DONDERDAG 25 JANUARI 1906. 19 Aan de orde is: I. Benoeming van eene onderwijzeres aan de school der 3de klasse N°. 6. (Zie Ing. St. n°. 19). De Voorzitter. Mag ik de heeren van Hamel, P. J. Mulder, Zaalberg en Timp verzoeken het stembureau uit te maken? De uitslag der stemming is, dat met algemeene stemmen (28) wordt benoemd Mej. J. C. Plasschaert. De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor de verleende medewerking. II. a Herstemming over het tweede amendement van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen op het voorste] in zake de invoering van geneeskundig toezicht op de lagere scholen; b. Voortzetting van de behandeling van het voorstel in zake het invoeren van geneeskundig toezicht op de lagere scholen voor on- en minvermogenden. (Zie Ing. St. n°. 152 en 293 van 1905 en 1 van 1906.) De heer Vergouwen. M. d. V. Slechts een enkele vraag om opheldering over de door U voorgestelde vraagpunten. Het tweede vraagpunt zal nu uitspraak doen, of het toezicht zich zal uitstrekken ook tot de bijzondere scholen. Wanneer dit wordt aangenomen, wil dit dan zeggen, dat dit toezicht op de bijzondere scholen verplicht is, zooals het is voorge steld door den heer Fockema Andreae of zooals het wordt voorgesteld door B. en W. De Voorzitter. Verplicht is het toezicht niet; de uitwer king van het beginsel wordt in art. 1 van de Verordening gegeven. Ik was eigenlijk van meening, dat de Raad impli- cite had beslist, dat er geneeskundig toezicht op de bijzon dere scholen zou zijn, door de stemming over het amendement van den heer van Gruting. üm alle misverstand te voorkomen heb ik echter gemeend dat het beter was die vraag afzon derlijk aan het oordeel van den Raad te onderwerpen. Meent U echter, dat reeds in beginsel hiertoe is besloten en dat dus het tweede vraagpunt moet vervallen, dan zou de regeling van het toezicht op de bijzondere scholen bij art. 1 van de Verordening opnieuw ter sprake komen. Was dit uwe bedoeling De heer Vergouwen. Ja, M. d. V. De Voorzitter. Dan zal het tweede vraagpunt nu kunnen vervallen. Daartoe wordt bij acclamatie besloten. De Voorzitter. Dan zal nu nog moeten worden uitgemaakt, ol het toezicht op de bijzondere scholen en op de openbare scholen zich zal uitstrekken over alle lagere scholen. Wanneer men dit laatste wil, dan moet men stemmen voor het amen dement van de Commissie voor de Huishoudelijke Verorde ningen; wil men het toezicht alleen beperken tot de scholen voor on- en minvermogenden, dan moet men zich vereenigen met het voorstel van Burg. en. Weth. De heer Aalberse. M. d. V. Tot mijn grooten spijt heb ben wij nog niet ontvangen het stenografisch verslag van de vorige vergadering en hebben wij dus alleen een onvolledig courantenverslag kunnen raadplegen. Heb ik het nu goed begrepen, dat het nu alleen gaat om het eerste gedeelte, dus alleen littera a, van het amendement van den heer Fockema Andreae, en niet om hetgeen staat onder littera bi De Voorzitter. Het gaat over de vraagpunten, thans vraagpunt I, vervat in de eigen woorden van het amendement van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen, alleen over a. Het niet verschijnen van het stenografisch verslag is enkel te wijten aan ziekte van den stenograaf, den heer van den Berg. Littera a wordt hierop in stemming gebracht en met 15 tegen 13 stemmen aangenomen. Voor stemmen de heeren: v. Gruting, Fockema Andreae, Reimeringer, Aalberse, Paul, v. d. Lip, v. d. Vlugt, de Boer, Zaalberg, P. J. Mulder, Zwiers, Sijtsma, Vergouwen, Witmans, Fokker. Tegen stemmen de heeren: Kerstens, Korevaar, v. Hamel, Timp, Driessen, de Goeje, Bots, Le Poole, v. d. Eist, v. Tol, de Vries, Hasselbach en Bosch. De Voorzitter. Er is dus nu uitgemaakt, dat het genees kundig toezicht zich zal uitstrekken over alle lagere scholen, zoowel bijzondere als openbare. Nu komt vraagpunt III aan de orde, namelijk of het toezicht zal worden uitgeoefend door drie schoolartsen. Dit vraagpunt wordt in stemming gebracht en met 19 tegen 9 stemmen verworpen. Tegen stemmen de heeren: Kerstens, Korevaar, Fockema Andreae, Timp, Driessen, Reimeringer, de Goeje, Paul, v. d. Lip, Bots, v. d. Vlugt, Le Poole, Zaalberg, P. J. Mulder, v. Tol, Vergouwen, de Vries, Hasselbach en Bosch. Voor stemmen de heeren: van Hamel, van Gruting, Aalberse, de Boer, v. d. Eist, Zwiers, Sijtsma, Witmans en Fokker. De Voorzitter. Nu komt 'aan de orde het vraagpunt, of het onderzoek zal geschieden door twee schoolartsen. In stemming gebracht verklaren zich daarvoor 14 en daar tegen eveneens 14 leden. Voor stemmen de heeren: Zwiers, Sijtsma, Witmans, Fokker, van Gruting, Fockema Andrese, Reimeringer, de Goeje, Aal berse, van der Lip, van der Vlugt, de Boer, van der Eist en Zaalberg. Tegen stemmen de heeren: P. J. Mulder, van Tol, Ver gouwen, de Vries, Hasselbach, Bosch, Kerstens, Korevaar, van Hamel, Timp, Driessen, Paul, Bots en Le Poole. De Voorzitter. Aangezien de stemmen staken moet de stemming over dit vraagstuk in de volgende vergadering opnieuw plaats hebben, en aangezien wij in art. 1 alweder dadelijk die quaestie omtrent het aantal schoolartsen krijgen, moet de verdere behandeling van deze zaak opnieuw worden uitgesteld. III. Vaststelling van het verslag aan Gedeputeerde Staten omtrent het gebruik van de voor Schoolkindervoeding toe gestane subsidie. (Zie Ing. St. n°. 25). De Voorzitter. Bij dit punt moet eene kleine rectificatie worden gegeven. Er schijnt nl. eenig misverstand te bestaan omtrent het getal kinderen, dat gevoed wordt op de school van den heer van der Heijde. De heer van der Heijde beweert, dat slechts twee van zijne leerlingen van die kinder voeding hebben genoten, terwijl het verslag spreekt van een getal van 10 kinderen. Ik geloof, dat het aan de waarde van het verslag niet veel zal afdoen, wanneer wij overeenkomstig den wensch van den heer van der Heijde voor zijne school twee kinderen aannemen, die in de termen vielen van school- voeding en de overige 8 verdeelen over een van de scholen 4de klasse. Met deze rectificatie stel ik voor het verslag goed te keuren. Het verslag wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. IV. Verzoek van Regenten der R. K. Armen en van het Wees- en Oudeliedenhuis om goedkeuring van een stratenplan voor het terrein langs den Oegstgeesterweg, kad. bekend Sectie L. nis. 620, 621 en 622. (Zie Ing St. no. 24.) Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel van Burg. en Weth. besloten. V. Voorstel tot het onttrekken aan den openbaren dienst van terreinen aan de Lammermarkt, de le Binnenvestgracht, de Nieuwe Beestenmarkt en de Beestenmarkt en verpachting dier terreinen ten behoeve van standplaatsen op de kermis. (Zie Ing. St. no. 23). De heer Witmans. M. d. V. Tegen deze voordracht zeil heb ik geen bezwaar, maar ik wilde in verband hiermede iets vragen, aangezien in de kermis week langs den Apothekersdijk ook kramen worden geplaatst, waardoor de menschen, naar en van de kermis gaande, hun weg langs die gracht nemen, waardoor de neringdoende winkeliers in de Haarlemmerstraat schade lijden. Ik zou dus in overweging willen geven geen kramen meer te laten plaatsen op den Apothekersdijk, doch deze een andere plaats aan te wijzen. De Voorzitter. Wij zullen dit punt met den Algemeenen Marktmeester bespreken. De heer Bosch. M. d. V. Ik zou ook op iets willen wijzen, dat met deze zaak samenhangt. Er is reeds meermalen over gesproken. In de toelichting tot dit punt staat, dat de kramen mogen worden opgericht van af Vrijdag vóór het begin der kermis. Dat is een goed voorschrift, maar er wordt weinig de hand aan gehouden; men begint wel eens reeds op Woensdag te bouwen. Ik ben zoo vrij daarom nogmaals aan Burg. en Weth. te verzoeken te bevorderendat zoo laat mogelijk in de week vóór de kermis met bouwen wordt begonnen. De Voorzitter. U begrijpt, dat Burg. en Weth. in deze het heft in handen hebben. De Algemeene Marktmeester heeft echter wel eens in bijzondere gevallen afwijking van den regel toegestaan. Wij zullen echter nagaan, of dat niet algeheel of anders zooveel mogelijk kan worden beperkt. VI. Verzoek van L. Meeuwenoord ter bekoming van erf dienstbaarheid van uitweg over den berm van den Haarlem-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 3