23
dan 10 Liter van eenige dier stoffen gezamenlijk aanwezig
zijn, te rooken, licht te branden of vuur te hebben.
Jn de onmiddellijke nabijheid van elke plaats, waar die
stoffen zich bevindenmoet steeds eene hoeveelheid zand aan
wezig zijnvoldoende om bij het in brand geraken van die
stoffen tot blussching te kunnen dienen."
Artikel 24t>is; »De verbodsbepalingen van de artikelen 23,
23bis en 24 blijven buiten toepassing in het geval, dat de al
daar genoemde stoffen zijn opgeslagen in eene bewaarplaats,
ten aanzien waarvan is voldaan aan de voorschriften, vervat
in de hinderwet en tot de oprichting waarvan krachtens die
wet vergunning is verleend".
Art. 5.
In de artikelen 25, 26, 27 en 28 wordt gelezen in plaats
van »23": »23 en 23bis";
in plaats van »23a": »23" en
in plaats van »23b": »23bia".
Art. 6.
In artikel 30 sub b. wordt achter «inspecteur" ingevoegd:
«en den opzichter en in plaats van »en 18" gelezen: »18,
23 en 23b"".
Art. 7.
In de strafbepaling van artikel 32, Iste lid wordt gelezen
in plaats van »20«": »20bis'; in plaats van »24»24, 2e lid"
en achter »23": »23bia, 24, late üd".
Art. 8.
Artikel 32, 2e lid wordt gelezen als volgt:
«De overtreding van de artikelen 23 en 23bia kan boven
dien worden gestraft met verbeurdverklaring van hetgeen
boven de daarbij bepaalde hoeveelheid in of op een perceel
aanwezig isvoor zoover het den veroordeelde toebehoort, als
mede van de voorwerpen, waarin het aanwezig is, voor zoover
die den veroordeelde toebehooren.
N°. 45. Leiden, 20 Februari 1906.
Bij uw besluit van 13 October 1904 (Zie Ingek. Stukken
n°. 220) werd door U besloten tot de oprichting van een elee-
trische centrale, waarvan de kosten een bedrag van f 480000.—
niet zouden overschrijdenvoorts om commissarissen der
stedelijke gasfabriek uit te noodigen zoodanige voorstellen in
te dienen als noodig zouden zijn om tot de uitvoering van
dit besluit te geraken. Daarna werden commissarissen bij
Raadsbesluit van 18 Mei van het vorige jaar (Zie Ingek.
Stukken n°. 116) gemachtigd tot eene uitgave van f 10000.
voorloopig te bestrijden uit de exploitatie-rekening van de
gasfabriekten einde tot het ontwerpen der plannen te kun
nen overgaan.
Thans bieden bij nevensgaand schrijven commissarissen de
ontworpen plannen aan, met het verzoek deze aan uwe goed
keuring te willen onderwerpen.
Uit dat schrijven blijkt, dat commissarissenna de ontvangen
deskundige voorlichting van de heeren Gl itters, onder-directeur
der fabrieken voor gas en electriciteit te Rotterdam, Doyer
electro-technisch ingenieur te Rotterdam en van Doesburgh,
Directeur der Stedelijke Gasfabriek, alhier, het draaistroom
systeem voor de Leidsche centrale het meest gewenscht hebben
geacht en den heer F. A. Dolleman Jr., electro-technisch in
genieur, hebben opgedragen plannen voor een electrieiteits-
fabriek voor Leiden naar dit systeem te ontwerpen.
Het rapport van den heer Holleman en de daarbij behoo-
rende teekeningen zijn in de Leeskamer ter inzage nedergelegd.
Het is duidelijk, dat ons college als niet-deskundige zich
hier niet in een kritiek, zelfs niet in eene beoordeeling van
dit in hoofdzaak technisch rapport zal begeven. Wij meenen
daarom te mogen volstaan met de verklaring, dat wij met
genoegen van den inhoud van het heldere uitvoerige en,
naar het ons voorkomt, degelijke stuk hebben kennis ge
nomen en ons dan ook zonder eenig bezwaar bij de conclusies,
waartoe de overwegingen van den heer Holleman hem hebben
geleid, aansluiten.
Dit mag ons intusschen niet weerhouden alsnog een oogen-
blik bij enkele onderdeelen van het rapport stil te staan en
u meer in het bijzonder ten aanzien van de resultaten, welke
van het electrisch bedrijf hier ter stede mogen worden verwacht,
eenige nadere inlichtingen te verstrekken, welke in December
van het vorige jaartoen de heer Holleman zijn rapport afsloot,
door dezen nog niet konden worden verschaft.
Hoewel nu de heer Holleman krachtens de hem gegeven
opdracht zoowel aan een maximaal kostenbedrag als aan een
bepaald systeem van stroomlevering gebonden was, heeft hij
niettemin gemeend in zijn rapport nog kortelings te moeten
uiteenzetten, waarom ook naar zijn meening het draaistroom
systeem voor Leiden als het aangewezene mag worden be
schouwd.
Wij hebben het daaromtrent in het rapport voorkomende
met zooveel instemming gelezen, dat wij meenen goed te doen
het hier nog eens in zijn geheet te laten volgen.
«Practisch", zegt de heer Holleman, «komt het hoofdonder
scheid tusschen de beide in aanmerking komende stelsels
daar op neer, dat met draaistroom op veel grootere afstanden
een winstgevende stroomlevering mogelijk is, dan men met
gelijkstroom kan bereiken of, wat op hetzelfde neerkomt, dat
men bij een betrekkelijk klein stroomleverïngsgebied, eerder
in staat is, groote onverwachte stroomhoeveelheden in een
willekeurig punt van het net met voordeel af te geven. Voor
kleine, dicht in elkaar gebouwde plaatsen, met eene niet te
excentrisch gelegen centrale, en waar men reeds vooraf zeggen
kan, dat geen groote afnemers op onverwachte plaatsen zullen
voorkomen, vervalt dus het voornaamste voordeel van een
draaistroom. Letten wij nu op het karakter der stad, dan is
er reeds zoolang men enkel stroomlevering binnen de grenzen
der gemeente Leiden op het oog heeft, zeer veel voor te
zeggen om, bij de aangenomen plaats der centrale (het terrein
van de gasfabriek), het draaistroomstelsel te kiezen. Zoodra
men evenwel de stroomlevering ruimer wenscht op te vatten,
met name ook de gestichten Rhijngeest, Endegeest, en enkele
omliggende gemeenten in het verzorgingsgebied wil betrekken,
dan verdient het draaistroomsysteem zonder eenigen twijfel
de voorkeur.
De stroomlevering is dan mogelijk zonder maatregelen,
welke buiten het gekozen systeem vallen en men behoudt
dus de zoo wenschelijke eenvoud en eenvormigheid van het
bedrijf, terwijl de uitbreidingskosten het geringst zijn. Dat
de ruimere opvatting alles vóór heeft, wil men tot een flinke
ontwikkeling van het bedrijf geraken, behoeft wel geen nader
betoog."
De heer Holleman ziet dan verder nog de bijkomende om
standigheden onder het oog en wijst er op, dat waar in Leiden
tamelijk veel motoraansluitingen verwacht mogen worden en
des nachts toch stoombedrijf voor de gasfabriek noodig is, de
in het algemeen aan gelijkstroom verbonden voordeelen hier
weinig gewicht in de schaal leggen. Immers met het oog op
de bediening van de gasfabriek zal het bedrijf ook des nachts
niet kunnen worden stilgezet en terwijl voor de lichtverbrui-
kers draaistroom en gelijkstroom als gelijkwaardig zijn te
beschouwen, is ten aanzien van de motoren het draaistroom
systeem eer voordeelig. omdat de draaistroommotor het
eenvoudigst denkbare werktuig is. En waar nu het welslagen
van de Leidsche centrale voor een goed deel ook van het
aantal motoraansluitingen zal afhangen, verdient ook om deze
reden het draaistroomstelsel zeker alleszins de voorkeur.
Wat voorts de capaciteit van de te bouwen centrale betreft,
wijst de heer Holleman er op, dat sinds het verschijnen van
het rapport van de heeren van Doesburgh en Doyer in Maart
1901, ook in ons land meerdere centralen zijn gebouwd, die
een punt van vergelijking met de onze kunnen uitmaken.
Terwijl toch de heeren van Doesburgh en Doyer zich in hoofd
zaak moesten baseeren op de statistieken der buitenlandsche
centralenzijn er thans ook Nederlandsche electriciteits-fa-
brieken in steden van ongeveer gelijken omvang, die tot
maatstaf kunnen dienen. Wij bedoelen die in de gemeenten
Groningen en Haarlem. En nu bleek den heer Holleman, dat
op 31 December 1904, toen beide centralen ongeveer even
lang, dat is ruim 2 jaar, in exploitatie waren, in Groningen
een maximaal aantal gelijktijdig brandende lampen bereikt
was, overeenkomend met een vermogen van 275 kilowatt,
terwijl dit cijfer in Haarlem slechts 123 K.W. bedroeg.
Bedenkt men nu, dat al moge Groningen misschien in
eenigszins gunstiger positie verkeeren dan Haarlemde locale
omstandigheden in beide gemeenten toch niet sterk uiteen-
loopen, dan is het duidelijk, dat dit zoo belangrijk verschil
in de afgeleverde stroomhoeveelheden bijna uitsluitend aan
het zooveel lagere tarief van Groningen moet worden toege
schreven.
«Het ligt dan ook in de bedoeling", zegt de heer Holleman,
«voor Leiden een tarief vast te stellen, dat ongeveer dezelfde
gemiddelde ontvangst per eenheid zal opleveren, als te
Groningen; niet alleen is dit in het belang der onderneming,
doch het groote nut der electriciteit komt voor de burgerij
eerst dan tot zijn recht, als de stroom tegerr lagen prijs be
schikbaar gesteld wordt."
Bij de bepaling van den opzet der centrale hangt het er
dan verder veel van af, of men de capaciteit zóó ruim zal
nemen, dat er naar alle waarschijnlijk in de eerste jaren
geen uitbreiding noodig zal zijn dan wel of men het ver
mogen zoo zal kiezen, dat vermoedelijk reeds na 1 of
jaar tot het bijplaatsen van machines zal moeten worden
overgegaan. In het eerste geval heeft men het voordeel, dat