DONDERDAG 1 MAART 1906. 47 zijn altijd onzekeren ook de heer Gritters erkent op blz. 6, dat men op zulke ramingen' het best doet, niet te veel te bouwen. In het gelijkstroomplan van den beer Doyer nu is opge nomen een accumulatorenbatterij van 200 ampères gedurende 3 uur. Bij de aangenomen spanning van 2 X 220 volts geelt dat een beschikbare energie van 264 K. VV. Uen het is natuurlijk de bedoeling van den ontwerper niet geweest, om zijn batterij in 3 uren totaal leeg te doen looperr Deelen we nu het geraamde verbruik van 243000 K. W. U. door 52, dan krijgen we 4657 K. W. U. per week. Hiervan het geraamde 1/s aftrekkende voor motorengebruikblijft er over 3105 K. W. U. per week voor licht. Voor de verdere becijfe ring heb ik inlichtingen gevraagd bij verschillende menschen, die geacht konden worden een oordeel te hebben over het vermoedelijk gebruik van electrisch licht in huizen en in winkels, om daardoor een basis te verkrijgen voor het op maken van het vermoedelijk verhoudingsgetal tusschen het gebruik van licht op Zondag en in de week. De schattingen liepen vrij sterk uiteen, maar dit bleek me wel, dat wanneer ik voor den Zondag op 40o/0 rekende van het verbruik gedu rende een werkdag, dat ik dan de eischen voor de cen trale niet te laag stelde. Welnu, met dat verhoudingsgetal komt men voor den Zon dag nog slechts tot een energieverbruik van 193 K. W. U. Niets zou belettenaan de geprojecteerde batterij zoo noodig een kleine uitbreiding te geven, maar het blijkt, dat zonder dat reeds in de behoeften kon worden voorzien. Het machine bedrijf zou dus 's Zondags stil kunnen staan. Men beroept zich op den benoodigden stroom voor de gasfabriek. Eerstens vind ik dat een zeer ongewenschte complicatie, en twee- dens was dan nog een enkele stoker van de gasfabriek vol doende; 't personeel der centrale ging Maandag frisch naar lichaam en geest weer aan den arbeid. Wanneer nu de machines gedurende 24 uur niet behoeven te draaien, is er geen slijtage en wordt op kolen- en olie- verbruik een groote besparing verkregenstellig van meerdere honderden guldens 'sjaars. Deze regeling is van invloed op bijna alle punten van de kostenberekening, die de heer Gritters als een weerlegging gegeven heeft van het rapport der heeren Ressing, Gritters Doublet en Singels. De bedie ning eener wisselstroomcentrale schat de heer Gritters gemid deld reeds ƒ750 'sjaars duurder dan bij gelijkstroom, maar de door mij verdedigde regeling gaf hij gelijkstroombedrijf een nieuwe besparing. Ook op het olieverbruik wordt belang rijk bezuinigd, en toch vindt de heer Gritters reeds, dat een gelijkstroomcentrale hierin 2 a 3 honderd gulden vóór is, ook al gaat het machinebedrijf 's Zondags door. Met het brand stofverbruik is het al niet anders. De heer Gritters heeft twee becijferingen gemaakt, waarvan de eerste geldt voor geen (of zwak) motorenbedrijf, de andere voor zware belasting met motoren. Het gemiddelde dier cijfers leveit voor de gelijkstroomcentrale een voordeel op van circa ƒ550.per jaar, maar men bedenke, in welke mate dat cijfer stijgen zal, wanneer de machines slechts 6 dagen per week draaien in plaats van 7 Aan het einde van zijn rapport, op p.p. 13 en 15 komt de heer Gritters voor den dag met een van de punten, die ik wel op den voorgrond had mogen stellen, n.l. de stroomlevering aan Endegeest en Rhijngeest. »De aanwezigheid van een be langrijken afnemer, zooals de beide gestichten Endegeest en Rhijngeest op een afstand van eenige K.M.", zegt de heerG., »is reeds voldoende om over dit voordeel van het gelijkstroom systeem heen te stappen" (n.l. over de meerdere bedrijfs zekerheid). Het schijnt wel, wanneer men hier de stukken leest, of luistert naar wat op vergaderingen over de zaak ge zegd wordtdat Leiden zelf op den achtergrond is geraakt en Endegeest en Rhijngeest hoofdzaak zijn geworden. Ik had gedacht, dat men bij het ontwerpen van plannen in de aller eerste plaats zou denken aan het belang van de eigen inge zetenen. En dan is dat Endegeest-motief in mijn oogen nog onjuist bovendien. Het is een eenvoudige overboeking van kosten ten laste der gemeentewaarmee de gemeentekas nooit kan zijn gebaat, maar steeds schade lijdt. Wanneer Endegeest bijv. nu gas brandt, dan moet de Gemeente dat, bij winst of verlies op de exploitatie, betalen. Vervangt men dat door het duurdere electrische licht, dan bereikt de Gemeente daarmee werkelijk niet het minste voordeel, maar integendeel schade, want de gemeentekas betaalt de meerdere kosten. Men mag daarom niet Endegeest en Rhijngeest zoo op den voorgrond schuiven, dat men ter wille daarvan, zooals ik uit het rapport van den heer Gritters aanhaalde, over de voordeelen van het gelijkstroomsysteem heenstapt. Ja, zegt men, maar wanneer men met de stroomlevering eenmaal tot aan die gestichten is, belet niets ons verder te gaan. Is dat het motief, dan kleeft aan de rekeningen een groote fout. Nergens toch vind ik iets, dat lijkt op een kostenberekening voor een kabelnet naar omliggende ge meenten, noch op een raming van de opbrengst. Wanneer men dat deed, vrees ik, dat wanneer de prijs voor stroom levering buiten de gemeente niet aanzienlijk wordt verhoogd, men voor een leelijk deficit zal komen te staan. Philanthropie beoefenen we nu niet, en ten pleziere van fabrieken op de dorpen of van polderbesturen richt men geen centrale op. Waar ik reeds op meerdere gronden heb aangetoond-en straks met andere argumenten nog nader hoop te bewijzen, dat voor Leiden zelf de voordeelen van den gelijkstroom overwegen, daar moeten de belangen der burgerij den door slag geven. Is stroomlevering aan anderen daarmee te ver binden, zooveel te beter, maar hoofdzaak moet blijven Leiden en Leiden alleen. Voor dat buitenstadsnet, ik zei het reeds, had ik gaarne een begrooting gehad; ik zelf was voornemens, gegevens te vragen, maar de Raad heeft tot mijn leedwezen niet willen besluiten tot uitstel dezer discussiën. Uit het rapport der heeren Ressing c.s. hebben we kunnen zien, dat een3leider kabel naar de gestichtendie geen meerder koperverlies op levert dan de stadskabeis, door hen geraamd wordt op 36000, de kosten der geul daaronder begrepen. Een bedui dend cijfer, maar ik vraag, of dit nu een extra-uitgave is, die alleen de gelijkstroom heeft, en waarvan de draaistroom vrij is? Daar ontbreken ons letterlijk alle gegevens. Waarom wordt ons niet gezegdhoeveel de kosten zullen bedragen van een dergelijk overbrengen van energie naar Endegeest en Rhijngeest in den vorm van driephasenstroom Ik vraag dit minder voor mij; op mij toch maakt, zooals ik uitdrukkelijk zei, het motief van die gestichten niet den minsten indruk, en om hunnentwille zou ik me niet laten verleiden voor draaistroom te stemmen, waar gelijkstroom voor Leiden voor- deeliger is. Het nu volgende argument, de meerdere eenvoudigheid van het bedrijf bij gelijkstroom, wordt ook in het rapport van den heer Gritters betwist, op grond, dat daarbij een groote complicatie komt in den vorm van een accumulatoren batterij. Die complicatie door een batterij, M. d. V., is echter nagenoeg gelijk nul, maar de groote gemakken, die zij oplevert, worden verzwegen. Als voorbeelden daarvan haal ik aan, dat men oogenblikkelijk energie beschikbaar heeft bij stoornissen in het machinebedrijf; dat een secundaire batterij dienst doet als stootkussen, wanneer plotseling groote belas tingen in het net worden geschakeld. Voor een schakelbord staande, ziet men dat aan de sprongen der wijzernaalden. In die gevallen doet de accumulatorenbatterij als buffer dienst, waarom zij dan ook niet ten onrechte vaak bufferbatterij ge noemd wordt. Ten slotte de bedrijfszekerheid. Hierin eindelijk vind ik ook in den heer Gritters een bondgenoot, daar hij op blz. 13 van zijn rapport zegt: »Het bestaan van dit argument wordt door mij erkend." Wat wil dat zeggen: grooterebedrijfszekerheid? Dat wil in de eerste plaats dit zeggen, dat wanneer onver hoopt de machines dienst weigeren, de reserve altijd klaar staat in den vorm van de opgezamelde energie der secundaire batterij. Dat wil in de tweede plaats zeggen, dat bij een on gewenschte en voor het bedrijf minder voordeelige belasting der kabels, stoornissen in het bedrijf bij den driephasenstroom meer te vreezen zijn dan bü een gelijkstroom-installatie. Ver gun mij, hier de woorden aan te halen van den bekenden specialiteit op electrotechnisch gebied, Gisbert Kapp. Op blz. 276 van den 3<>n druk zijner Elektrische Kraftübertragüng zegt hij: «Anderseits macht es Schwierigkeiten, Mehrphasenanlagen »gleichzeitig für Licht und Kraft in Anspruch zu nehmen, «da dann in Folge der ungleichen Belastung der Zweige »leicht Betriebsstörungen auftreten." Ook de heer Gritters moet dat bezwaar van den draaistroom erkennen. In de noot op blz. 2 van zijn rapport komt hij ook op tegen het argument, waarvan vroeger gebruik ge maakt was, »dat het aansluiten van motoren op eengelijk- «stroomnet tot bijzondere bezwaren aanleiding geeft." De tangens der phaseverschuiving is evenredig met derf coefficient van zelf-inductie van het geleider-systeem Waar nu bij de plotselinge inschakeling van groote motoren wijzigingen in den inductiecoefficient van het systeem onvermijdelijk zijn, die een nadeelige phasenverschuiving meesleepen, waarmee ook de intensiteit (volgens cos. Q) varieert, daar zijn fluctu- atie's ook niet te vermijden. Ik lees dan ook bij den heer Gritters: «Integendeel zijner »zeer goed omstandigheden denkbaar, vooral bij kleine machi- »nes in de centrale, dat de draaistroomcentrale er slechter »aan toe is, niet tengevolge van het gewone spanningsverlies »in de kabels, maar ten gevolge van de(n) spanningsafval in de «primaire dynamo, veroorzaakt door de door de motoren teweeg- «gebrachte phasenverschuiving." (Noot op blz. 2). Eene andere en niet te veronachtzame factor bij de be- drijfsstoornissen eener wisselstroomcentrale is het inschakelen eener tweede machine, wanneer het stroomverbruik dat noodig maakt. Om zulk een machine paralel met de reeds loopende te schakelen, is niet alleen gelijkheid van tourental en voltage,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 11