24 de aanlegkosten per K.W. beschikbare capaciteit het laagst zijn, maar het nadeel, dat jaarlijks relatief groote uitgaven noodig zijn voor rente en aflossing en groote leegloopver- liezen voorkomen. In het tweede geval bespaart men aan rente en aflossing, maar staat daartegenover weer het nadeel, dat deze mindere uitgaven weer grootendeels, zoo niet geheel, worden opgewogen door de grootere kosten van de geleide lijke uitbreiding. De heer Holleman wil daarom een middenweg inslaan. «Rationeel'' zegt hij »is het m. i. de capaciteit zoodanig aan te nemen dat de eerste uitbreiding vermoedelijk eerst dan behoeft plaats te hebben, wanneer de centrale een, zij het ook matig, bed rij fso verschot heeft opgeleverd, zoodat men ten gevolge van de uitbreidingskosten, later niet op nieuw voor een exploitatie verlies te staan komt." En dan verder de Groningsche inrichting tot voorbeeld nemende, wil hij voor de centrale te Leiden in eersten opzet de capaciteit aannemen, die Groningen 4 a 5 jaren na den aanvang der exploitatie zal noodig hebben, verminderd in evenredigheid van het zielental der beide gemeenten. En volgens de/e berekening komt hij voor Leiden tot een capaciteit van 320 K.W. Waar echter in Groningen geen motoren in de gasfabriek zijn geplaatst, terwijl naar de opgave van den Directeur der gasfabriek alhier voor de mechanische inrichting van onze gasfabriek in de eerste 4 a 5 jaren met een afname van 20 K.W. zal kunnen worden volstaan, zal het vermogen alsnog met. een bedrag van 20 K.W. moeten worden verhoogd. Overigens zijn er geen bijzondere locale omstandigheden, waarmede thans bij de bepaling van de capaciteit der Leidsche centrale zou behooren te worden rekening gehouden. Immers ook daar gaan wij geheel met den heer "tlollemarr mee, waar deze ten aanzien van de stroomlevering voor tractie en naar buiten nog het volgende opmerkt. »A1 is voorts de mo gelijkheid voor stroomlevering naar de omliggende gemeenten, eventueel ook voor electrische tractie niet uitgesloten, toch zou het m. i voorbarig zijn, aan deze mogelijkheden een zoodanig overwegende beteekenis toe te kennen, dat daardoor de capaciteit der centrale in eersten aanleg eene vergrooting zou moeten ondergaan. Wel is in het oog gehouden, dat de centrale voor rationeele, in het geheele stelsel passende uit breiding voor genoemde doeleinden geschikt te maken moet zijn En wij vestigen ten slotte nog uwe aandacht op deze ver klaring in het rapport, dat smet reden mag worden verwacht, dat dan (d. i bij eene beschikbare capaciteit van 340 K.W.) in geen geval uitbreiding noodig zal zijn, vóórdat decentrale een behoorlijke winst oplevert terwijl onder normale omstan digheden is aan te nemen, dat de centrale na 4 a 5 jaar volbelast zal zijn." Thans nog een woord over de plaats waar de centrale zal wor den opgericht. Feitelijk is hieromtrent reeds een keuze gedaan, immers in beginsel werd reeds beslist, dat de centrale zou worden geplaatst naast de gasfabriek. Daar toch is het benoodigde terrein beschikbaar, terwijl juist met het oog op den bouw der electrische centrale in de laatste jaren ver schillende perceelen in den omtrek wrerden aangekocht. Boven dien zal de gasfabriek een van de voornaamste afnemers van de electrische centrale zijn, terwijl eindelijk reeds meermalen op de voordeelen eener combinatie van het gas- en electrisch bedrijf, waarbij in de eerste plaats het stoom bedrijf voor com binatie in aanmerking komt, gewezen werd. De als bijlage 1 aan het rapport toegevoegde situatieteekening geeft een overzicht van de onderlinge ligging der gebouwen en doet zien dat ook voor uitbreiding van de fabriek de noodige ruimte beschikbaar is. Ketelhuis en machinekamer beide kunnen naar de westzijde worden verlengd. Bovendien is het thans op te richten gebouw, waarin voorloopig 3 ketels en 3 machines zullen worden geplaatst, zoo groot genomen dat, zonder dat uitbouw noodig zal zijn. nog 1 ketel en 1 machine zullen kunnen worden bijgeplaatst. Voorts zijn machinekamer en ketelhuis zoo breed ontworpen, dat later desgewenscht grootere typen zullen kunnen worden aan geschaft. Overigens kunnen wij geen vrijheid vinden hier nader op de technische inrichting van de .centrale in te gaan, en meenen wij de deskundige leden Uwer Vergadering te dier zake naar het rapport van den heer Holleman te mogen verwijzen. Ons college als niet deskundige zal zich gaarne naar de aanwijzingen van den heer Holleman gedragen, te meer waar de commissie voor de gasfabriek zich geheel met de door hem ontworpen plannen kan vereenigen. Slechts hierop wenschen wij nog in het bijzonder uwe aandacht te vestigen, waar het ons voorkomt te zijn een zaak van overwegend belang, dat door de opname in het project van een derde watermeter een inrichting zal worden verkregen, welke eene strenge scheiding van de bedrijfsresul taten van de gasfabriek en van de centrale zal mogelijk maken. Ook ten aanzien van het kabelnet kunnen wij kort zijn. «Aangezien het werken aan een net voor hooge spanning" zegt de heer Hollman «altijd minder gewenscht is en zoo is dit net zoodanig berekend, dat na de eerste uitbreiding der machinecapaciteit, wanneer dus 640 K. W. voor uitgifte beschikbaar is, nog ruimschoots aan de te stellen eischen voldaan wordt." Voorts toont bijlage 8 aan dat het hoofdzakelijk bestaat uit een ringleiding om den kern der stad getrokken. Het binnenste van den ring wordt nog door 3 kabelroutes doorsneden, waarvan er twee gemiddeld Oost-West en 1 ongeveer Noord- Zuid loopt, terwijl van af den ring naar buiten thans 3 en later naar behoefte meer uitloopers worden aangebracht. Het laagspanningsnet, waaraan het meerendeel der huis installaties wordt aangesloten, is uit den aard der zaak uitge breider. Toch is dit net aanvankelijk niet ruimer geprojecteerd dan voor de eerste behoefte en een voldoende spanningsver effening noodig is, om niet te vervallen in de kosten van kabels, welke naderhand blijken niet of zeer weinig belast te worden. Later kan hieromtrent beter worden geoordeeld. In de Breestraat werden aan beide zijden laagspannings- kabels geprojecteerd, omdat hier veel aansluitingen te ver wachten zijn en het telkens opbreken der straat voor het leggen der zoogenaamde spruitkabels veel last zou ver oorzaken. Zoo komen wij dan ten slotte tot die onderdeelen van het rapport, welke handelen over de begrooting der aanlegkosten en de rentabiliteitsberekening. De aanlegkosten worden geschat op: voor de gebouwen80.000. voor den stoom- en electrischen aanleg in de centralen 155.000.— voor het kabelnet132 000. voor de aanschaffing van 175 electriciteifs- meters voor verbruikers10 000. voor materiaal en montage voor 175 huisaan sluitingen 12.000.- voor diversen (directie, opzichters, teekenaars, drukloon, administratie, enz30 000 Totaal 77419.000.-" Bij het opstellen van de rentabiliteilsberekening trad de heer Holleman weder in een vergelijking met de centralen te Groningen en te Haarlem, terwiji hij met het oog op de technische resultaten, die met locale toestanden niets te maken hebben, een speciaal onderzoek instelde naar de bedrijfs- verhoudingen van de centrale te Potsdam, aangezien die merkwaardig veel punten van overeenstemmig vertoont met de hier te stichten fabriek. Voorts neemt hij als uitgangspunt van zijn exploitatiereke ning het tijdstip, waarop de fabriek volbelast zal zijn en dus de stichtingskosten tot f 500.000.— zullen zijn gestegen, met inbegrip van een bedrag van 17850.— dat geleidelijk voor den aankoop van het benoodigde terrein is betaald, maar exclusief de kosten van de electriciteitsmeters. Deze worden uit de berekening weggelaten, omdat rente, aflossing en onderhoud dezer apparaten door de meterhuur worden gedekt. De heer Holleman komt dan tot de volgende cijfers: Rente van het aanlegkapitaal 4% van ƒ500 000 'ƒ20.000.— Afschrijving, gemidd. 1^% 12.500.— Bedrijfsmaterialen 13.400. (waarbij geen rekening is gehouden met het stoomverbruik der gasfabriek dat apart wordt gemeten). Salarissen en loonen 13.500.— Onderhoud 1000.— Algemeene onkosten 1600.— Totaal ƒ62.000.— of kosten per nuttig afgegeven kilowattuur 11,8 cent. „Het tarief' dient nu zoodanig ingericht te worden," aldus eindigt de heer Holleman, „dat de inkomsten per eenheid dit bedrag iets overschrijden." Groningen maakte in het afgeloopen jaar een gemiddelden stroomprijs van 12.8 cent. Neemt men dien prijs ook voor Leiden aan, waarbij in het oog dient gehouden te worden, dat die prijs zeer laag is, dan zal de opbrengst ƒ67000.— bedragen en dus de exploitatie een overschot leveren van 5000.— De conclusie van het rapport, waarbij wij ons gaarne aansluiten, luidt ten slotte als volgt: «De hoofduitkomsten der voorafgaande berekeningen nog eens te samen vattendheb ik de eer uw college voor te stellen 1J. De electriciteitsfabriek te doen bouwen op het terrein der stedelijke gasfabriek overeenkomstig het situatieplan (bijlage 1); 2°. Het gebouw in eersten aanleg in te richten voor op name van: 4 waterbuisketels, elk voor een normale capaciteit van 2500 KG. stoom per uur, benevens 4 turboalternatoren, 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 6