184
DONDERDAG 21 DECEMBER 1905.
dat door de Vereeniging is besloten tot eene waardige her
denking van den dag, waarop voor 300 jaren Nederland's
grootste meester alhier het levenslicht aanschouwde,
dat zij hiertoe aan den kunstenaar Toon Dupuis te 's Gra-
venhage opdracht heeft gegeven voor het ontwerpen van een
gedenkteeken, waarvan de onthulling op den gedenkdag zal
geschieden en dat zij voornemens is, hieraan eene tentoon
stelling te verbinden van meesterwerken van Leidsche schilders,
die gewerkt hebben onder invloed van Rembrandt, zoo mogelijk
verbonden met eene keuze-tentoonstelling van etsen en
teekeningen van en reproducties naar Rembrandt,
dat zij voornemens is het gedenkteeken terstond na de
onthulling kosteloos overtedragen aan de Gemeente, die hier
door eene blijvende herinnering zal verkrijgen aan een van
hare grootste burgers, welke tevens tot sieraad zal strekken
van de gemeente, terwijl het te verwachten bezoek van
vreemdelingen zoowel bij de onthulling als tijdens de ten
toonstelling, die minstens gedurende twee maanden zal ge
opend blijven, aan vele neringdoenenden ten goede zal komen
dat zij reeds zeer belangrijke bijdragen mocht ontvangen
van stadgenooten en vreemdelingen, doch dat de reeds toe
gezegde inkomsten ontoereikend zijn voor de te verwachten
uitgaven, verbonden aan eene herdenking, Rembrandt waardig
dat het belang van haar streven werd erkend, zoowel door
de bijdragen van particulieren als door de Memorie van ant
woord op de Staatsbegrooting voor 1906, Hoofdstuk V, waarbij
door de Regeering eene Rijksbijdrage van twee duizend gulden
wordt voorgesteld;
dat, waar de Regeering op deze wijze het voorbeeld geeft,
er te meer aanleiding is voor de Gemeente om het streven
der Vereeniging te steunen, waar hierdoor én de Gemeente
in het bezit komt van een belangrijk kunstwerk, én voor ver
schillende harer ingezetenen hierdoor direkte voordeelen zijn
te verwachten;
redenen, waarom het bestuur, overtuigd, dat het hier inder
daad een gemeentebelang geldt, met vertrouwen verzoekt,
ook van Gemeentewegen het streven der Vereeniging, om op
waardige wijze den geboortedag van Leiden's grooten burger
te herdenken, te steunen door eene subsidie van twee duizend
gulden.
Hetwelk doende, enz.
namens het bestuur voornoemd
J. C. Overvoorde Voorzitter.
W. Martin Secretaris.
Leiden, 7 Dec. 4905.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
3°. Verzoek van L. Meeuwenoord om het recht van weg te
bekomen over het perceel Noordwijkerhout Sectie B n°. 792,
ten behoeve van de perceelen Sectie B nis 533 tot en met 536.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
4°. Verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij om
vergunning tot levering van duinwater aan ingezetenen der
gemeenten Zoeterwoude en Leiderdorp.
5°. Verzoek van Burg. en Weth. van Warmond, om mede-
deeling, of de gemeente bereid is gas te leveren ten behoeve
van de gemeente Warmond en zoo ja, onder welke voorwaarden.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
6°. Aanbeveling van de Plaatselijke Schoolcommissie ter
voorziening in de vacature, ontstaan door de ontslagname van
Dr. C. L. Rumke.
7°. Aanbeveling van de Plaatselijke Schoolcommissie ter
voorziening in de vacatures, die ontstaan zullen door de perio
dieke aftreding van de heeren: Mr. G. J. Bisschop, Dr. A. W.
Kroon Jr., Dr. C. F. F. J. Meuleman en W. Pera.
Zullen worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken.
8°. Voorstel van de heeren K. Sijtsma, Mr. A. van der Eist
en Mr. A. J. Fokker tot wijziging van art. 6 der verordening
van 20 Maart 1902, regelende het verleenen van pensioen en
wachtgeld aan gemeenteambtenaren.
Dit stuk luidt als volgt:
Ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen artikel 6
der Verordening van 20 Maart 1902 Gemeenteblad n°. 6 rege
lende het verleenen van pensioen en wachtgeld aan gemeente
ambtenaren te wijzigen en te lezen als volgt:
»Burgemeester en Wethouders beslissen of de gevallen be
doeld sub litteris c. en d. van artikel 3 aanwezig zijn, na schrif
telijke voorlichting van geneeskundigen.
Door Burgemeester en Wethouders worden hiertoe, uit de
stadsgeneesheeren twee geneeskundigen benoemd; de betrok
ken gemeente-ambtenaar heeft de bevoegdheid hiertoe één
geneeskundige aan te wijzen. Maakt hij van deze bevoegdheid
gebruikdan wordt door de drie geneesheeren gezamenlijk
aan Burgemeester en Wethouders verslag uitgebracht."
TOELICHTING.
Naar aanleiding van het nog aanhangig adres van G. Riet
hoven, aan den Gemeenteraad, zijn ondergeteekenden te rade
gegaan, of niet eene wijziging der gemeentelijke pensioen
verordening voor de gemeenteambtenaren wenschelijk ware.
Waar volgens het oordeel van het college van Burgemeester
en Wethouders zelf, eenige categorieën van ambtenaren, tezamen
een zeer groot aantal personen in gemeentedienst werkzaam,
omvattend, licht tengevolge van de uitoefening van hunnen
dienst eene ziekte of gebrek kunnen krijgen, tengevolge waar
van zij voor den dienst ongeschikt worden, schijnt het onder
geteekenden toe van het hoogste belang te zijn, dat telkens,
wanneer zich dat geval schijnt voor te doen, de meest mo
gelijke zekerheid worde verkregen, of al of niet de bepaling
van artikel 3 littera d toepasselijk is.
Zonder in eenig opzicht in waardeering te willen te kort
schieten jegens de geneeskundigen tot nu toe door Burge
meester en Wethouders ingevolge artikel 6 met de schrifte
lijke voorlichting belast en zonder eenig wantrouwen te koes
teren ten opzichte der keuze in den vervolge door Burge
meester en Wethouders daarvoor te doen, zijn zij toch van
oordeel dat eene betere wijze van voorlichting mogelijk is.
Eene verbetering zal kunnen worden bereikt, wanneer de
gemeenteambtenaar, wanneer hij dit noodig acht, een derden
geneeskundige aan het onderzoek doet deelnemen.
Dan zal, bij verschil van meening, staking van stemmen
worden voorkomen en de kans op eene juiste en volledige
voorlichting zeer worden vergroot, zooals met name het geval
zal zijn wanneer die derde geneeskundige zal zijn de huis
dokter van den betrokken ambtenaar, die dezen van het begin
van de ziekte of het ongemak, dat ten slotte de ongeschikt
heid heeft veroorzaakt, heeft behandeld.
Leiden, 17 December 1905.
K. Sijtsma.
A. J. Fokker.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
9°. Bezwaarschriften van verschillende personen tegen hun
nen aanslag in de plaatselijke directe belasting, dienst 1905.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
10°. Begrooting, dienst 1906, van het R.-K. Armbestuur en
het Wees- en Oudeliedenhuis.
Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
11°. Voorstel van de heeren Mr. A. J. Fokker en Dr. C. F.
Th. J. Meuleman om te besluiten, »dat geneeskundig toezicht
op de scholen voor onvermogenden gedurende een jaar bij
wijze van proef zal worden uitgeoefend" en tot wijziging
van de aangeboden concept-verordening.
12°. Motie van den heer D. van Gruting op het voorstel van
Burg. en Weth in zake het invoeren van geneeskundig toezicht
op de scholen voor on- en minvermogenden.
Deze stukken, gedrukt en aan de leden rondgedeeld, zullen
worden behandeld bij punt 8 der agenda.
13°. Verzoek van Th. G. Barthen en W. Oudshoorn, om
ontheffing van de hun opgelegde verplichting tot het maken
van drie beerputten ten dienste van de perceelen Hansen
straat Sectie K n°. 1602.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden 21 December 1905.
Aan den Raad der Gemeente Leiden
Geven te kennen, ondergeteekenden Th. G. Barthen en W.
Oudshoorn te Leiden dat zij U bij deze verzoeken om ont
heffing van Sub 6°, van Uwe missive van 10 Augustus 1905
Daar hun toch bij deze missive, verplichtingen zijn opgelegd
van veel verder strekkender aard dan de toen bestaande ver
ordening behelsde, om beerputten te maken voor hunne reke
ning in Gemeente gronden. Zij wenschen ook om in de zelfde
rechten te mogen deelen zoo als al meer vergunningen zijn
gegeven namelijk om voor vier privaten een beerput, dus
voor hunne zes privaten anderhalve beerput
Welk doende enz. enz.
Th. G. Barthen
en
W Oudshoorn
De Voorzitter. Ik stel voor, omdat duidelijk blijkt, dat
dit adres verkeerd geadresseerd is, het in onze handen te
stellen ter fine van afdoening. Het raakt hier eene uitvoering
A. VAN DER ELST.