DONDERDAG 26 OCTOBER 1905.
161
zoodat het afgekeurde vet van die drie beestendat te zamen
beneden een gewicht van 25 K.G. bleef, zonder bezwaar tot
één partij kon worden bijeengevoegd, voor drie partijen liet
betalen. Tegen een opvatting van de verordening in dien zin
dat het aan de slagers geoorloofd zou zijn elkander kleine
boeveelheden vet te verkoopen, om er, ter besparing van
kosten,-één groote partij van te maken, zou ook mijnerzijds
bezwaar bestaan, maar ik zou het billijk achten, indien in
een geval als door mij werd aangehaald, aan zulk een slager,
die eigenaar is van drie hoeveelheden vet, welke te zamen
25 K.G. of minder wegen, werd toegestaan dien voorraad
als één partij te doen steriliseeren.
Nu blijf ik niet omdat er «slagers" staat er tegen
opkomen, dat een belanghebbende niet mag oordeelen, of de
verordening op juiste wijze wordt toegepast. De slagers moeten
zich aan de beslissing van de ambtenaren onderwerpen,
maar er wordt toch dikwijls geprotesteerd; men tracht te
verkrijgen, wat men denkt dat goed is. Dat recht komt
wel degelijk aan elk staatsburger toe en ik geef iedereen
gelijk, die daarvan gebruik maakt.
Ik vind het wel eenigszins zonderling, dat men mij ver
weten heeft, te hooge eischen te stellen. Toen hier de veror
dening op het keuren en op het in door en vervoeren
van vleesch en vee te Leiden werd gemaakt, heb ik gewezen
op de gevaren, welke in dit opzicht zouden blijken te be
staan, vooral indien er iets buitengewoons te doen waswant
reeds in den zomertijd behoort deze verordening meer ruimte
van handelen te laten, dan zij op dit oogenblik geeft. Indien
ik dus, die laat ik het van mij zelf zeggen toch wel
geacht kon worden van die aangelegenheden eenigszins op de
hoogte te zijn, toen reeds die gevaren voorzag, begrijp ik
niet, dat zij thans nog niet bemerkt worden door hen, die
reeds vier jaren met dit ploegje hebben gewerkt.
Ik blijf dus aandringen op een wijziging dezer verordening.
De heer Korevaar. M. d. V. De heer Bosch heeft gespro
ken over het recht van ieder burger om zich te beklagen.
Ik geloof dat de heer Bosch zal toegeven, dat de slagers aller
minst reden hebben om te klagen, dat hun dat recht wordt
onthoudenwant nu reeds bij het nemen van eene proef, die
nog wel genomen wordt om te trachten hunne wenschen te
vervullen, wordt hunne partij opgenomen, alsof zij zoo onbillijk
worden behandeld. De heer Bosch is er bovendien zelf tegen,
dat door de slagers misbruik zou worden gemaakt van de
bepaling van de verordening, door aan elkander te verkoopen
en op die wijze groote partijen te maken. Wie moet nu
anders uitmaken, wat tot eene partij behoort Deze bevoegd
heid moet natuurlijk blijven bij den ambtenaar, door de Ge
meente aangesteld. De heer Bosch erkent dus, dat dit niet
aan de slagers kan overgelaten worden. Dan heeft de heer
Bosch als maatstaf van hetgeen als eene partij moet beschouwd
worden gezegd, dat dit is, of meerdere partijen bij elkander
kunnen gevoegd worden met het oog op den inhoud van den
ketel. De maatstaf is echter niet, of de ketel meer of minder
gevuld is, maar of het vet is van verschillende koeien of
van verschillende slagers. Alle klachten worden onderzocht
en dat zal veel vergemakkelijkt worden, wanneer de feiten,
behoorlijk omschreven, worden ter kennis gebracht.
De heer Boscu. Ik heb in de secties namen willen noemen,
maar men heeft er mij niet naar gevraagd.
De Voorzitter. Een enkel woord slechts als antwoord op
het verzoek van den heer Bosch aan Burg. en Weth.. om de
Verordening in dien geest te wijzigen, dat kleine stukken
vleesch zouden kunnen worden ingevoerd van buiten zonder
de noodige controle. Dit punt zal bij Burg. en Weth. wel
ter sprake komen, maar ik wil volstrekt niet zeggen, dat de
zaak in den geest van den heer Bosch zal worden overwogen
want, zooals ik reeds gezegd heb, de zorg voor de openbare
gezondheid en men heeft hier niet alleen te doen met
tuberculose, maar ook met andere ziekten bij het vee is
een te gewichtige zaak, dan dat men de daarvoor gestelde
regeling zou mogen wijzigen, alleen ten behoeve van zeer
buitengewone gevallen.
De heer Bosch heeft gezegd, dat in gewone zomers invoer
van vleesch van buiten ook noodig is. Die grief is echter zóo
nooit ter sprake gekomen. Het is alleen gebleken, dat in de
buitengewone gevallen van de lustrumfeesten en van het be
zoek der Koninginde stad niet genoeg vleesch kon leveren.
Het belang der openbare gezondheid moet hier echter zeer
zwaar wegen en niet zonder volstrekte noodzakelijkheid leiden
tot eene beslissing in den geest van den heer Bosch.
De heer Bosch. M. d. V. Ik zou tegenover hetgeen U meer
zakelijk opmerkt, en omdat het onderzoek nog moet plaats
hebben, dit nog willen stellen. Juist omdat ik het belang van
de openbare volksgezondheid zoo hoog acht en het tot de
taak van de Overheid reken, om daarvoor zooveel mogelijk
te waken, betreur ik het, dat nu het kleine vleesch wordt
ingevoerd geheel zonder controle, en zou ik de Verordening
zoo willen gewijzigd zien, dat ook die invoer aan controle en
toezicht werd onderworpen.
De Voorzitter. Wij zullen dit punt in overweging nemen
maar ik geloof, dat een wijziging der verordening in dien
geest in strijd is met het belang der openbare gezondheid.
De heer Van Gruting. Ik kan thans reeds verklaren, dat
de opmerking van den Voorzitter volkomen juist is. Nooit
kan een directeur van een slachthuis of een verordening toe
staan, dat op dergelijke wijze vleesch wordt ingevoerd.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnr. 24 zonder
hoofdelijke stemming aangenomeneveneens volgnr. 25.
De Voorzitter. Volgnr. 26 wordt verhoogd met f 166.
wegens hoogere opbrengst van schoolgelden op de Hoogere
Burgerschool voor jongens.
De volgnrs. 26 tot en met 36 worden achtereenvolgens zon
der beraadslaging en zonden hoofdelijke stemming aange
nomen.
De Voorzitter. Volgnr. 37 wordt voorloopig aangehouden.
Volgnr. 38 wordt met f 250.— verhoogd wegens hoogere
raming van de opbrengst der hondenbelasting.
De volgnrs. 38 en 39 worden achtereenvolgens zonder be
raadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter. Volgnr. 40 wordt met f 414.verhoogd
wegens toeneming der bevolking na 1 Juli.
De volgnrs. 40 tot en met 45 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
De Voorzitter. Volgnr. 46 wordt met 826.verlaagd
wegens verminderde bijdrage van het Rijk in de kosten van
het Gymnasium.
De volgnrs. 46 tot en met 63 worden achtereenvolgens zon
der beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
De Voorzitter. Het resultaat van de verschillende wijzi
gingen in de begrooting gebracht, is, dat de Ontvangsten
eene verhooging hebben ondergaan van f 644.— en de Uit
gaven eene van 1108.zoodat alsnog in eene uitgave van
464.— zal behooren te worden voorzien. Wij stellen voor dit af
te nemen van den post voor onvoorzien, die dus uitgetrokken
wordt op ƒ11,170.Volgens de memorie van antwoord moest
hij worden uitgetrokken op f 10296.— Doch omdat er nu
enkele posten zijn vervallen o. a. die voor de arbeidsbeurs, en
de schoolartsen, kan het oorspronkelijke bedrag van/II634,
worden gehandhaafd, waarvan dan nu alleen moet worden
afgetrokken het bedrag van 464.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt
dienovereenkomstig besloten.
Volgnummer 37: Plaatselijke Directe belasting, 289226.
wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Volgnummer 206: Onvoorziene uitgaven ƒ11170.wordt
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De begrooting van uitgaven in haar geheel ten bedrage
van f 1.647.255.— en de begrooting van inkomsten in haar ge
heel ten bedrage van ƒ1.647.255.worden achtereenvolgens
zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De begrooting in haar geheel wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Wij zijn thans genaderd tot
punt 12 der agenda. Ik wensch aan het oordeel van de heeren
deze zaak te onderwerpen: tot mijn spijt en zeker ook tot
die van de vergadering, kan de heer Aalberse heden avond
niet tegenwoordig zijn, maar morgen is hij in staat ter ver
gadering te komen; de heer Aalberse heeft zich gedurende
jaren zeer voor het vraagstuk der arbeidsbeurzen geinteres-
seerd en hij zou dan ook zeer ongaarne bij de behandeling van
dit voorstel ontbreken. Indien derhalve de vergadering kan
goedvinden, heden de punten 13 en 14 van de agenda af te
doen, ten einde ons morgen aan het voorstel tot instelling
eener arbeidsbeurs te wijden, dan zou daardoor aan den
wensch van den heer Aalberse worden tegemoet gekomen,
terwijl de volledige behandeling van dit punt er zeker niet
door zou lijden.
De heer Van der Lip. M. d. V. Zou er bezwaar tegen
bestaan, dit onderwerp nog een vergadering aan te houden?
Is er dan zoo'n haast bij de behandeling van het voorstel
betreffende de arbeidsbeurs? Het is mij niet mogelijk en
dit is ook met andere leden het geval morgen de verga
dering bij te wonen en het zou ook mij spijten, indien dit
onderwerp van avond buiten tegenwoordigheid van den heer
Aalberse behandeld werd.