DONDERDAG 15
FEBRUARI 190(3.
31
Tegen stemmen de heeren: de Goeje, Bosch, de Boer,
van der Eist, van der Lip, van Tol, HasselbachEerstens,
Korevaar, Le Poole, Driessen, A. Mulder, Bots en Fockema
Andreae.
Vóór stemmen de heeren: Reimeringer, Zaalberg, Zwiers,
Witmans, Fokker, Aalberse, van der VlugtMeulemanvan
Hamel, van Gruting, Paul en Sijtsma.
Art. 5, met de nader voorgestelde wijzigingen, wordt daarop
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Art. 6 wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 7 luidende:
«Geeft een onderzoek, als bedoeld in art. 3, aanleiding om
geneeskundige behandeling van den betrokken leerling wen-
schelijk te achten, dan geeft het hoofd der school hiervan
schriftelijk kennis aan de ouders of verzorgers.
Het hoofd der school gaat nawelk gevolg aan deze mede-
deeling is gegeven en maakt van zijne bevinding hieromtrent
melding aan den schoolarts.
Is de schoolarts van oordeeldat aan zulk een verzoek
geen of onvoldoende gevolg wordt gegeven, dan zendt hij
daarvan bericht aan Burgemeester en Wethouders."
De Voorzitter. Hierop is ingediend een amendement dooi
de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen om de
'2e en 3e alinea te laten vervallen.
De heer Fockema Andreae. Wat art. 7 lid 2 en 3 betreft, het
komt ons voor, dat hierbij eigenlijk geen publiek belang betrok
ken is. Er staat in alinea 2»Het hoofd der school gaat na welk
gevolg aan deze mededeeling is gegeven en maakt van zijne
bevinding hieromtrent melding aan den schoolarts." Waar
voor? Men raadt hier geneeskundige behandeling van den
leerling, dien het geldt, in zijn belang; er is eene waar
schuwing gegeven aan de ouders, en willen de ouders nu
die waarschuwing in den wind slaandat is voor hunne
verantwoor ding. Evenzoo is het met de laatste alinea van art.
7: »ls de schoolarts van oordeel, dat aan zulk een verzoek
geen of onvoldoend gevolg wordt gegevendan zendt hij daar
van bericht aan Burg. en Weth." Wat zullen Burg. en
Weth. dan doen? Zullen zij aan de ouders zeggen: ik ver
kies, dat gij uw kind medisch laat verzorgen? Daartoe heb
ben zij geen recht en wij gaan daarmede buiten de bedoeling
van de verordening.
De Voorzitter. Als ik de Commissie wel begrijp, dan
ziet zij hierin een inbreuk op de persoonlijke vrijheid, maar
toch is dat de bedoeling niet. Het blijft bij een bericht aan
Burg. en Weth.; dus wanneer de Commissie dat niet vol
doende vindt, dan zou men kunnen zeggen, dat het artikel
weinig zal uitwerken. Maar toch zou ik willen vragen, wat
er tegen kan zijn? Het kan misschien een zachte drang zijn
voor de ouders, als zij weten, dat rapport wordt ingediend
aan den arts en door dezen weder aan Burg. en Weth., om
te doen wat de arts in het belang van het kind noodig oor
deelt. Al mag dat dan geen maatregel zijn, waardoor Burg.
en Weth. tegen verzuim kunnen optredenhet is toch uit
een hygiënisch oogpunt van belang, dat Burg. en Weth.
bekend zijn met alle omstandigheden, welke de kinderen,
die op school zijn, betreffen, met name inzake den gezond
heidstoestand. In het belang van een regelmatige uitvoering
geloof ikdat deze maatregel aanbeveling verdient.
De heer Van der Lip. M. de V. Ik had mij deze bepaling
niet zoo onschuldig gedacht als U het voorstelt, voorname
lijk wat betreft al. 3. U hebt gezegd, dat het alleen dient
voor de statistiek; ik heb echter in die bepaling iets anders
gelezen nl. dat Burg. en Weth., wanneer zij vernemen dat
aan den wenk van den schoolarts geen gevolg wordt gegeven,
den een of anderen maatregel zullen nemen.
En dat ligt ook, dunkt mij, in de bepaling van lid3 want,
wanneer aan de waarschuwing wel voldoende gevolg wordt
gegeven, dan ontvangen Burg. en Weth. geen bericht, terwijl
toch, wanneer het de statistiek betrof, dat in beide gevallen
zou moeten gebeuren. Nu er alleen aan Burg. en Weth. be
richt wordt gezonden, wanneer aan den wenk van den school
arts geen of geen voldoend gevolg is gegeven, moet deze be
paling zoo opgevat worden, dat dan Burg. en Weth. die ouders
wel zullen krijgen.
Wanneer het nu alleen voor de statistiek is, dan heb ik
er geen overwegend bezwaar tegenmaar ik wil er toch op
wijzen, dat in andere artikelen toch dezelfde meedeeling aan
Burg. en Weth. iets anders moet beteekenen.
Immers, wanneer b.v. in een ander artikel staat, dat
wanneer een kind van de school verwijderd moet worden,
aan Burg. en Weth. bericht wordt gegeven, wanneer daar
aan geen gevolg wordt gegeven, kan dit niet anders be
teekenen, dan dat Burg. en Weth. dan geroepen zijn het
hoofd der school tot zijn plicht te brengen. Maar wanneer
hier deze bepaling werkelijk zoo onschuldig is als u zegt,
dan heb ik er, in het licht uwer toelichting, minder be
zwaar tegen.
De heer Fockema Andre/E. Ik neem niet aan, dat deze be
paling zoo onschuldig kan zijn. Men legt hier het hoofd van
de school de verplichting op om na te gaan, welk gevolg er
gegeven wordt aan het advies. Hoe kan hij dat anders nagaan,
dan door zich te wenden tot den huisarts, die zeggen kan
gij hebt met de zaken van mijn patiënt niet te maken; of
door naar de ouders, die kunnen zeggen: het gaat u niet aan.
Dat wordt een soort inquisitie. En stelt men zich alleen op het
standpunt van het gemeentebelang, dan leggen wij den open
baren onderwijzers een last op, die misschien niet gering is.
Dus zoo onschuldig vind ik dit niet. En er kan toch ook vol
strekt geen gevolg mede worden beoogd, want U zult wel met
mij eens wezen, dat wij niet gerechtigd zijn te zeggen, welke
geneeskundige behandeling de ouders aan hunne kinderen
zullen doen ten deel vallen. Dat zal veel rapporten en geschrijf
geven en daarvan bestaat reeds veel te veel.
De Voorzitter, ik kan maar niet inzien, welk bezwaar tegen
deze bepaling bestaat. Om het nut van een maatregel te kunnen
beoordeelen, moet men toch kunnen nagaan, op welke wijze
die werkt; ik kan niet inzien, dat er eenig bezwaar kan zijn
tegen een administratieven maatregel, waarvan het gevolg is,
dat aan Burg. en Weth. bericht toekomt. Indien de huisarts
aan het hoofd geen inlichtingen wil geven, welnu, dan krijgt
hij die niet en dan is het uit. Mij dunkt echter, dat een par
ticuliere arts in dit geval wel zal willen meedeeleri aan het
hoofd der school, op welke wijze een kind geneeskundig is
behandeld en met welk resultaat. Indien men dat weet en dat
wordt medegedeeld, welk bezwaar is er dan tegen, dat Burg.
en Weth. dat ook weten? Het is een kwestie van administratie,
maar als men achter alle bepalingen dwang wil zoeken en
daarin ook vinden, dan zijn er nog wel voorschriften in de
verordening, die daartoe meer aanleiding geven. Onze bedoeling
is echter alleen, na te gaan de volledige werking van de ver
ordening, en uit dat oogpunt kan ik niet inzien, dat tegen
deze bepaling bezwaar kan rijzen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van de Commissie voor de Huishoudelijke
Verordeningen, in stemming gebracht, wordt verworpen met
18 tegen 8 stemmen.
Tegen stemmen de heerende Goeje, Bosch, de Boer, van
der Eist, van Tol, Reimeringer, Zwiers, Hasselbach, Witmans,
Fokker, Aalberse, van Hamel, Eerstens, Eorevaar, Driessen,
A. Mulder, Sijtsma en Bots.
Voor stemmen de heeren: van der Lip, Zaalberg, van der
Vlugt, Meuleman, van Gruting, Le Poole, Paul en Fockema
Andreae.
Art. 7 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Artt. 8—10 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging
en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over art. 11, luidende:
«Onder «besmettelijke ziekten" verstaat deze verordening
behalve de ziekten genoemd in art. 1 der wet van 4 December
1872 (Staatsblad N°. 134): mazelen, roode hond, kinkhoest,
bof, waterpokken, favus capitis et corporis, alopecia areata,
trachoma, conjunctivitis follicularisbesmettelijke conjunc-
tivitiden. trychophytia capitis et corporis, microsporia en pedi
culosis capitis et corporis, erysipilas, besmettelijke angina,
lupus, open tuberculeuse aandoeningen en luetische aan
doeningen."
De heer van der Vlugt. M. d. V. Ik wensch nog eene
vraag te doen betreffende de mazelen.
Ik meen wel eens gehoord te hebben, dat van de lijst der
besmettelijke ziekten, die het aanplakken van een biljet aan
de huizen ten gevolge hebben, indertijd niet zonder goede
reden de mazelen zijn geschrapt; om deze reden namelijk,
dat mazelen besmettelijk zijn in een tijdperk, waarin de
ziekte nog niet kan worden geconstateerd. Als dat werkelijk
zoo is, dan zou ik wel willen vragen: wanneer men mazelen
van die lijst heeft geschrapt, waarom men het dan hierin
heeft gezet? Verzet zich diezelfde reden nu ook niet tegen
het opnemen van mazelen in deze lijst?
De Voorzitter. Ik merk op, dat U zeer terecht herinnert
dat uit de wet op de besmettelijke ziekten de mazelen inder
tijd zijn geschrapt; maar aan den anderen kant is er blijk
baar eene beweging om de mazelen weer in die wet op te
nemen. Onder deze omstandigheid meen ik, dat de stadsdoc
toren verstandig hebben gedaan om hier de mazelen weer
bij op te nemen.
De heer van der Vlugt. Ik dank U voor Uwe inlichtingen,
mijnheer de Voorzitter; die laatste bijzonderheid was mij
niet bekend.