DONDERDAG 26 OCTOBER 1905.
149
niet het volle bedrag der belasting te laten betalen. Men zou dat
gemakkelijk op deze wijze in de verordening kunnen opne
men voor muziekuitvoeringenmet behulp van automatische
toestellen gegeven, is slechts het halve recht verschuldigd.
Die bepaling zal dan evenzeer gelden voor de bierhuizen
zonder vergunning, waar een dergelijk toestel wordt gebruik
als voor de inrichtingen met vergunning. Er is toch geen
enkele reden hier onderscheid te maken. Wil men dat doel
bereiken, dan moet men het op die wijze in de verordening
opnemen en niet door middel van een bepaling, als thans
door de toevoeging in de verordening is gebracht, omdat daar
door een premie wordt gesteld op het houden van muziek
uitvoeringen in localen waarin sterke drank geschonken
wordt
De Voorzitter. Is uw bedoeling bij wijze van amende
ment eerst over de toevoeging te laten stemmen?
De heer Aalberse. JaM. d. V. Zoudt gij het niet beter
achten, indien over de toevoeging van Burg. en Weth.
apart werd gestemd en daarna over het geheele artikel
Geschiedt dat niet, dan zal ik verplicht zijn een amendement
voor te stellen om de toevoeging te doen vervallen.
De Voorzitter. Teneinde de stemming zuiver te houden,
heb ik er geen bezwaar tegen, eerst over de toevoeging van
Burg. en Weth. te doen stemmen en daarna over het ge
heele artikel.
De heer Aalberse. M. d. V. Wanneer dit verworpen
mocht wordendan zal ik gaarne medegaan met een andere
redactie, waardoor muziek van automatische toestellen voor
het halve bedrag wordt belast. Maar ik heb wel bezwaar
tegen bevoorrechting alleen, omdat men vergunning heeft.
De toevoeging, strekkende om 2.50 per maand te hellen
van inrichtingen, waarvoor vergunning is verleend, tegen 5
per maand van inrichtingen zonder vergunning, wordt hierop
in stemming gebracht en met 16 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmen de heeren: Aalberse, van Hamel, de Vries,
Meuleman, Sijtsma, de Boer, de Goeje, Le Poole, Hasselbacb,
Fockema Andreae, van der Lip, van Gruting, Zwiers, Paul,
van der Vlugt en Timp.
Voor stemmen de heeren: Korevaar, Juta, A. Mulder,
Fokker, Bosch, Bots, van der Eist, P. J. Mulder, Vergouwen,
üriessen, Witmans en van Tol.
De heer Aalberse. M. d. V. Nu wil ik gaarne een amen
dement voorstellen op dit artikel om er aan toe te voegen,
dat voor localen, waar muziek gemaakt wordt uitsluitend
door automatische toestellen, slechts het halve recht is ver
schuldigd. Ik erken volkomen de billijkheid van die bepaling.
Ik zou dan willen lezen: «Wanneer de muziek uitsluitend
wordt voortgebracht door zelfwerkende inrichtingen of voor
werpenzal slechts het halve recht verschuldigd zijn."
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en vervol
gens zonder nadere beraadslaging in stemming gebracht en
met 22 tegen 6 stemmen aangenomen.
Voor stemmen de heeren: Aalberse, Korevaar, Juta, Meule
man, A. Mulder, Fokker, Bosch, Sijtsma, Bots, van der Eist,
Fockema Andreae, van der Lip, van Gruting, P. J. Mulder,
Zwiers, Vergouwen, Paul, Driessen, Witmans, van der Vlugt,
Timp en van Tol.
Tegen stemmen de heeren: van Hamel, de Vries, de Boer,
de Goeje, Le Poole en Hasselbach.
Het gewijzigde artikel 3 wordt in stemming gebracht; de
stemmen staken.
Vóór stemmen de heeren: Aalberse, Meuleman, A. Mulder,
Bosch, Sijtsma, Bots, van der Eist, Le Poole, P. J. Mulder,
Vergouwen, Driessen, Witmans, Timp en van Tol.
Tegen stemmen de heeren: van Hamel, Korevaar, Juta, de
Vries, Fokker, de Boer, de Goeje, Hasselbach, Fockema An
dreae, van der Lip, van Gruting, Zwiers, Paul en van der Vlugt.
De Voorzitter. Ik wensch mede te deelen, dat nu voor de
derde maal de stemmen over een der artikelen staken, Burg.
en Weth. te rade zijn geworden, deze verordening in te
trekken. Wij weten wel, dat dit voor de voorstanders der
belasting, die ons zoolang trouw hebben terzijde gestaan, een
minder aangename tijding is, maar wij achten het niet in
het belang der gemeente op deze wijze een verordening er,
wat men noemt, «door te halen". Wij hebben daarom be
sloten deze poging op te geven. Wij hebben getracht, buiten
de plaatselijke inkomstenbelasting om, de inkomsten der ge
meente op eenige aannemelijke, volkomen gerechtvaardigde
wijze te vermeerderen, maar wij zijn daarmede bij de meer
derheid van den raad op zulk een feilen tegenstand gestuit,
dat wij hebben ingezien, dat deze belasting, welke toch
door den wetgever uitdrukkelijk als een bruikbare belasting
wordt aangegeven, alhier niet tot eene gewenschte toepassing
komen kan. Wij achten het dan ook in het belang der
gemeente beter, deze discussiën niet verder voort te zetten
en Burg. en Weth. trekken daarom deze verordening in.
XI. Begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente
voor den dienst 1906.
(Zie Ing. St. n°. 239 en 240).
De algemeene beraadslaging wordt geopend.
De heer Fokker. M. d. V. De rapporteurs der 3 Sectiën
hebben op een tweetal zinsneden in de Memorie van Antwoord
van Burgemeester en Wethouders op het algemeen verslag
van het verhandelde in de Sectiën gemeend, het antwoord
niet te mogen schuldig blijven, en vragen daarom een oogen-
blik de aandacht van Burg. en Weth. en van hunne medeleden
in den Raad.
Bij hunne samenkomst maakte de wijze, waarop zij het ver
handelde in de Sectiën tot één geheel zouden verwerken, het
allereerste punt van bespreking uit, en werd onmiddellijk
eene algeheele overeenstemming verkregen, dat zij het gespro
kene zoo objectief en zij het verkort zoo volledig mogelijk
zouden weergeven.
De rapporteurs hebben dit hun plicht gerekend en achtten
zich daarom geenszins gerechtigdom hetgeen door de leden
van den Raad was in het midden gebracht voor zooverre
dit voor openbaarmaking vatbaar was, uit het verslag weg te
latenmaar daartegenover ontzeggen zij aan Burg. en Weth.
het rechtcritiek op hen uit te oefenen ter zake van hetgeen
de leden hebben gemeend te moeten zeggen.
De opmerking, dat de woorden: «een andere maal heeft de
directeur het voor f 2.gedaan" minder gepast zouden zijn en
in het Sectieverslag niet op hare plaats, vindt bij de rapporteurs,
die deze opmerking als tot hen gericht meenen te moeten
beschouwen, derhalve geenerlei instemming en zij meenen een
ernstig woord van protest daartegen niet te mogen achter
wege laten.
De Rapporteurs moeten verder nog hunne bevreemding uit
drukken over de opmerking, waarmede Burg. en Weth. hunne
beantwoording der vragen betreffende het Openbaar Slachthuis
meenden te moeten besluiten.
Zij hebben vergeefs getracht de reden daarvan op te sporen.
Is die opmerking evenwel juist, dan zullen hunne mede
leden van den Raad beter dan zij zelf kunnen beoordeelen, of het
sectieverslag eene getrouwe afspiegeling is van hetgeen in de
sectiën voorviel, en of de «wijze en toon", die Burg. en
Weth. in het verslag hebben gemeend te vinden, hun oorsprong
vinden in de wijze en den toon, waarop de leden van den
Raad de besproken quaestiën hebben ter tafel gebracht.
En dan vindt zij haren grond in het verschil van appreciatie,
dat tusschen het college van Burg. en Weth. en verschillende
Raadsleden bestaat omtrent de wijze van exploitatie en beheer
van het gemeentelijk openbaar slachthuis, een verschil van
appreciatie, hetwelk aan het licht te brengen, de plicht der
rapporteurs uitmaakte.
De Voorzitter. Ik wil u hieromtrent doen opmerken, dat
wel terecht door u is gezegddat wat in de secties wordt
gezegd in het verslag moet voorkomenmaar dat sluit niet
in, dat het verslag van de Commissie van Rapporteurs
stenografisch behoeft te zijn en letterlijk behoeft mede te
deelen, wat en hoe alles daar gezegd is. Zeer zeker moet het
gesprokene objectief worden medegedeeldmaar men bedenke
toch, dat het een officieel stuk is en vermelde alles zoo, dat
de toon parlementair is. En nu behoort de uitdrukking om
trent een hoofdambtenaar, dat hij iets zou hebben «gedaan»
voor zekeren prijs, naar de meening van Burg. en Weth.
niet thuis in een officieel stuk. Die uitdrukking is niet parle
mentair en daarom herhaal ik, het is de taak van de Com
missie van Rapporteurs, hetgeen in de secties gesproken
wordt, zoo objectief mogelijk mede te deelen, maar toch zoo,
dat het parlementair en in den vorm is. Het kwam ons voor
dat dit met deze uitdrukking, die een der hoofdambtenaren
declineert, niet het geval was.
Wat de opmerkingen betreft, die in de Memorie van Ant
woord gebruikt zijn ter verdediging van dien hoofdambtenaar,
deze zouden, als zij Burg. en Weth. zelf golden, niet op hun
plaats zijn, maar waar het iemand betreft, die zich hier niet
verdedigen kan, meenden Burg. en Weth. dat het hun taak
en plicht was tegenover dien ambtenaar, wiens beheer zij
steeds apprecieerdenblijk te gevendat hun opinie in deze
niet veranderd is.
De heer Vergouwen. Het is reeds enkele malen voorge
komen dat de urenwaarop de leeskamer was geopend
voor de leden om inzage van de stukken te nemen, niet
gemakkelijk waren gesteld. Deze opmerking is niet alleen
door mij, maar ook door andere leden gemaakt. Het conve
nieert ons namelijk niet altijd op de uren, waarop de
leeskamer open is, haar te bezoeken. Wij weten, dat, wanneer