139
van het openingsuur van de veemarkt aan, niet b.v. omdat
daardoor de aanvoer van het vee geregelder zou kunnen
plaats hebben, of omdat daardoor meer bezoekers naar de
markt zouden worden getrokken, of omdat de handel er door
zou worden gebaat, niet in één woord in het belang van de
markt zelf, maar eenig en alleen omdat daardoor verscheidene
marktbezoekers zouden worden gedwongen reeds den vorigen
avond in de stad te komen en in hunne inrichtingen den
nacht door te brengen.
Nu werd juist in de maand Maart van het vorige jaar
besloten het aanvangsuur van de veemarkt in de winter
maanden een uur te verlaten, omdat gebleken was dat een
zoo vroeg aanvangsuur onnoodig was.
De markten gedurende de maanden December, Januari en
Februari zijn zeer slap en de boeren zelf willen in den winter,
wanneer het koud is, hun vee liefst zoo laat mogelijk ter
markt brengen. Zoo gebeurt het meermalen, dat zelfs de zoo
genaamde vaste plaatsen in die maanden om 1\ uur nog niet be
zet zijn. Waartoe zou het dan dienen de markt reeds om 7
uur te doen aanvangen en de aanvoer van het vee al van
6 uur af toe te laten Alleen de gemeente zou daardoor meerdere
kosten hebbenen de markt zou er niet door worden gebaat.
Wij vernamen dan ookdat zoowel de boeren als de koop
lieden en de slagers met de verlating van het openingsuur
in de wintermaanden zeer ingenomen zijn. Trouwens vele
groote veemarkten in ons land (Rotterdam Delft, Groningen
Leeuwarden) beginnen in den winter nog een uur later.
Op een adres van gelijke strekking, in October van het
vorige jaar tot ons college gericht, werd dan ook door ons
college geantwoord dat voor inwilliging van het verzoek geen
termen aanwezig waren. Niettemin komen adressanten thans
met gelijk verzoek tot Uwe Vergadering.
Waar nu bij de bepaling van het aanvangsuur van een
markt het feit, dat bij een vroeger uur verscheidene markt
bezoekers zouden worden gedwongen den nacht in de
gemeente te verblijven, wanneer overigens de markt zelf
van die vervroeging niet alleen geen voordeel maar zelfs nadeel
zou ondervinden, geen gewicht mag in de schaal leggen,
daar meenen wij geheel overeenkomstig het advies der
marktcommissie, in overweging te mogen geven afwijzend op
het verzoek van adressanten te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geelt met verschuldigde eerbied te kennende ondergetee-
kenden, allen hotelhouders, aan de Veemarkt wonende:
dat zijdoor de laatste wijziging in de verordening rege
lende het openen van den markt gedurende de wintermaan
den, zeer ernstig in hun bedrijf worden geschaad, voor
namelijk dat door de bepaling dat van af 1 December tot
1 Maart eerst ten zeven ure toegang tot den markt wordt
gegeven.
dat het toch sedert onheugelijke jaren is, de opening van
den Veemarkt vroeger was gesteld en den handel ook daar
mede was gebaat:
dat zich nu, door de gemaakte bepaling het verschijnsel
voordoet, dat zij zoo goed als geen logé's meer hebben, als
een gevolg hiervan dat kooplieden thans met de eerste treinen
nog Leiden kunnen bereikenvoor dat de handel begint
dat uit een algemeen oogpunt bezien het niet bepaald
wenschelijk is dat in genoemde maanden de markt eerst ten
zeven ure aanvangt;
dat zelfs de handel in kalverenook geen beletsel kan zijn,
aangezien zelfs wanneer het noodig wordt geacht, kalveren bij
kunstlicht in stallen worden bekeken en gekocht;
dat zij met het oog op hunne lasten die zij te dragen heb
ben, zoowel aan het Rijk als de Gemeente, de vrijheid nemen
Uwen Raad eerbiedig te verzoeken, als nog in overweging te
willen nemen de wijziging van de verordening van 3 Maart
1904. No. 4 in dien zin dat gedurende de maanden Decem
berMaart ook de markt ten zes ure wordt aangevangen.
't Welkdoende
met verschuldigde hoogachting,
J. van der Spek.
(Volgen de namen van nog zes adressanten.)
No. 274. Leiden, 21 November 1905.
Ter vervulling der vacature in de commissie tot wering
van schoolverzuim hebben wij de eer U thans de navolgende
aanbeveling aan te bieden, na ons verzekerd te hebben dat
beide aanbevolenen eventueel bereid zullen worden bevonden
de benoeming aan te nemen:
1°. L. G. VAN DORP.
2°. L. A. WERNER.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 275. Leiden, 21 November 1905.
Bij de behandeling van de begrooting voor het volgend
dienstjaar werd door ons nadere overweging toegezegd van
de vraag, of zonder bezwaar voor de openbare gezondheid de
verordening van 22 Januari 1903 op den invoer enz. van
vee en vleesch zoodanig zou kunnen worden gewijzigd, dat
kleinere stukken versch vleesch, dan heele of halve dieren,
ook nog in andere gevallen, dan voorzien bij art. 9 dier ver
ordening, in de gemeente zouden mogen worden ingevoerd.
Wij verzochten daarom aan de commissie voor het openbaar
slachthuis ons omtrent deze zaak van advies te willen dienen.
De commissie bracht daarop het rapport uit, dat wij de
eer hebben U hiernevens ter kennisneming aan te bieden.
Aangezien wij ons met den inhoud van dat rapport volkomen
kunnen vereenigen, zijn nadere voorstellen tot wijziging van
de verordening in bovenbedoelden zin uit den aard der zaak
niet van ons college te verwachten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, den '13 November 1905.
In antwoord op Uw schrijven, dd. 1 dezer n°. 17/156, waarin
U ons, onder verwijzing naar een in het Sectieverslag voor
komend verzoek, vraagt, te willen mededeelen, of naar onze
meening zonder bezwaar voor de openbare gezondheidde ver
ordening van 22 Januari 1903 op den invoer van vee en vleesch
zoodanig zoude kunnen worden gewijzigd, dat kleinere stukken
versch vleesch dan heele of halve dieren, ook nog in andere
gevallen, dan voorzien bij artikel 9 dier verordening, in de
gemeente zouden mogen worden ingevoerd, hebben wij de
eer Uw College te berichten, dat onze Commissie eenparig
van oordeel isdat aan het verzoekom de verordening zoo
danig te wijzigen, dat de invoer van kleine stukken versch
vleesch, niet afkomstig uit een der openbare gemeentelijke
slachthuizen in ons land en aldaar goedgekeurd, zonder nadere
keuring toegelaten wordt, niet kan worden voldaanbehoor
lijke controle toch is, de memorie van antwoord zegt het te
recht, vooral waar het niet alleen tuberculose, maar ook tal
van andere ziekten geldt, onmogelijk.
Tusschen worst en andere toebereide vleeschwarenwaar
van een volledig onderzoek naar de deugdelijkheid evenmin
mogelijk is, eenerzijds en versch vleesch anderzijds, is in deze
geene vergelijking te maken; de keuring van worst en andere
toebereide vleeschwaren heeft een geheel ander doel; het geldt
daar na te gaan, of zij werkelijk behoorlijk toebereid, resp.
geconserveerd zijn, hetgeen reeds groote waarde heeft voor
de consumentenmet het oog daarop is die keuring dan ook
reeds zeer nuttig. Blijkt toch de toebereiding of het conser-
veeren niet goed geweest te zijn, dan mag gevaar voor de
menschelijke gezondheid worden aangenomen en is afkeuring
noodig. Dit onderzoek gaat dus vrijwel buiten den gezondheids
toestand van de dieren, waarvan het vleesch afkomstig is, om.
Bij versch vleesch daarentegen moet het onderzoek juist
uitmaken, of gevaarlijke ziekten aanwezig zijn, ja dan neen.
Dat gaat, we zeiden het hierboven reeds, bij kleine stukken
niet, en daarom kan de gemeente dan ook geen enkele ver
antwoordelijkheid met betrekking tot dit vleesch op zich nemen.
In verband met het bovenstaande geven wij Uw College
alsnu in overweging, de verordening op dit punt ongewijzigd
te laten.
De Commissie voor het Openbaar Slachthuis,
J. Korevaak, Loco-Voorzitler.
van Strijen, Secretaris.
Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 276. Leiden, 21 November 1905.'
Bij Raadsbesluit van 2 Maart j.l. (Zie Ingek. Stukken n°. 38)
werden Commissarissen der Bank van Leening gemachtigd
eenige opgehouden panden van vroeger jaren, ten getale van
bijna 050, waarop een beleensom van ƒ1500.was ver
strekt, tot eiken geboden prijs van de hand te doen.
Commissarissen deelen ons thans bij hun in de Leeskamer
ter inzage liggend schrijven mede, dat deze 632 panden,
waarop tezamen ƒ1455.beleend was, bij verkoop hebben
opgebracht ƒ113.07. Op deze panden is dus een verlies geleden
van 1341.93, welk bedrag commissarissen van het kapitaal
der Bank, dat thans 66100.-- bedraagt, wenschen af te
schrijven. Aangezien dan evenwel een kapitaal van ƒ64758.07
overblijft, zouden zij bovendien een bedrag van f 758.07 in
de gemeentekas willen storten, om het bankkapitaal tot de
ronde som van ƒ64000.— terug te brengen.
Onzerzijds bestaat tegen de voorgestelde regeling geen be
zwaar.