9 deze gemeente vastgestelde uitbreidingsplan en goedkeuring daarvan, niettemin ingevolge art. 1 van de Bouwverordening noodig, kan dan ook in dit geval als een formaliteit worden beschouwd. De kleine uitzondering, waarop wij doelden is de volgende. Blijkens de aangegeven stippellijn c. d. is het de bedoeling van aanvragers om het strookje grond c. d. e. aan het einde van de ontworpen 2e dwarsstraat voorloopig tot openbaren weg te bestemmen en de rooilijn van de straat voorloopig langs de stippellijn c. d. te doen loopen. Dit nu kan, naar het ons met de commissie van fabricage voorkomt, ook als tijdelijke toestand niet worden toegestaan. De rooilijn behoort, ter voor koming van latere moeielijkheden, van den aanvang af langs de lijn c. e. te loopen. Indien dientengevolge een te smal stukje straat overblijft om een behoorlijken toegang tot de daar te bouwen huizen te vormendan behoort door aanvragers in overleg met den eigenaar van het aangrenzende terrein in dit euvel te worden voorzien. Wij geven U dus in overweging het ingediende plan goed te keuren onder dit voorbehoud, dat de rooilijn van de 2e dwarsstraat van den aanvang af zal loopen in de richting c. e. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth van Leiden. No. 25. Leiden, 17 Januari 1906. Ingevolge art. 11 van het Koninklijk Besluit van 19 Novem ber 1900 (Staatsblad No. 202.), is de Gemeenteraad verplicht, binnen twee maanden na het verstrijken van het dienstjaar aan Gedeputeerde Staten Verslag uit te brengen aangaande de wijze, waarop het op de gemeentebegrooting voor school kindervoeding toegestaan bedrag is besteed. Wij geven U in overweging ter voldoening aan dit voor schrift het volgende verslag te dezer zake aan Gedeputeerde Staten uit te brengen. »De op de begrooting voor het dienstjaar 1904 voor school kindervoeding uitgetrokken som van f 500.— werd als sub sidie uitgekeerd aan de vereeniging «Schoolkindervoeding," die zich het verstrekken van voeding aan kinderen ter be vordering van schoolbezoek ten doel stelt. De vereeniging verstrekt alleen aan die kinderen voeding, die uit hoofde van gebrek aan voeding niet of niet trouw ter school komen of van wie het te verwachten is, dat zij zonder verstrekking van voeding niet geregeld de school zullen blijven bezoeken. De kinderen, welke voor het ontvan gen van voeding in aanmerking komen, worden aangewezen door de hoofden der scholen. in het vereenigingsjaar Mei 1904 Mei 1905 ving de voeding aan op 5 December 1904 en eindigde zij op 10 Maart 1905. In dat jaar hebben 519 kinderen voeding genoten (d. i. ruim 100 meer dan het vorige jaar), n. 1.: 125 van de openbare lagere school der 4e klasse N°. 2, hoofd de heer Dikshoorn: 94 van de openbare lagere school der 4e klasse, N°. 1, hoofd de heer Hoeks; 10 van de openbare lagere school der 3e klasse, N°. 4, hoofd de heer Van der Heijde; 85 van de Roomsch-Ivatholieke school in de Pelikaanstraat, hoofd Mej. Schmedding; 54 van de school van de Vereeniging voor Christelijk onder wijs ten behoeve van on- en minvermogenden, hoofd de heer de Lange; 111 van de Roomsch-Katholieke Jongensschool, hoofd de heer Kuijpers; en 40 van de school in het gesticht »de Voorzienigheid", hoofd Mej. Waterreus. De verstrekking van voedsel had driemaal per week recht streeks aan de kinderen zeiven plaats, buiten de gewone schoollokalen, en wel in het gebouw der vereeniging van den H. Vincentius a Paulo, waar twee lokalen zeer welwillend ter beschikking werden gesteld. De inkomsten der vereeniging beliepen f 1818.23, waarvan f 1318.23 aan contributies en f 500.aan subsidie van de gemeente werd genoten. Uitgegeven werd een bedrag van f 2020.075, n.l. ƒ1730.40 voor warm voedsel, f 117.92 voor brood en f 171.755 voor uitgaven van allerlei aard. Aan de kinderen werden o. a. verstrekt 22790 porties soep en 1098 brooden. De voorwaarden, bedoeld in art. 10 van het Kon. Besluit van 19 November 1900 (Staatsblad N° 202) werden door de vereeniging behoorlijk nageleefd." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1906 | | pagina 3