160 DONDERDAG 26 OCTOBER 1005. dit het minst wilden, toch moesten smokkelen. Het doet mij dus groot genoegen, dat Burg. en Weth. ten slotte geëindigd zijn met te beloven, dat zij deze zaak nader zullen overwegen, want zoo de Verordening op een punt moet gewijzigd worden, dan is het wel op dit punt, dat toch de gelegenheid doet zoeken om vleesch in te voeren zonder eenigen keur, zoodat wij niet eens weten, of het afkomstig is van vee aan tuber culose of aan eene andere ziekte lijdende, en waardoor ons ook nog het keurloon ontgaat. Ik zal het hierbij laten. Alleen nog deze opmerking, dat wanneer ik deze zaken noem, die ik vastelijk gelooven mag waar te zijn, waar zij op voor mij aannemelijke gronden berustenik nimmer daarmede de bedoeling heb gehad, om te kwetsen, evenmin als Burg. en Weth. met de loftuiting aan den Directeur van het Openbaar Slachthuisde bedoeling zullen hebben gehad met wat zij achten de waarheid te zijn te vleien; ik heb evenmin de bedoeling gehad te kwetsen, toen ik de zaak, die in mijn oog waarheid is, noemde eene afkeurenswaardige zaak. De heer Korevaar. M. d. V. In het algemeen geloof ik, dat de heer Bosch zich beklaagt over de wijze, waarop zijne opmerkingen over het Slachthuis zijn opgenomen. Ik heb den indruk gekregen, dat daarvoor allerminst reden bestaat, en dat ten deze den heer Bosch niet dadelijk in alles is tegemoet gekomen, hangt eigenlijk af van de appreciatie der feiten. Men begint met aanmerkingen te maken op de weegloonen, dat die onbillijk worden geheven ten opzichte van een klein deel der slagers. De heer Bosch heeft nu al dadelijk erkend, daarover zijn wij het dus eens, dat het hier geldt eene proef. De heer Bosch schijnt echter over het hoofd te zien, dat men hij het nemen van eene proef niet begint met eerst de Veror dening te wijzigen, maar dat men eerst de proef neemt, om daaruit af te leiden of de maatregel goed werkt. Is dit zoo, dan wordt de omslachtige procedure van verandering dei- Verordening ter hand genomen. Hieruit volgt weer dat men bij het nemen van proeven onwettige dingen kan doen, die volkomen te rechtvaardigen zijn. Dat is niet alleen met verordeningen, maar ook met wetten het geval. Nu spreekt het van zelf, dat men tijdens het nemen van zulk een proef, voorzichtig moet zijn met het vellen van een oordeel en m. i. is het oordeel van den heer Bosch dan ook voorbarig te noemen. Burg. en Weth. hebben in overleg met de Commissie van bijstand voor het slachthuis besloten, aan een klacht van enkele slagers, dat het tarief voor het wegen te hoog was, tegemoet te komen. Alvorens daarvoor een wijziging der verordening ter hand te nemen, werd het raadzaam geacht een proef te nemen met een verlaagd tarief. Men behoort bij het nemen van een proef eenige vrijheid te hebben en niet aan vaste regels gebonden te zijn. Nu is van de Commissie, die deze proefneming heeft geleid, niemand hier aanwezig, dus moet ik mij behelpen met vermoedens, maar ik kan mij volkomen indenken in den gedachtengang van de Commissie van bijstand voor het slachthuis over de wijze, waarop zij deze proef aanvankelijk heeft genomen. Wat is het geval? De kleine slagers maken voor 25 cent per koe gebruik van het weegtoestel. Het was echter opge vallen, dat de groote slagers er zich niet van bedienden en wanneer men naar de reden daarvan vroeg, kreeg men ten antwoord, dat het tarief te hoog was. Er werd dus geklaagd door hen, die dikwijls geslacht vee moeten doen wegen en het lag dus voor de hand dat een proef werd genomen, die tegemoetkoming aan de klacht van de groote slagers beoogde. Die bonboekjes zijn ingevoerd teneinde de proef té beper ken tot de veelvuldige gebruikers van het slachthuis. Wil men een juist oordeel kunnen vellen, dan zal men de resultaten van de proef voor zich moeten zien. Burg. en Weth. zijn het advies van de Commissie van bijstand voor het slachthuis, welke nog bezig is de proel te nemen, wachtende. Zijn de resultaten bekend, dan zal wellicht een nader voor stel aan den raad worden gedaan. Voorloopig is er echter nog niets met zekerheid te zeggen, maar van onbillijkheid kan geen sprake zijn, omdat het van zelf spreekt, dat men een proef heelt genomen ter bevrediging van hen, van wie de klacht was uitgegaan. In de tweede plaats zou met betrekking tot het steriliseeren van vet een groote onbillijkheid zijn begaan. Men heeft hier te doen met een eigenaardig onderdeel van het bedrijf. Het tarief kan onmogelijk per kilo worden bepaald, aangezien de onkosten voor een groote partij bijna gelijk zijn aan die voor een kleine partij. Een tarief per kilo zou derhalve voor een kleine partij veel te hoog en voor een groote veel te laag zijn. Men heeft zich daarom moeten behelpen met het maken van groepen of partijen van 150200, van 100—150 K G. enz. Nu is voor die grootste groep, van 150200 K.G, de prijs per K.G. zeer gering, omdat de kosten, welke voor het steriliseeren van een partij vet moeten worden gemaakt, bijna stabiel zijn. Dientengevolge is er een streven van de slagers zal ik niet meer zeggen, want de heer Bosch schijnt er aanstoot aan te nemen, dat dit woord door Burg. en Weth. is gebruikt. Ik zal dan zeggen: de wederpartij of tegenpartij. Daarbij is het streven de partij zoo groot mogelijk te doen zijn. Aan die tegenpartij mag dit niet overgelaten worden, want die heeft daar belang bij en zij zoude dus rechter zijn in eigen zaak. De beslissing moet dus blijven bij de ambtenaren dooi de Gemeente aangesteld, niet bij de belanghebbende partijen. Zooals ik zooeven reeds zeide zijn de kosten bij kleine hoe veelheden zeer hoog; men moet ongeveer dezelfde uitgaven doen voor het steriliseeren van eene kleine als van eene groote partij. Nu hebben wij de kleinste groep of partij zoo klein mogelijk gemaakt, om zoo mogelijk alle bezwaren weg te nemen. Er is eene marge van 1 tot 25 kilo en daarvoor moet altijd f 1.betaald worden; anders worden de onkosten niet gedekt. Wanneer men nu komt met een partij van 24 kilo, dan is het erg goedkoop, maar komt men met een partij van 1 of 2 kilo, dan is het weer erg duur. Nu zit de onregelmatigheid hierin, dat er waren drie partijen waarvan twee van eene aanzienlijke hoeveelheid. De andere was zoo klein, dat zij slechts eene waarde van 1.50 a 2— kon bekomen, wanneer de man had betaald 1.aan steriliseer- loon. En toen heeft de Directeur de drie partijen tot twee bijeengevoegd en dat is nu het geval, waarbij de Directeur het »voor twee gulden heeft gedaan". Nu weet ik wel, dat de vraag of een wapen meer of minder gevaarlijk is afhangt van de hand, die het hanteert, maar van onzen Directeur van het Slachthuis, wien in de meeste gevallen verweten wordt, dat hij te streng en te consciëntieus is, mag niet gezegd worden, dat in zijn hand dat wapen gevaarlijk is. Ik geloof niet, dat hij zooveel misdaan heeft. De heer Bosch stoot zich aan het woord slagers, maar het is hier niet de quaestie, of het is een slager of een lid van den Raad, maar de quaestie is, of de eene partij is de belang hebbende partij. Wat nu betreft de invoer van vleesch, dat is als alle zaken moeielijk te regelen in buitengewone gevallen. Ik ben indertijd nogal veel bij branden geweest; dat zijn alle buitengewone gevallen, waarvoor onmogelijk vaste regelen voor de blusschingswijze kunnen worden gesteld. Zoo heeft men hier het geval gehad met de lustrumfeesten en het be zoek van de Koningin, waardoor een buitengewoon druk be zoek aan de stad ten deel viel en er dus veel vleesch noodig was. Nu gaat het niet aan om te eischen, dat voor dergelijke gevallen eene regeling gemaakt wordt, die den geheelen toe stand beheerscht, noch ook er eene grief van te maken, dat in zulke buitengewone gevallen niet alles heeft geloopen, zooals het loopen moest. Wanneer de heer Bosch zulke hooge eischen stelt, dan kan geene enkele inrichting daaraan voldoen. Ik geloof ook, dat de klachten van den heer Bosch zeer over dreven zijn. Alles wordt gedaan om tegemoet te komen aan billijke eischen, bij geuite wenschen wordt onmiddellijk door proeven de mogelijkheid van vervulling onderzocht, maar men moet den wil hebben, om de geheele bedoeling een weinig te apprecieeren en niet alles van den kwaden kant te bekijken. De heer Bosch. M. d. V. Terwille van den tijd zal ik veel laten rusten, wat door den heer Korevaar is gezegd. Er zijn evenwel een paar zaken, waarop ik nog even moet terugkomen. Dat mijne veroordeeling van de genomen proef voorbarig zou zijn, het is mogelijk, ik weet het niet. Ik wist niet, dat het nog zoo kort was geleden, dat de proef was genomen, maar waar het mij reeds 4 a 5 maanden geleden bekend was, dat die maatregel werd toegepast, dacht ik, dat er toch wel eenig resultaat was, waarop kon gewezen worden. Ik heb geen bezwaar tegen het nemen van die proef, want ik juich elke poging om tot een verlaging van de weeg loonen te geraken van harte toe, aangezien daardoor een hoogere opbrengst van de schaal zal worden verkregen. Mijn hoofdbezwaar is, dat die proef Zóó wordt genomen, dat niet iedereen daarvan kan profiteeren en dat degenen, die het hardst over de hooge weegloonen hebben geklaagd, ofschoon zij een verlaging het minst noodig hadden, in de gelegenheid worden gesteld van het goedkoopere tarief ge bruik te maken, terwijl de anderen, die ondanks den hoogen prijs toch van de weegschaal gebruik maken, omdat zij slechts één of twee keeren per week vee behoeven te laten wegen, daarvan verstoken blijven. Ik heb zelf van die )>minimum-lijders" in hun vak gesproken, die mij verklaar den van dit goedkoopere tarief niet te kunnen profiteeren omdat zij niet in staat zijn een bonboekje te koopen. Dit bezwaar is door den heer Korevaar niet ondervangen. De heer Korevaar wees er verder op, dat het steriliseeren van vet bij groote hoeveelheden zooveel goedkooper is dan bij kleine partijen. Ik zal dat niet tegenspreken, maar bet eigenaardige is, dat het vet zelden bij die groote hoeveel heden voorkomt. Ik heb er niet over geklaagd, dat de prijs per 25 K.G. f l bedraagt, maar ik heb het afgekeurd, dat men een slager, die drie koeien kort na elkander slachtte,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1905 | | pagina 18