180
DONDERDAG 30 NOVEMBER 1905.
het bepaalde bij art. 11, sub bder verordening op het Bouwen
en Sloopen.
(Zie Ing. St. n°. 272).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming gunstig op beschikt.
XVII. Verzoek van H. D. Hagemans om de koopsom van
het perceel Binnenvestgracht n°. 18 alsnog met f 130.te
verhoogen.
(Zie Ing. St. n°. 279).
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
op het verzoek afwijzend beschikt.
XVIII. Verzoek van de Wed. J. van GelderHagemans om
de koopsom van het, in de onteigening ten behoeve van de
Veemarkt begrepen, perceel, kad. bekend Sectie B n°. 2525
alsnog te verhoogen.
De Voorzitter. In dit adres geeft de Wed. van Gelder
Hagemans als haar meening te kennen, dat aan haar perceel
niet die waarde is toegekend als wel met het oog op een
ander nabijgelegen perceel was te verwachtenhoewel dat
van adressante grooter is. Burg. en Weth. hebben het ge
voelen ingewonnen van den Directeur van Gemeentewerken,
die schrijft, dat eene hernieuwde taxatie der perceelen Bin
nenvestgracht n°. 19en 20, den gemeentelijken taxateur wederom
de overtuiging heeft geschonken, dat aan eerstgenoemd per
ceel, al moge dit ook grooter in oppervlakte zijn dan het
aangrenzende, geene hoogere waarde mag worden toegekend
dan aan het perceel n". 20. Burg. en Weth. meenen dan ook
aan den Raad te moeten aanraden afwijzend op dit verzoek
te beschikken, aangezien reeds bij de taxatie genoegzaam
rekening is gehouden met het verschil in grootte, zoodat er
toch geen hoogere waarde aan mag worden toegekend.
Overeenkomstig het praeadvies van Burg en Weth. wordt
zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming op het
verzoek afwijzend beschikt.
XIX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ter vol
doening van de koopsom van de ten behoeve van de uitbrei
ding van de veemarkt aangekochte perceelen.
(Zie Ing. St. n°. 279.)
Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
XX. Voorstel:
a. om Commissarissen der Stads Bank van Leening te
machtigen van het kapitaal der bank een bedrag van 1341.93
af te schrijven, wegens verlies op verkochte oude panden.
b. om het kapitaal der bank terug te brengen op 64000.
door storting van een bedrag van f 758.07 in de gemeentekas.
(Zie Ing. St. n°. 276).
De heer de Goeje. M. de V. Ik begrijp niet, waarom die
beleensom zoo ver boven de werkelijke waarde is verstrekt.
Hoe kan men nu een som van bijna f 1500.— geven op
panden, die maar f 113.kunnen opbrengen. Ik dacht, dat
men altijd maar voor een zeker gedeelte van de werkelijke
waarde voorschot verleende.
De Voorzitter. Ik geloof, Mijnheer de Goeje, dat daaraan
niet altijd zoo de hand is gehouden als nu. Men moet daarbij
in het oog houden, dat die panden, die daar 10a20en meer
jaren zijn opgeborgen geweest, verbazend in waarde zijn
achteruit gegaan.
De heer van der Vlugt. M. d. V. Uit de stukken is ge-
gebleken, dat commissarissen van de Bank van Leening op
een brief, dien zij aan Burg. en Weth. dd. 19 Januari 1905
gericht hebbennooit een antwoord hebben gekregen.
Ik vermoed, dat hier een klein verzuim zal hebben plaats
gehad, en aan dergelijke kleine verzuimen maken wij ons
allen wel eens schuldig. Het is dus zeker geen reden om
Burg. en Weth. hard over te vallen, maar mocht mijn ver
moeden juist zijn, dan hoop ik toch, dat Burg. en Weth zorg
zullen dragen, dat dergelijke verzuimen zich zoo min moge
lijk herhalen.
De Voorzitter. Ook zonder uwe opmerking zouden Burg.
en Weth. daar zorg voor dragen. Dat het niet beantwoorden
van bedoelden brief het gevolg is van een toevallig verzuim,
behoef ik u zeker niet te verzekeren. Bij het nazoeken in de
registers is inderdaad gebleken, dat aan Commissarissen geen
kennis is gegeven. Dit is zeer stellig een unicum althans,
ik mag verzekeren, dat dit tot de gróote uitzonderingen
behoort.
Er staat evenwel tegenover, dat de commissarissen, ook
zonder bericht, het besluit toch hebben uitgevoerd. De vraag
is, of zij in deze niet eerst nog om inlichtingen hadden moeten
vragen voor het besluit hun officieel werd bekend gemaakt
en dan tot uitvoering overgaan. Hoe het zij, er is bij abuis
geen kennis gegeven, dat geven wij toe.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming
aangenomen.
XXI. Verzoek van G. Riethoven om verhooging van het
hem toegekend pensioen tot 2/s van zijn pensioensgrondslag.
(Zie Ing. St. n°. 271.)
De heer Paul. M. d. V. Ik zou gaarne gezien hebben, dat
Burg. en Weth., in het belang van Riethoven, wat meer
aandacht aan het advies van de beide geneeskundigen hadden
gewijd. Het zal niet ontkend kunnen worden, dat er vele
gevallen voorkomen, waarin de geneeskundigen niet altijd
met besliste juistheid kunnen constateeren, dat een kwaal
het gevolg is van een toestand, door den dienst ontstaan.
Hier wordt echter gezegd, dat het «zelfs vrij waarschijnlijk
is aan te nemen, dat dit het geval is, doch met zekerheid
is het niet te zeggen." Het komt mij voor, dat wij deze ver
klaring niet te veel mogen wegcijferen, en zij geelt mij aan
leiding voor te stellen,'om hier den gulden middenweg te
bewandelen en het bedrag van het pensioen te bepalen op
f 394.d. i. het gemiddelde van het volle pensioen, gerekend
naar 2/3 van het traktement en de f 310.waar hij nu
recht op heeft, tenzij er een ander voorstel komt om het
volle pensioen te geven, dan ga ik ook daarmee mede. Ik
stel dus voor Riethoven de som van f 400.in ronde cijfers,
toe te kennen, op grond van het feit, dat door Burg. en
Weth. tegen het belang van den persoon in kwestie niet
voldoende rekening is gehouden met het advies van de
stads-geneeskundigen.
De Voorzitter. Ik wil nu niet op het door U gesprokene
ingaan, want dat zal ik straks doen, maar zooals uw voorstel
luidt kan het niet in behandeling komen. Of het een, of het
ander of toepassing van litt. d van art. 3, of toepassing
van litt c, zooals wordt voorgesteld, maar niet een willekeu
rige som als pensioen, tegen de verordening in. Wel kunt
U een gratificatie voorstellen om zoodoende te doen aanvullen
wat U meent dat ontbreekt aan het pensioen volgens litt. c.
De heer Paul. Dan stel ik voor Riethoven een gratificatie
van f 90.jaarlijks toe te kennen.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil nog verder gaan dan de
heer Paul, en vraag daarom het woord en zeg Burg. en Weth.
dank voor het nauwkeurig onderzoek in deze zaakhoewel
ik tot een andere slotsom kom.
Burg. en Weth. toch wijzen vooral hierop, dat het advies
van de stadsgeneesheeren niet zeker genoeg is. Wanneer ik
echter dat advies beschouw in het licht van de levensge
schiedenis van dien man, meen ik gerust te kunnen zeggen,
dat wij hier te doen hebben met een geval van ziekte in en
door den dienst verkregen. De stadsgeneesheeren zeggen nu
«dat het zeer waarschijnlijk is", maar indien zij hem altijd
onder handen hadden gehad, evenals zijn huisdokter, dan
hadden zij met meer zekerheid kunnen* zeggen, dat de toe
stand van dien man door den dienst is ontstaan. Nu kunnen
zij dat echter niet. Wanneer wij nu echter de levensgeschie
denis van dien man nagaan ik heb hem gesproken,
dan weten wij, dat hij een heel moeielijk werk gehad heeft
als stoker, een werk, dat vooral veel van het hart vergt. Dat
heeft hij tot 1 Januari 1903 volgehouden, totdat een gebrekkige
werking van het hart dat niet meer toeliet. Toen is hij ter
reinwerker geworden en heeft nog al eens zware lasten moeten
dragen; als ik verkeerd ingelicht ben, zal ik straks wel
vernemen, dat ik dwaal. Bij dat dragen van die zware lasten
heeft hij een breuk gekregen en daarna nog weer een, en nu
wil het mij voorkomendat het niet anders kan, of wij moeten
aannemen, dat deze ontstaan zijn ten gevolge van zijne werk
zaamheden. Het is wel niet op de daad geconstateerd en dus
bepaald aan te wijzenmaar wanneer wij ons gezond verstand
daarbij raadplegendan komen wij tot de conclusiedat wij
met zekerheid kunnen zeggen, dat hij die ongemakken door
zijn werk gekregen heeft, al kunnen de geneesheeren het niet
onder eede verklaren. En wanneer wij ons op dat standpunt
plaatsen, moeten wij ons hier, waar het geldt een mandie
een lange reeks van jaren trouw de Gemeente heeft gediend,
niet precies houden aan de létter van de verordening. Het
wil mij voorkomen, dat de geest van de verordening meer in
het voordeel van adressant pleit. Ik kom dus tot de conclusie,
dat wij het voorstel van Burg. en Weth. moeten afstemmen
en Riethoven het volle pensioen toekennen.
De heer Witmans. M. d. V. De beide voorgaande sprekers
hebben mij het gras voor de voeten weggemaaid. Hetgeen
door den heer Sijtsma is gezegdbeaam ik in hoofdzaak ook.
Om niet in herhaling te tredenzal ik maar direct met de
deur in huis vallen en mededeelendat ik de volgende motie
wensch voor te stellen: