DONDERDAG 21 DECEMBER 1905. 185 van de verordening, die geheel aan Burg. en Weth. is overge laten. Het is dus ook rationeel en overeenkomstig de Veror dening, dat dit verzoek door Burg en Weth. wordt afgedaan. De heer Witmans. M. d. V. Zou ik ten aanzien van dit adres iets in het midden mogen brengen? Ik weet wel, dat dit ter beschikking van Burg. en Weth. is,.... De Voorzitter. Er is nog geen beschikking van Burg. en Weth., waarvan trouwens appèl op den Raad niet is toe gestaan; maar u zoudt daaromtrent wel iets in het midden kunnen brengen, en mocht afwijzend worden beschikt, dan zou deze zaak desverlangd nader aanhangig kunnen worden gemaakt. Het komt mij echter voor, dat de afdoening daarvan geheel bij ons College berust, en eenig oordeel van den Raad thans in deze niet noodig, ja zelfs minder regelmatig is. Wilt u daaromtrent reeds nu iets zeggen, dan is daar tegen op zichzelf geen bezwaar. De heer Witmans. M. d. V. Ik zal zeer kort zijn. Ik heb geweten, dat dit adres zou komen en heb daarom het woord gevraagd. Ik geloof, dat de bedoeling van de adressanten is, om de privaten op de verschillende riolen of putten aan te sluiten, maar niet, wat het aantal perceelen betreft. Nu schijnt het, dat met onder- en bovenhuizen rekening wordt gehouden en met enkele woningen niet. Daarom spreken adressanten van 11/2 beerput; dat staat in verband met de huizen, die naast hunne huizen staan. Ik zal er echter nu maar niet verder op ingaan, omdat het toch geheel en al ter beschikking van Burg. en Weth. is. Overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter wordt het verzoek gesteld in handen van Burg. en Weth. ter afdoening. 14°. Motie van de heeren K. Sijtsma en Mr. A. v. d. Eist op het voorstel in zake het invoeren van geneeskundig toe zicht op de scholen voor on- en minvermogenden. Dit stuk gedrukt en aan de leden rondgedeeld, zal worden behandeld bij punt 8 der agenda. De Voorzitter deelt alsnog mede: 1°. dat de navolgende pensioenen zijn verleend: a. aan M. C. Kouw, weduwe van J. de Nie, in leVen boekhouder van de gestichten sEndegeest" en «Rhijn- geest", tot een bedrag van 455.— isjaars, met in gang van 25 December 1905. b. aan J. J. Huber, eervol ontslagen brugwachter 2e klasse, tot een bedrag van ƒ103.— 'sjaars, met in gang van 1 Januari 1906. c. aan L. F. F. Meyboom, weduwe van Dr. J. C. Th. Scheffer, in leven Geneesheer-Directeur van de ge stichten «Endegeest" en »Rhijngeest", tot een bedrag van ƒ840.— 'sjaars, met ingang van 22 Januari 1906. 2°. dat op 18 December j.l. heeft plaats gehad de opneming der boeken en kas van den gemeente-ontvanger, waarvan proces verbaal in dubbel is opgemaakt en dat 1 exemplaar daarvan aan de Gedeputeerde Staten is toegezonden en een exemplaar ter inzage van de leden in de Leeskamer is nedergelegd. 3°. dat op 13 en 15 December j.l. ambtelijke bezoeken zijn afgelegd aan het Academisch Ziekenhuis, de Stadsbank van Leening en het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis. en 4°. dat op 5 Januari a. s., des namiddags van 2 tot 4 uur, ten Raadhuize eene verkiezing zal plaats hebben van één lid van de Kamer van Koophandel en Fabrieken en dat volgens den rooster in het stembureau zitting zullen hebben de heeren J. P. J. Driessen en Mr. P. J. M. Aalberse, met den Burge meester als Voorzitter. Alle overige raadsleden kunnen als plaatsvervangers optreden van de heerenDriessen en Aalberse. Vervolgens is aan de orde: II. Voorstel tot continuatie van Mej. J. A. Kits van Heijningen als tijdelijk leerares in de Natuur- en Scheikunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. n°. 289.) De Voorzitter. Mag ik de heeren de Vries, P. J. Mulder, van Gruting en van Tol uitnoodigen, het stembureau te willen uitmaken. Herbenoemd wordt Mej J. A. Kits van Heijningen, met al- gemeene (24) stemmen. III. Verzoek van E. Munting om het gebruik van een lokaal der school 4e klasse n°. 1, voor het houden van een Zondags school. (Zie Ing. St. n°. 287). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming gunstig op beschikt. IV. Verzoek van G. Riethoven om verhooging van het hem toegekend pensioen tot 2/3 van zijn pensioensgrondslag. (Zie Ing. St. n°. 271). De Voorzitter. Ik behoef wel niet te zeggen, dat Burg. en Weth., vooral na kennis genomen te hebben van de nadere inlichtingen, die ter visie hebben gelegen, allerminst termen vinden, om op hun praeadvies terug te komen. Dat praeadvies strekt, om het verzoek tot verhooging van het pensioen niet toe te staan. Er zou nog aanhangig zijn een amendement van den heer Paul, om adressant ƒ96.als gratificatie toe te staan, maar dat vervalt, daar de heer Paul hier thans niet aanwezig is. Voorts is nog een motie van den heer Witmans aanhangig, om Riethoven pensioen volgens 2/3 van zijn pensioensgrondslag toe te kennen. Die motie is in de vorige vergadering ingekomen en ik zou den heer Witmans wel willen vragen, of hij bij zijne motie volhardt? De heer Witmans. Ja, M. d. V. De Voorzitter. Wordt de motie ondersteund? De motie wordt voldoende ondersteund en kan dus een punt van behandeling uitmaken. Wenscht de heer Witmans daaromtrent nog iets in het midden te brengen? De heer Witmans. M. d. V. Slechts een enkel woord. Ik heb die motie ingediend, hoofdzakelijk omdat ik het eens was met de redenen, door den heer Sijtsma aangevoerd, maar meer nog, omdat ik meen, na het lezen van het rapport van de stadsdoctoren dat er redenen aanwezig zijn, dezen man het volle pensioen te geven, omdat hij, naar mijne over tuiging, in en door den dienst invalide is geworden. Het rap port van den Directeur van de Gasfabriek heeft mij echter zeer verbaasd. Ik heb mij afgevraagd: was het nu noodig geweest, om voornamelijk die drie laatste punten in het rapport te zetten? Ik zal ze niet definieeren, omdat dat niet noodig is, daar de leden van den Raad zich van dat rapport op de hoogte hebben kunnen stellen. Ik vraag echter nogmaals: moesten deze drie »zonden" om ze nu eens zoo te noemen van dien man bij deze gelegenheid wel te berde worden gebracht? «Bovendien heeft de Directeur van de Gasfabriek gezegd: »Ik geloof niet, dat een arbeider van de Gasfabriek meer aan de gelegenheid zou bloot staan, om een gebrek te krijgen, dan een gewoon fabrieksarbeider." Ik geloof toch wel, Mijnheer de Voorzitter, en ik heb nog al eens dikwijls de gelegenheid gehad, de arbeiders in hun werk zaamheden gade te slaandat een stoker van de gasfabriek heel wat zwaarderen arbeid heeft te verrichten dan een ge wone fabrieksarbeider. Hij staat soms heele dagen voor heete vuren, en nu geloof ik toch wel, dat dit een moordend werk is, waardoor alle stokers bij de gasfabriek spoediger versleten zijn, dan andere fabrieksarbeiders. Nu zegt de Directeur van de gasfabriek, dat hem dat niet bekend is. Ik kan wel zeggen, dat het mij ook niet bekend is, maar het gezond verstand zegt, dat zoo'n man spoediger versleten is dan een ander. Ik zal hier niet verder over spreken, maar ik herhaal nogmaals: ik kan mij per slot van rekening niet voorstellen, dat de Directeur gemeend heeft, die drie grieven tegen den man te moeten aanvoeren, om daardoor sterk te staan. In mijn oog staat hij niet sterk. Daarom zal ik mijn amendement, om het volle pensioen uit te keeren, handhaven. De heer Juta. M. d. V. Ik had verwacht, dat na de inlich tingen, die omtrent deze zaak gegeven zijn, de heeren Sijtsma en Witmans hun motie zouden hebben ingetrokken. Dan zouden vele besprekingen gespaard hebben kunnen blijven, waarbij dingen moeten worden gezegd, niet ten gunste van het voorstel Witmans, noch van dat van den heer Sijtsma, of van den per soon in kwestie zelve. M. d. V., wanneer ik de argumenten nog eens naga, die door den heer Sijtsma in de vorige vergadering hier zijn aangevoerd ten gunste van zijn voorstel, om Riethoven een vol pensioen toe te kennen, dan lees ik daar in de eerste plaats, »dat, wanneer hij het advies van de stadsdoktoren beschouwt in het licht van de levensgeschiedenis van dien man, hij dan meent gerust te kunnen zeggen, dat we hier te doen hebben met een geval van ziekte, veroorzaakt in en door den dienst.'' Nu zou ik willen vragen: Kent de heer Sijtsma dan de levensgeschiedenis van dien man? Ik meen te kunnen zeggen, dat eigenlijk niemand onzer zoo voldoende op de hoogte van de levensgeschiedenis van dezen man kan zijn, dat hij een zoodanige uitspraak zou kunnen doen.] Riethoven was n.l. al 45 jaar, toen hij in ge meentedienst trad, en nu geloof ik toch niet, dat men spreken kan van de levensgeschiedenis van den man, als men die levensgeschiedenis slechts kent van het 45ste jaar af. Als men wil oordeelen, dan moet men kunnen oordeelen over hetgeen er in de jaren daarvoor is gebeurd. Dat weten wij echter niet; toen was Riethoven niet in gemeentedienst. Van het jaar 1875 af was hij af en toe weieens in gemeentedienst, n.l. 's winters, maar dat is niet geregeld geweest, want er is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 3