GEMEENTERAAD VAN LEDEN.
29
OGEKOISESr STUKKEK.
N°. 52. Leiden, 24 Februari, 1906.
De Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen heeft
met groote belangstelling kennis genomen van de uitnemend
toegelichte voorstellen van Burgemeester en Wethouders
betreffende de pensioneering van leeraren en onderwijzers
enz. (ingek. stukken n°. 35). Zij is van meening, dat op de
wijze door Burgemeester en Wethouders voorgestaan het best
de belangen der Gemeente en harer ambtenaren beiden worden
behartigd en adviseert dus tot aanneming van de genoemde
voorstellen.
Namens de Commissie voor de
Huishoudelijke Verordeningen.
Fockema Andreae, Voorzitter.
N°. 53. Leiden, 28 Februari 1906.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen,
dat zij geen bezwaar heeft tegen de begrootingsstaten, dienst
1905 en 1906, behoorende bij de voorstellen van Burgemeester
en Wethouders, opgenomen onder nis- 41, 42 en 48 der Inge
komen Stukken.
Evenmin heeft zij bezwaar tegen den begrootingsstaat, be
hoorende bij bet voorstel in zake de Electrische Centrale
(Ingek. St. n°. 45), indien de Raad dit voorstel overigens
aanneemt.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
No. 54. Leiden 3 Maart 1906
Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Mej. E.
J. J. Wagemans en van het daaromtrent ingekomen advies
van het Hoofd der school, geven wij U in overweging aan
Mej. E. J. J. Wagemans, op haar verzoek, met ingang van
1 April a. s. eervol ontslag te verleenen uit hare betrekking
van 4e onderwijzeres in de handwerken aan de openbare school
der 3e klasse no. 6. alhier.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 28 Februari 1906.
Hiermede heb ik de eer Uw College te berichten, dat bij
mij geen bezwaar bestaat tegen het verzoek van Mej. E. J.
J. Wagemans, om met ingang van 1 April 1906 eervol ont
slagen te worden als vierde onderwijzeres in de handwerken
aan de Openbare Lagere School 3de klasse no. 6.
Het hoofd der School,
A. Uittenbroek.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Elisabeth,
Johanna, Jacoba, Wagemans, 4e onderwijzeres in de Nuttige
Handwerken aan de school 3de klasse No. 6, dat zij wegens
vertrek uit de gemeente eervol ontslag uit bovengenoemde
betrekking verzoekt tegen 1 April a. s.
'tWelk doende,
E. J. J. Wagemans.
Leiden 22 Februari 1906.
No. 55. Leiden 24 Februari 1906.
Het bestuur der »Vereeniging de Practische Ambachts
school" alhier heeft de eer U te berichten, dat zijn medelid
de Heer P. F. C. Marks dit jaar volgens rooster aftreedt,
en dat de op 22 dezer gehouden ledenvergadering, ter voor
ziening in de vacature, de volgende voordracht heeft opgemaakt
1. de Heer Mr. E. C. Wiersma
2. de Heer A. M. Touw,
waaruit U, overeenkomstig artikel 5 der statuten, eene keuze
gelieve te doen.
het bestuur voornoemd -
G. van Driel, Voorzitter.
B. J. Haitink, Secretaris
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 56. Leiden, 7 Maart 1906.
Reeds sinds geruimen tijd is het aan de gasfabriek hier ter
stede de gewoonte, om, evenals bij particuliere industrieele
inrichtingen, aan het personeel na 25-jarigen dienst, eene
gratificatie toe te kennen. Zoo wordt aan de werklieden na
25-jarigen dienst eene gratificatie van 25.uitgereikt; aan
de lantaarnopstekers eene van 10.Ook aan de agenten
van politie wordt door den Burgemeester, als zij 25 jaar in
dienst zijn, eene gratificatie van 25.uitgekeerd.
In andere takken van dienst geschiedde dit tot dusverre
niet. Nu evenwel ook een 3 tal brugwachters binnenkort
hun 25-jarige dienstvervulling zullen herdenken, rees de vraag
of het niet wenschelijk en billijk was, den maatregel ook tot
de werklieden en beambten in die andere diensttakken uit te
strekken.
Het antwoord op die vraag moet, naar het ons na rijpe
overweging met de meerderheid der commissie van fabricage
voorkomt, bevestigend zijn. Billijk is het zeker, dat niet aan
sommige werklieden in dienst der gemeente worde onthouden,
wat aan anderen onder gelijke omstandigheden wordt toegekend.
Indien dus de maatregel niet tot de brugwachters en de
werklieden van gemeentewerken, het slachthuis, enz. wordt
uitgestrekt, zou zij o.i. ook ten aanzien van de werklieden
van de gasfabriek moeten worden ingetrokken. Dat hiertoe
echter bezwaarlijk kan worden overgegaan, ligt voor de hand.
Maar het schijnt ons ook wenschelijk. Immers de weten
schap, dat men, na de gemeente 25 jaren trouw en ijverig
te hebben gediend, aanspraak kan doen gelden op een bijzon
dere belooning, moet dunkt ons voor den werkman een heil
zame prikkel zijn om behoorlijk zijn plicht te vervullen. De
mogelijkheid toch, dat de gratificatie niet of althans nietin haar
geheel zal worden toegekend aan hen, die zich die onwaardig
gemaakt hebbenmag o. i. niet worden buitengesloten. Aan
ons college zal, gehoord de betrokken commissie of het be
trokken hoofd van dienst, de beslissing moeten worden over
gelaten of de gratificatie geheel of gedeeltelijk of in het geheel
niet zal worden uitgekeerd. Geschiedt dit niet. de bijzondere
belooning zou niet alleen geen zin hebbenmaar daarvan ook
geenerlei heilzaam effect zijn te verwachten.
Op grond van een en ander geven wij U daarom in over
weging in het vervolg jaarlijks een bedrag van ƒ150.— te
onzer beschikking te stellen, ten einde daaruit aan de werk
lieden, voor zooveel die begrepen zijn onder het werklieden
reglement en aan de brugwachters, na 25-jarigen dienst een
gratificatie te kunnen uitkeeren van ƒ25.of zooveel minder
als ons in ieder bijzonder geval, met het oog op het strafre
gister van den betrokken persoon, raadzaam zal voorkomen.
En ten einde daartoe reeds in dit jaar te kunnen overgaan,
bieden wij U hierbij tevens een staat van af-en overschrijving,
groot ƒ150.ter vaststelling aan.
Op den post voor Onvoorziene Uitgaven zijn thans nog
6739.beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 57. Leiden, 7 Maart 1906.
Naar aanleiding van een bij ons college ingekomen klacht
over den toestand der Witte Rozenlaan, werd door ons
een buitengewone schouw gedreven over die laan. Daarbij
bleek, dat de toestand dier laan zeer veel te wenschen over
laat. Op tal van plaatsen is zij onvoldoende verhard; sommige
gedeelten van het pad liggen lager dan andere; en over het
algemeen is ook de afwatering onvoldoende. Vooral in den
winter en bij nat weer is daarom de toestand van de laan
zeer slecht.
Door beter onderhoud kan hierin geen afdoende verbetering
worden gebracht Plaatselijk ophoogen en verharden zullen
slechts tijdelijk helpen. Met het oog op het drukke verkeer
over de laan, zoowel van voetgangers als van voertuigen, zal
daarom een definitieve voorziening moeten worden getroffen.
De bestrating, welke in een deel der laan reeds aanwezig is,
zal over de geheele laan moeten worden uitgestrekt.
Het komt ons daarom voor, dat evenals destijds ten aanzien
van de Heerenlaande Gasthuislaande Witte laan en de
Bloemistenlaan is geschied, thans ook aan de eigenaien van
de Witte Rozenlaan de verplichting zal moeten worden op
gelegd om tot bestrating dier laan over te gaan. Ingevolge
het bepaalde bij art. 5 van de Lanenverordening. kan echter
de lastgeving daartoe alleen van Uwe Vergadering uitgaan.
Mitsdien geven wij U in overweging aan de eigenaren van
de Witte Rozenlaan te gelasten, de geheele laan over de volle
breedte, d. i. van af de gevels of schuttingen der aanliggende
perceelen tot de boomenrij, met klinkers te bestraten op zoo
danige wijze en binnen zoodanigen termijnals nader door
ons college zal worden bepaald.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.