4
heven weegloon mocht slagen. Nu die proef inderdaad bevre
digende uitkomsten heeft opgeleverdschijnt ons met de
commissie voor het slachthuis het oogenblik gekomen om tot
wijziging der verordening over te gaan.
Het was n.l, gelijk U reeds bij de behandeling van de
begrooting werd medegedeeldgebleken, dat slagers die dik
wijls volwassen geslachte runderen moesten doen wegen, het
tarief te hoog vonden en zich dientengevolge van het gebruik
van het weegtoestel onthielden.
Toch kon het tarief op zich zelf en ook in vergelijking
met dat aan andere slachthuizen niet te hoog geacht worden en
door henvoor wie de gelegenheid om een geheel dier te
doen wegen, zich slechts nu en dan voordoet, werd dan ook
niet over de duurte geklaagd. Van den anderen kant echter
werd ook door het bestuur van de Leidsche Varkensslachters-
vereeniging op verlaging van het weegloon voor geslachte
varkens aangedrongen.
Ten einde nu eenerzijds aan de geopperde bezwaren
tegemoet te komen en tevens ten bate van de gemeente
het gebruik van het weegtoestel in de hand te werken,
zonder daarom anderzijds tot een verlaging van het tarief,
waarvoor overigens geen termen aanwezig waren, over te
gaanwerd besloten abonnementen op het weegtoestel tot
een verminderd tarief uit te geven. Zoo werden bonboekjes
verkrijgbaar gesteld voor 100 wegingen tegen betaling van
f 15.voor de runderen en van f 10.voor de varkens,
zoodat bij gebruikmaking van deze bons de prijs van het
wegen voor een rund van f 0.25 tot f 0.15 en voor een
varken van f 15.tot f 10.werd verminderd.
Aangezien nu die vermindering gebleken is èn in het belang
van de gemeente èn in dat van de slagers te zijn, bestaat
er zeker alle reden om haar te bestendigen.
Maar de commissie voor het slachthuis zou nog iets verder
willen gaan. Terecht merkt zij op, dat de kleinere slagers,
die gemiddeld niet meer dan i dier per week slachten, zich
moeilijk zulk een duur bonboekje kunnen aanschaffen. En
zij stelt daarom voor ook boekjes van 50 bons, maar dan
tegen een iets hooger tarief, b.v. bij runderen van 0.20 per
stuk en bij varkens van 0.12s per stuk verkrijgbaar te stellen.
Wij kunnen ons met dit voorstel zeer goed vereenigen en
geven U daarom in overweging tot eene wijziging van art. 2
der verordening van 11 December 1902 (Gem. BI. n». 32)
«regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van
het openbaar slachthuis'' in dien zin over te gaan dat sub IV
na b alnog zal worden toegevoegd
c. indien de belasting voor 50 dieren tegelijk vooruit betaald
wordt
voor een geslacht stuk groot rundvee (stieroskoe.) f 0.20
voor een geslacht varken0.125
d. indien de belasting voor 100 dieren tegelijk
vooruit betaald wordt:
voor een geslacht stuk groot rundvee (stier, os, koe,) f 0.15
voor een geslacht varken0.10
Behalve de bovenbedoelde afwijking schijnt het ons wensche-
lijk nog een andere afwijking van de verordening, welke even
eens bij wijze van proef eenigen tijd door ons werd toegestaan
bij deze gelegenheid te sanctionneeren.
Gelijk U bekend is bevat art. 44 der verordening van
23 April 1903, op het gebruik van het openbaar slachthuis
(Gem. Blad no. 23) het verbod vleesch langer dan tot des
morgens 9 uur van den werkdag, volgende op dien, waarop
geslacht is, in de slachthallen te doen verblijven, terwijl
in art. 52 wordt bepaald, dat het in het voorkoelhuis gebrachte
vleesch daaruit verwijderd moet worden voor den middag van
den dag volgende op dien van het slachten. De ratio dezer bepa
lingen is natuurlijk te voorkomen, dat den volgenden dag voor
slagers die dan komen slachten, geen voldoende ruimte
beschikbaar zou zijn.
Nu bleek echter de algemeenheid van het verbod
wel eens, en dit geheel onnoodig, bezwaren op te leveren.
Immers buitengewone omstandigheden konden het voor een
slager hoogst wenschelijk doen zijn vleesch langer in de
slachthallen of in het voorkoelhuis te laten, zonder dat gebrek
aan ruimte reden behoefde te zijn om hem dit te beletten.
In dergelijke gevallen werd, na behoorlijk onderzoek, dan
ook wel eens afwijking van de bepalingen toegestaan.
Intusschen ook zoo bleven moeilijkheden niet uit. Soms
toch werd in gevallenwaarin vergunning tot langer ver
blijf kon worden verleend, daarvan misbruik gemaakt, terwijl
in andere gevallen, waar de vergunning moest worden ge
weigerd omdat daarvoor geen voldoende reden bestond of
omdat geen ruimte beschikbaar was, de betrokken aanvragers
ontstemd waren, dat hun werd geweigerd wat (onder andere
omstandigheden) aan anderen werd toegestaan.
Ten einde nu die moeielijkheden te voorkomen, rees het
denkbeeld om van hen die hun vleesch langer dan den nor
malen tijd, bij verordening voorgeschreven, in de slacht
hallen of in het voorkoelhuis wenschten te doen verblijven,
daar, waar dit zonder bezwaar kon worden toegestaan, een
vergoeding te vragen. Zoo werd de Directeur gemachtigd, bij
wijze van proef, bij beschikbare ruimte en behoorlijk ge
motiveerde aanvraag, het langere verblijf toe te staan tegen
betaling per etmaal of onderdeel daarvan, voor een geslacht
stuk groot vee of een deel daarvan, van ƒ0.25 en voor een
geslacht stuk klein vee of deel daarvan, van ƒ0.15.
Blijkens ons thans door de commissie voor het slachthuis
gedane mededeeling heeft vooral deze proef een uitnemend
resultaat opgeleverd. En wij zijn daarom met haar van oor
deel, dat ook deze afwijking door opneming in de desbetref
fende verordeningen behoort te worden gesanctionneerd.
Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten
a. de verordening van 23 April 1903, op het gebruik van
het openbaar slachthuis (Gem. BI. n°. 23) te wijzigen als
volgt:
1°. aan art. 44 toe te voegen een 3e lid, luidende:
„Indien de ruimte en de atmosfeer in de slachthallen zulks
toelaten kan de Directeur toestaan, dat het in het vorige lid
bedoelde vleesch langer dan den aldaar genoemden tijd in de
slachthallen verblijft, tegen betaling van de daarvoor ingevolge
de verordening regelende de heffing van belastingen voor
het gebruik van het openbaar slachthuis" verschuldiqde belas
ting"
2°. aan art. 52 toe te voegen een 3e lid, luidende:
„Indien de ruimte in het voorkoelhuis en de atmosfeer in
het koelhuis en voorkoelhuis zulks toelaten, kan de Directeur
toestaan, dat in het voorkoelhuis aanwezig vleesch daarin
langer verblijft, dan den in het vorige lid genoemden tijd
tegen betaling van de daarvoor ingevolge de verordening
„regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van
het openbaar slachthuis" verschuldigde belasting;"
b. de verordening van 11 December 1902, regelende de
heffing van belastingen voor het gebruik van het openbaar
slachthuis te Leiden (Gem. BI. n°. 32), zooals deze laatstelijk
gewijzigd werd bij verordening van 19 Januari 1905 (Gem.
BI. n". 3), te wijzigen als volgt:
1°. aan art. 2 toe te voegen, achter III een nieuw lid,
luidende:
III. b. Voor het laten verblijven van vleesch in de slachthallen
langer dan den daarvoor in de verordening op het gebruik
van het slachthuis bepaalden tijd:
a. voor het vleesch van een stuk groot vee (slier, os, koe,
vaars, pink, paard, ezel, muilezel, muildier) of een gedeelte
daarvan, per etmaal of gedeelte van een etmaal f 0.25
b. voor het vleesch van een stuk klein vee (kalf, varken,
schaap, lam, bok, geit), of een gedeelte daarvan, per etmaal
of een gedeelte van een etmaalf 0.15
2°. aan art. 2 toe te voegen achter IV, een nieuw lid,
luidende:
VI. a. Voor het laten verblijven van vleesch in het voor
koelhuis, langer dan den daarvoor in de verordening op het
gebruik van het slachthuis bepaalden tijd
a. voor het vleesch van een stuk groot vee (stier, os, koe,
vaars, pink, paard, ezel, muilezel, muildier) of een gedeelte
daarvan, per etmaal of gedeelte van een etmaal f 0,25
b. voor het vleesch van een stuk klein vee (kalf, varken
schaap, lam, bok, geit) of een gedeelte daarvan, per etmaal
of een gedeelte van een etmaalf 0,15
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.