aalberse,
omdat daarin een soort ironie doorschemert. De stukken door
lezende, zullen de heeren zeker getroffen zijn door het krasse
oordeel, dat de Directeur van Gemeentewerken over het ver
zoek van adressanten uitspreekt. Hij zegt:
»En dan is het onbegrijpelijkhoe dit Bestuur met zulke
onpractische, voor verwezenlijking totaal onvatbare verzoeken
voor den dag heeft kunnen komen, verzoeken, die voor het
meerendeel bij eventueele inwilliging, slechts bij een zekere
groep van werklieden instemming, doch bij een andere en
vermoedelijk veel talrijker greep, ontstemming en ernstige
ontevredenheid, zoo niet verzet, zouden uitlokken."
Waar een dergelijk oordeel wordt uitgesproken, kan de toon,
die m het praeadvies wordt aangeslagen, werkelijk niet over
dreven worden genoemd. En al wil ik niet ontkennen, dat
een enkel woord wellicht beter in de pen ware gebleven, het
staat toch vast, dat in krasse woorden de staf moest worden
gebroken over een verzoek, waarvan de inwilliging tot resul
taat zou hebben, dat het ontstemming zou wekken bij het
meerendeel der werklieden.
Wat de opmerking betreft, dat de motie zou zijn buiten
de orde ik moet herhalen, dat dit inderdaad het geval is.
Burg. en Weth. hebben nu antwoord gegeven op de ver
schillende vragen, welke achtereenvolgens zijn: zal het stuk
werk worden afgeschaft de Raad moet daarop beslissen
met ja of neen; zal het komen tot afschaffing van overuren
de Raad zal beslissen met ja of neenzal er worden vastge
steld een bepaald weekloon, zoodat geen meerder weekloon
wordt genoten voor overwerk, daar meer of minder overuren
niet meetellen en een werkman, die bijv. 10 overuren heeft,
evenveel ontvangt als een, die geen overuren heeft ook die
vraag zal de Raad hebben te beantwoorden; en eindelijkzal
het aantal jaren, na ommekomst waarvan op pensioen kan
worden gerekendworden gesteld op dertig. Dat zijn de
vragen, die thans aan de orde zijn. Wordt nu ook aan de
orde gesteld eene nieuwe regeling van de loonen, dan zal de
behandeling daarvan toch niet bij deze punten kunnen ge
schieden, maar zal desnoods na afloop van de agenda eene des
betreffende motie kunnen worden behandeld. En waarschijnlijk
zal de Raad dan toch wel op prijs stellen praeadvies te ont
vangen daaromtrent van Burg. ^en Weth. Ik geloof dus, dat
met de behandeling van eene dergelijke motie staande de
vergadering, zonder dat Burg. en Weth. in staat zijn de
noodige cijfers te verschaffen, den Raad geen dienst kan
worden gedaan. Inderdaad moet ik er dus bij blijven, dat
deze zaak op het oogenblik niet aan de orde is, en dat, wil
men die aan de orde stellen aan bet eind der vergadering,
het toch wenschelijk is een geformuleerd vraagpunt te geven
aan Burg. en Weth., hoewel op grond van wat de heer
Korevaar reeds opmerkte, dat de zaak pas zoo kort geleden
nog is bekeken, het werkelijk niet geraden voorkomt haar
thans opnieuw overhoop te halen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil ook wel zeggen, dat niet
alle punten, die in het adres voorkomen, mij voor inwilliging
vatbaar toeschijnen. Had ik de adviseur van die werklieden-
vereeniging moeten wezen, dan zou ik zeker niet hebben
geraden, dat zij dat aldus moesten doen, daar ik sommige
punten niet en andere weer op andere wijze had willen ver
zoeken. Maar ik vind toch, dat er ook veel goeds is in wat
zij vragen. Wanneer er b.v. sprake is van het afschaffen van
overuren, dan komt het mij ook voor, dat zooveel mogelijk
moet worden getracht, die afgeschaft te krijgenik zou den
Wethouder van Fabricage wel op het hart willen drukken,
indien overwerk moet blijven bestaan, dat dan zoo regelmatig
mogelijk over alle werklieden te verdeelen, opdat zelfs alle
schijn van willekeur worde weggenomen.
Ik wil echter over dat adres niet verder sprekenhet komt
mij met Burg. en Weth. ook voor, dat het, gelijk het daar
ligt, niet voor inwilliging vatbaar is. Maar ik wil hierbij toch
herinneren, waarop de heer Korevaar ook even in de vergadering
van 17 November heeft gezinspeeld, dat door enkele leden
een voorstel tot herziening der loonregeling was ingediend,
dat toen van verschillende kanten is genoemd idealistisch en
onpraktisch, terwijl de werklieden nu komen met ongeveer
denzelfden eisch, namelijk de vaklieden alle hetzelfde loon
toe te kennen en de niet-vaklieden ook alle gelijk te beloonen
inzooverre zijn wij want de heeren Van der Eist, Witmans
en ik deden dat voorstel dus in het gelijk gesteld door de
werklieden zeiven, gelijk ik persoonlijk nu in het gelijk ben
gesteld door den Wethouder van Fabricage, die zooeven ge
tuigde, dat het stokersbedrijf in de gasfabriek zoo slecht is voor
het hart, terwijl, toen ik dat aanvoerde bij gelegenheid van
het adres Riethoven, door den Wethouder, den heer Juta, is
gezegd, dat dit niet zoo was. Dit leek mij eene te mooie ge
legenheid ter mijner rechtvaardiging om het niet even tusschen
twee haakjes te zeggen. In de bewuste vergadering nu van
November, mijnheer de Voorzitter, is door U gezegd, dat het
niet van welwillendheid van het College van Burg. en Weth.
zou getuigen, wanneer zij zich niet bereid verklaarden nader
te onderzoeken, welke bezwaren eventueel de bestaande loon
regeling aankleefden en zoo spoedig mogelijk voorstellen tot
verbetering te doen. Tegelijk is toen ook in behandeling ge
komen eene motie van de heeren van Tol, Pera en Vergouwen,
die echter ingetrokken is, wederom nadat U verklaarde, dat
Burg. en Weth. diligent waren en na de wenken, ontvangen
van den Directeur van Gemeentewerken en van de Oommissie
van Fabricage, wel wisten en voelden, dat er verandering
moest komen. Nu wil ik niet anders doen, dan Burg. en Weth.
herinneren aan het spreekwoordeen man een man, een woord
een woord, en daarom vind ik ook de motie van den heer
Van Tol nog niet zoo dwaas. Burg. en Weth. hebben nu
reeds zoo lang over de zaak gedacht, immers indertijd hebben
zij gezegdstelt die motie nu niet voor, wij zullen de zaak
onderzoeken; en daar dat nu anderhalf jaar geleden is, zal
de heer Van Tol gedacht hebben: de zaak zal nu wel door
Burg. en Weth onderzocht zijn, kom, laat ik nu andermaal
de motie in de vergadering werpen. Ik kan dus niet inzien,
dat die motie thans niet op hare plaats zou zijn.
De Voorzitter. Ik wil slechts even opmerken, dat na dien
tijd in de financiëele positie van de werklieden door het
werkliedenreglement eene belangrijke verbetering is gekomen,
o a wat betreft de ziekengelden, zoodat wij meenen, dat eene
beslissing op dit oogenblik niet dringend noodig is.
De heer Aalberse. Naar aanleiding van hetgeen de heer
Korevaar heeft gezegd, moet ik opmerken, dat er een misver
stand hier is, in zooverre hij tegen de gelijkstelling van de